Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 220715 vordering BGK € 161.104 met 579 uur bestudering dossier en jurisprudentie drastisch gematigd; toegewezen € 50.456,00

Rb Midden-NL 220715 beoordeling na rekenkundige rapportage; rb ziet geen reden om af te wijken van gebruikelijke rekenrente van 3%;
- niet onredelijk ihkv onderhandelingen eenzijdig een schadeberekening te laten maken, ook al bestond er geen overeenstemming over uitgangspunten;
- kosten medisch deskundige afgewezen; had moeten trachten tot gezamenlijke expertise te komen, of anders voorlopig deskundigenbericht 
- vordering BGK € 161.104 met 579 uur bestudering dossier en jurisprudentie drastisch gematigd; toegewezen € 50.456,00

De kosten van rechtsbijstand

2.17.
[eiseres] vordert als kosten van rechtsbijstand over de periode tot 2008 een bedrag van € 43.444,16. Voor de periode vanaf 2008 tot heden verzoekt zij de rechtbank deze kosten te begroten uitgaande van 444 uren tegen een uurtarief van gemiddeld € 265,00, dus een bedrag van ongeveer € 117.660,00. De totale vordering van de kosten van rechtsbijstand bedraagt dus ongeveer € 161.104,00.

2.18.
ASR heeft de gevorderde kosten gemotiveerd betwist. Volgens ASR is de tijdsbesteding exorbitant. Zij heeft diverse voorbeelden gegeven van kosten waarvan volgens haar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat ASR die voor haar rekening neemt.

2.19.
De rechtbank is van oordeel dat de tijdsbesteding de redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW niet kan doorstaan. Bij dit oordeel is het volgende in aanmerking genomen. Uit de overgelegde specificaties van de tijdsbesteding van de advocaat van [eiseres] blijkt dat gedurende de gehele looptijd van de behandeling van de zaak met grote regelmaat zeer veel tijd is besteed aan “bestudering van het dossier” en “bestudering van jurisprudentie” soms ook verantwoord als “diverse werkzaamheden”. Uit de overgelegde urenstaten vanaf 19 november 2007 blijkt dat het gaat om 348 uren, bijna 80% van de opgevoerde tijdsbesteding. Over de periode tot 19 november 2007 kan de rechtbank dit niet meer nagaan, omdat bij de overgelegde specificaties een tijdsopgave ontbreekt. De rechtbank heeft echter geen aanleiding om te veronderstellen dat dit, gezien de tekstuele specificaties achter de declaraties, significant anders is geweest. [eiseres] heeft geen urenspecificatie over de eerste tijd van behandeling van haar zaak in het geding gebracht, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de hierboven genoemde becijfering niet zou kloppen. Dit had wel op haar weg gelegen, nu zij wist dat ASR grote reserves had ten aanzien van deze post. De rechtbank ziet geen aanleiding om haar in staat te stellen alsnog een verdere specificatie in het geding te brengen.

2.20.
Op grond van de hoogte van de totale declaraties tot 19 november 2007 (€ 43,444,16), het (volgens haar advocaat) in die periode gehanteerde uurtarief (€ 255,00), de toepasselijke BTW en de kantoorkosten (6%) schat de rechtbank dat de tijdsbesteding circa 135 uren is geweest, waarvan de rechtbank eveneens schat dat daarvan circa 100 uren aan studietijd c.a. is berekend. Daarmee komt het totaal aan studietijd c.a. op ongeveer 448 uren tegen een totale tijdsbesteding van (135 + 444 =) 579 uren. De inhoud van het dossier is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtvaardiging voor zo’n grote hoeveelheid studietijd.

2.21.
Opgemerkt wordt dat onderhavige zaak een gemiddelde letselschade zaak betreft, waarbij ASR de aansprakelijkheid heeft erkend en het breekpunt in de onderhandelingen tussen partijen werd gevormd door de vraag naar het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [eiseres] en de daaruit voortvloeiende schade. De looptijd van de zaak is weliswaar lang, maar het gaat hier niet om een zodanig gecompliceerd geschil dat dit - steeds opnieuw - onderzoek door een rechtshulpverlener vereist. Daarbij komt dat de advocaat van [eiseres] gelet op het gehanteerde tarief van een specialist, geacht mag worden voldoende parate kennis te hebben van (de jurisprudentie op het gebied van) letselschade en in staat is de knelpunten in het dossier snel te kunnen doorgronden.

