Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 261114 zaak niet zodanig bijzonder dat deze een hogere vergoeding voor BGK dan PIV-staffel rechtvaardigt

Rb Noord-Holland 261114 zaak niet zodanig bijzonder dat deze een hogere vergoeding voor BGK dan PIV-staffel rechtvaardigt;
- kosten gevorderd 12 x € 235,00 + 5% + 21%, totaal € 3.582,81; begroot en toegewezen 9 x € 200,00 + 5%, totaal 
€ 1.890,00

De uitgangspunten

2. 
Op 5 augustus 2013 is [Verzoekster], als bestuurder van haar auto, aangereden door een achter haar rijdende bestelbus. Hierdoor werd de auto van [Verzoekster] doorgedrukt op de voor haar rijdende ambulance. De bestuurder van de bestelbus is verzekerde van Delta Lloyd.

3.
[Verzoekster] heeft door het ongeval letsel opgelopen, waaronder hoofd-, rug- en nekletsel. Delta Lloyd heeft de kwestie in behandeling genomen en aansprakelijkheid erkend.

4. 
Partijen hebben overleg gevoerd over een minnelijke regeling van de door [Verzoekster] geleden en in de toekomst te lijden schade. Dit heeft geresulteerd in een uiterst voorstel van [Verzoekster] bij brief van haar gemachtigde d.d. 2 april 2014, inhoudende een door Delta Lloyd te betalen schadebedrag van € 9.000,00 (naast de al betaalde voorschotten van in totaal € 6.000,00), onder volledige vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Delta Lloyd heeft vervolgens een conceptvaststellingsovereenkomst opgesteld, waarin voor buitengerechtelijke kosten is opgenomen een bedrag van € 5.741,36. Bij brief van 10 april 2014 heeft mr. Bosch bezwaar gemaakt tegen dit bedrag, omdat dit lager is dan het door mr. Bosch gedeclareerde bedrag. Delta Lloyd heeft voor buitengerechtelijke kosten aan mr. Bosch betaald een bedrag van € 5.022,20.

5. 
Mr. Bosch heeft haar werkzaamheden in deze kwestie gedeclareerd tegen een uurtarief van € 235,00, vermeerderd met 5% kantoorkosten en 21% btw.

Het geschil

6. 
[Verzoekster] verzoekt de kantonrechter te beslissen dat Delta Lloyd een vergoeding betaalt van € 1.741,63 voor gemaakte buitengerechtelijke kosten. Dit bedrag bestaat uit declaraties van mr. Bosch met een totaalbedrag van € 5.628,46 en declaraties van de medisch adviseur met een totaalbedrag van 6 1.135,37, waarop in mindering strekt het al door Delta Lloyd betaalde bedrag van € 5.022,20. [Verzoekster] voert – kort weergegeven – het volgende aan. Het geschil tussen partijen ter zake de te vergoeden buitengerechtelijke kosten belemmert de afwikkeling van de door [Verzoekster] geleden schade. De kosten waarvan [Verzoekster] betaling vraagt zijn reëel en redelijk in de zin van artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Mr. Bosch is een gespecialiseerd, ervaren letselschadeadvocaat en aangesloten bij de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA) en de Vereniging Advocaten voor Slachtoffers Personenschade (ASP). Mede gelet daarop is het door mr. Bosch berekende uurtarief redelijk. Delta Lloyd heeft in eerdere zaken waarbij mr. Bosch betrokken was nooit een probleem gemaakt van haar tarief. Mr. Bosch heeft ongeveer 18 uur aan de zaak besteed, hetgeen gelet op de aard van de zaak redelijk is. De verhouding tot de omvang van de schade is niet relevant.

Verder verzoekt [Verzoekster] haar kosten van dit deelgeschil te begroten op € 3.582,81 en Delta Lloyd te veroordelen tot betaling daarvan.

7. 
Delta Lloyd verweert zich tegen het verzoek en voert – kort weergegeven – het volgende aan. [Verzoekster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het redelijk is om aanvullend op het door Delta Lloyd betaalde bedrag van € 5.022,20 nog € 1.741,63 te moeten betalen voor buitengerechtelijke kosten. Deze kosten staan niet in een redelijke verhouding tot de omvang van de geleden schade, de complexiteit van de zaak en de aard van de verrichte werkzaamheden. Delta Lloyd is bij bevoorschotting van de buitengerechtelijke kosten uitgegaan van een uurtarief van € 200,00 en 5% kantoorkosten. Er is geen reden om uit te gaan van een hoger tarief. De enkele specialisatie van mr. Bosch rechtvaardigt geen hoger tarief en [Verzoekster] geeft niet aan waarom deze zaak bijzondere kennis of specialisatie vereist. Van een specialist mag een efficiëntere werkwijze worden verwacht. Ook in vergelijking met de zogenoemde PIV (Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars)- staffel is het gevorderde bedrag te hoog. Volgens deze staffel zou [Verzoekster] recht hebben op € 4.628,00 voor buitengerechtelijke kosten. Hoewel mr. Bosch geen deelnemer is aan de PIV-Overeenkomst buitengerechtelijke kosten vormt de PIV-staffel wel een aanwijzing of van sprake is van redelijke kosten. Ten aanzien van de gevorderde kosten van dit deelgeschil geldt eveneens dat een uurtarief van € 200,00 redelijk is. Bovendien is 12 uur bovenmatig gelet op de beperkte omvang van het verzoek- en verweerschrift.

