Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 260321 Schending zorgplicht bank; Hof heeft csqn-verband vastgesteld tussen verlies van kans en normschending

HR 260321 Schending zorgplicht bank; Hof heeft csqn-verband vastgesteld tussen verlies van kans en normschending

zie ook https://www.vast-online.nl/art/3975/leer-van-de-kansschade-de-hoge-raad-biedt-nog-weinig-houvast-over-toepassing-en-criteria

en: https://cassatieblog.nl/aansprakelijkheid-en-schadevergoeding/kansschade-kan-ook-worden-toegewezen-als-de-mogelijkheid-op-een-beter-resultaat-afhankelijk-was-van-het-eigen-gedrag-van-de-benadeelde/

4
Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof in rov. 10.4 blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen (i) dat het onzeker blijft of ISG anders zou hebben gehandeld als de bank haar in neutrale bewoordingen had medegedeeld dat zij de rekeningen had opgeheven, (ii) dat de kans dat ISG niet anders zou hebben gehandeld wordt ingeschat op 75% en (iii) dat de bank daarom 25% van de schade voor haar rekening moet nemen. Volgens het onderdeel is met dit oordeel gegeven dat het vereiste condicio-sine-qua-non-verband ontbreekt, aangezien de kans dat ISG anders zou hebben gehandeld kleiner is dan 50% en zelfs aanmerkelijk kleiner dan de kans dat ISG precies hetzelfde zou hebben gehandeld.

Voor zover het hof het leerstuk van de kansschade heeft toegepast, heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omdat daarvoor vereist is dat condicio-sine-qua-nonverband bestaat met de schade c.q. het verlies van een kans. Het hof heeft echter niet een dergelijk condicio-sine-qua-non-verband vastgesteld alvorens een kansinschatting te hanteren bij zijn schadebegroting en het heeft evenmin vastgesteld dat aan ISG door de normschending een kans is ontnomen. Bovendien is de toepassing van het leerstuk van de kansschade beperkt tot gevallen waarbij de (verwerkelijking van de) kans onafhankelijk is van (het gedrag van) partijen.

Indien het hof het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid heeft toegepast, heeft het eveneens blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

4.2
Anders dan het onderdeel betoogt, heeft het hof niet in het midden gelaten of condicio-sine-qua-non-verband bestaat tussen de schade en de schending van de zorgplicht door de bank. Weliswaar heeft het hof in rov. 10.4, eerste volzin, overwogen dat onzeker blijft of ISG anders zou hebben gehandeld, maar vervolgens heeft het in die rechtsoverweging, na bespreking van een aantal door partijen aangevoerde omstandigheden, geoordeeld dat deze omstandigheden onvoldoende zijn voor de conclusie dat ISG niet anders zou hebben gehandeld na een melding door de bank. Daarop heeft het hof de kans dat ISG door de mededeling van de bank niet anders zou hebben gehandeld, op 75% geschat. In dit oordeel ligt besloten dat het hof de kans dat ISG door de mededeling van de bank wél anders zou hebben gehandeld, op 25% heeft geschat en dat die kans voor ISG door het nalaten van deze mededeling verloren is gegaan. Aldus heeft het hof toepassing gegeven aan het leerstuk van de kansschade en heeft het hof condicio-sine-qua-non-verband vastgesteld tussen het verlies van die kans en de onderhavige normschending. Voor zover de klachten uitgaan van een andere lezing van het oordeel van het hof, missen zij feitelijke grondslag.

De leer van de kansschade is geëigend om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming of onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de kans op een betere uitkomst zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd.2 Anders dan het onderdeel bepleit, is het ook mogelijk kansschade vast te stellen in een geval waarin van het gedrag van de benadeelde partij afhankelijk was geweest of de kans op een beter resultaat zich zou hebben verwezenlijkt in de hypothetische situatie waarin de aansprakelijke partij haar die kans niet zou hebben onthouden.

Het oordeel van het hof is in overeenstemming met het voorgaande. De klachten van het onderdeel falen dus. ECLI:NL:HR:2021:461