2.22.
Hoewel het begrijpelijk is dat [eiseres] in haar situatie als alleenstaande met een financiële terugval als gevolg van het ongeval, meer zorg en aandacht vergt van een rechtshulpverlener dan een gemiddeld slachtoffer met een sociaal netwerk, rechtvaardigt dit niet de bovenmatige urenbesteding als in dit geval aan de orde is. Over het door in dit verband door [eiseres] genoemde voorbeeld overweegt de rechtbank de kosten van een advocaat die zijn gemaakt voor het “inpraten van oude vrienden” van [eiseres] om hen in staat te stellen een bijdrage aan de besluitvorming te kunnen, niet als redelijk gemaakte kosten kunnen worden aangemerkt. Zoals hiervoor in 2.16 is geoordeeld was het inschakelen van de deskundige [bedrijf 3] in de gegeven omstandigheden niet redelijk. De met deze inschakeling gemoeide advocaatkosten zijn daarom evenmin in redelijkheid gemaakt. Verder is de rechtbank met ASR van oordeel dat de kosten voor de tijdsbesteding voor overleg met de ongevallenverzekeraar en de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] in redelijkheid niet voor rekening van ASR kunnen komen. Hetzelfde geldt voor de tijdsbesteding “in verband met mogelijke aansprakelijkheid mr. [naam] ” en tijdsbesteding aan “overleg met Delta Lloyd in verband met een pensioenregeling”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat ASR vanwege haar aansprakelijkheid voor het ongeval deze kosten moet dragen. Voorts is onduidelijk om welke reden [eiseres] , [bedrijf 4] heeft benaderd, nadat de gezamenlijke mediation was vastgelopen. De kosten voor overleg met [bedrijf 4] , zijn dus niet in redelijkheid gemaakt en komen niet voor vergoeding in aanmerking.

2.23.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde kosten voor rechtsbijstand drastisch te matigen. Van de (geschatte) hoeveelheid studietijd zal de rechtbank 85% in mindering brengen. Dat betekent dat het totale tijdsbeslag 200 uren is. (De rechtbank merkt op dat de hoeveelheid studietijd dan nog steeds ongeveer 35% van het totaal vormt. Ten aanzien van het gehanteerde uurtarief heeft ASR gesteld dat uit de website van het kantoor van de advocaat van [eiseres] blijkt dat hij een tarief hanteert van € 200,00. Hierop is [eiseres] niet specifiek ingegaan, maar heeft zij ermee volstaan de door haar advocaat (beweerdelijk) gehanteerde tarieven te noemen, zonder verdere onderbouwing en zonder enig stuk waaruit zou blijken dat dit het tarief is dat met haar zou zijn afgesproken. Dit brengt de rechtbank ertoe een tarief van € 200,00 per uur als uitgangspunt te nemen. Dit brengt het bedrag dat wegens buitengerechtelijke kosten door ASR verschuldigd is, naast de hiervóór besproken externe kosten op 200 x € 200,00 x 106% x 119% = € 50.456,00.

2.24.
De rechtbank ziet geen reden om over dit bedrag wettelijke rente toe te kennen, nu gesteld nog gebleken is dat [eiseres] enig bedrag al aan haar advocaat heeft voldaan en uit de toelichting in de akte van 14 mei 2014 blijkt dat op enig moment haar advocaat is gestopt met het sturen van declaraties.

slotsom
2.25.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ASR de volgende schadeposten aan [eiseres] moet vergoeden:

schade als gevolg van verlies aan verdiencapaciteit € 184.825,00
pensioenschade 56.502,00
fiscale schade 6.694,00
rente over het verlies aan verdiencapaciteit 53.044,00
medische kosten 11.500,00
kosten van de deskundigen 7.295,00
kosten voor rechtsbijstand 50.456,00
Totaal € 370.316,00
ASR heeft op deze schade de volgende voorschotten betaald:
17 maart 2004: € 2.500,00
7 juli 2004 11.500,00
9 augustus 2004 6.000,00
14 december 2009 5.000,00
22 februari 2010 5.000,00
20 september 2010 15.000,00
12 maart 2012 25.000,00
8 april 2014 50.000,00
Totaal € 130.000,00
2.26.
ASR dient dus nog aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 240.316,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten van de deskundigen ten bedrage van € 7.295,00, met ingang van de datum waarop [eiseres] deze betalingen volgens de facturen verschuldigd was. Over de medische kosten is ASR geen rente verschuldigd, nu zij deze kosten reeds op 17 juli 2014 heeft vergoed.

2.27.
Uit de wet volgt dat de door ASR betaalde voorschotten conform artikel 6:44 lid 1 BW in de eerste plaats in mindering strekken op de kosten, vervolgens in mindering op de verschenen rente en tenslotte in mindering op de hoofdsom. De rechtbank merkt overigens in dit verband op dat de buitengerechtelijke kosten geen kosten zijn zoals bedoeld in dit artikel. De rechtbank zal de toepassing van art. 6:44 BW in het dictum niet apart opnemen, omdat dit geen specifieke verplichting van ASR is, maar één die geldt voor iedere partij die veroordeeld wordt tot betaling van een geldsom.

2.28.
De rechtbank ziet in hetgeen ASR heeft aangevoerd onvoldoende grond om de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen. ECLI:NL:RBMNE:2015:5492