De beoordeling

8. 
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de buitengerechtelijke kosten waarop [Verzoekster] aanspraak maakt zijn aan te merken als redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. De beslissing die [Verzoekster] daarover vraagt kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de omvang van de door [Verzoekster] geleden en nog te lijden schade.

9.
Het geschil betreft in feite de declaraties van mr. Bosch over de periode voorafgaand aan deze deelgeschilprocedure. Vaststaat dat Delta Lloyd al deze declaraties heeft vergoed, met dien verstande dat Delta Lloyd het door mr. Bosch gerekende uurtarief heeft gematigd tot € 200,00 en 5% kantoorkosten. De dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW brengt mee dat het in de gegeven omstandigheden redelijk moet zijn dat rechtsbijstand is ingeroepen, en ook de omvang van de daarvoor gemaakte kosten moet redelijk zijn. Delta Lloyd betwist niet dat het op zichzelf redelijk is dat [Verzoekster] in deze kwestie kosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt. Ook de kantonrechter neemt dit tot uitgangspunt. Het verweer dat Delta Lloyd voert tegen omvang van de kosten slaagt en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.

10. 
[Verzoekster] betwist niet dat Delta Lloyd in deze kwestie zonder discussie aansprakelijkheid heeft erkend, dat over de medische gevolgen geen verschil van mening is ontstaan en de letselschade zonder veel discussie tussen partijen is vastgesteld op € 15.000,00. Daarnaast maakt [Verzoekster] aanspraak op een bedrag van € 6.763,83 voor buitengerechtelijke kosten, waarvan € 5.022,20 door Delta Lloyd is vergoed. Delta Lloyd voert aan dat de PIV-staffel buitengerechtelijke kosten in 60% van de letsel- en overlijdensschadezaken van toepassing is en tot een acceptabele uitkomst leidt. [Verzoekster] weerspreekt dit niet. Hoewel mr. Bosch niet direct aan deze PIV-staffel is gebonden ziet de kantonrechter in dit geval aanleiding om daarbij aan te sluiten. Gelet op de hoogte van de letselschadevergoeding en de betrekkelijk eenvoudige wijze waarop deze is afgewikkeld is de zaak niet zodanig bijzonder te achten dat deze een hogere vergoeding voor buitengerechtelijke kosten rechtvaardigt. De omstandigheid dat mr. Bosch eerder van Delta Lloyd haar uurtarief wel volledig vergoed kreeg doet daaraan niet af, omdat onvoldoende blijkt dat die vergoeding als een algemeen aanvaard tarief in letselschadezaken heeft te gelden. Niet is weersproken dat Delta Lloyd al meer heeft vergoed dan volgens de PIV- staffel verschuldigd zou zijn, zodat het verzoek wordt afgewezen.

11. 
Ook als een verzoek wordt afgewezen moet de kantonrechter op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelprocedure aan de zijde van degene die schade heeft geleden begroten. Daarbij worden alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking genomen. De kosten van de deelprocedure worden dus beschouwd als buitengerechtelijke kosten, zodat ook hier de dubbele redelijkheidstoets geldt. Niet in geschil is dat [Verzoekster] redelijkerwijs juridische bijstand mocht inroepen voor deze procedure, en ook de kantonrechter neemt dit tot uitgangspunt. [Verzoekster] maakt in dit verband aanspraak op (12 uur a € 235,00, vermeerderd met 5% kantoorkosten en 21% btw =) € 3.582,81 en Delta Lloyd maakt bezwaar tegen het gehanteerde uurtarief en urenaantal. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ziet de kantonrechter aanleiding het uurtarief te matigen tot € 200,00 en 5% kantoorkosten. Volgens de door mr. Bosch overgelegde gespecificeerde urendeclaratie heeft zij in de periode van 25 juni 2014 tot en met 26 september 2014 in totaal 10,75 uur besteed aan dit deelgeschil. [Verzoekster] vraagt om Delta Lloyd te veroordelen daarvan 7 uur te vergoeden. Het daartegen door Delta Lloyd gevoerde verweer is onvoldoende gemotiveerd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. Verder vraagt [Verzoekster] vergoeding van 5 uur voor werkzaamheden verband houdend met de zitting en daarna. Deze uren zijn niet nader gespecificeerd en komen de kantonrechter bovenmatig voor, gezien de feitelijke duur van de mondelinge behandeling en de omstandigheid dat deze zaak een qua omvang en complexiteit beperkt deelgeschil betreft. De kosten worden gelet op het voorgaande begroot op € 1.890,00 (9 uren x € 200,00, vermeerderd met 5% kantoorkosten).www.stichtingpiv.nl