Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 041120 vordering BGK doorstaat de dubbele redelijkheidstoets niet; geen noodzakelijke contactmomenten

RBDHA 041120 vordering BGK doorstaat de dubbele redelijkheidstoets niet; geen noodzakelijke contactmomenten

2
De feiten

2.1.
[eiser] is op 8 september 2015 betrokken geraakt bij een eenzijdig verkeersongeval. Bij dat ongeval heeft [eiser] lichamelijk en psychisch letsel opgelopen. Er is nog geen sprake van een eindtoestand.

2.2.
ASR heeft op 26 september 2016 de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, met het voorbehoud dat [eiser] ten minste 25% eigen schuld heeft indien zou blijken dat hij tijdens het ongeval geen gordel droeg.

2.3.
Op 10 augustus 2017 heeft [eiser] zich gewend tot mr. Emre. Voor die periode hebben opvolgend Flyct en daarna Randstad Personenschade de belangen van [eiser] behartigd.

2.4.
In totaal heeft mr. Emre aan buitengerechtelijke kosten bij ASR gedeclareerd een bedrag van € 14.499,28, verdeeld over 7 facturen in een periode van januari 2018 tot en met maart 2019. Daarvan heeft ASR in totaal tot een bedrag van € 8.000,00 vergoed.

2.5.
In totaal heeft ASR in het dossier [eiser] aan buitengerechtelijke kosten € 16.092,97 betaald. Bij wijze van voorschot onder algemene titel en voorschot op het smartengeld heeft ASR aan [eiser] een betaling verricht van € 38.000,00. Voorts heeft ASR aan [eiser] een aanvullend voorschot uitgekeerd van € 7.500,00.

3
Het geschil

3.1.
[eiser] heeft gevorderd om ASR bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van (verkort weergegeven):

een bedrag van € 6.499,28 aan buitengerechtelijke kosten;

een bedrag van € 699,96 aan buitengerechtelijke incassokosten;

de wettelijke rente en (na)kosten;

bij vermeerdering van eis: een aanvullend voorschot van € 15.000,00 onder algemene titel.

3.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering het volgende ten grondslag gelegd. ASR heeft de aansprakelijkheid erkend en is daarmee op grond van artikel 6:96 BW gehouden tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Er is sprake van ernstig letsel en er worden (medische) onderzoeken ter vaststelling van de schade uitgevoerd. Het dossier loopt al vier jaren en de afwikkeling ervan is nog niet in zicht. De schade van [eiser] zal hoog zijn. Dat de problematiek complex is blijkt ook uit het medisch advies van de medisch adviseur. Van excessief declareren of facturen is geen sprake. De door [eiser] geleden schade hoeft niet vast komen te staan om de buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Het bij eisvermeerdering gevorderde voorschot van € 15.000,00 zal worden aangewend voor het verlovingsfeest van [eiser] zodat hij zijn leven weer kan oppakken.

3.3.
ASR heeft tot afwijzing geconcludeerd en aangevoerd dat zij de gemachtigde van [eiser] voldoende redelijk heeft bevoorschot. Het overige doorstaat de dubbele redelijkheidstoets niet. Door (de gemachtigde van) [eiser] is beperkte informatie ter beschikking gesteld aan ASR. Er zijn 81 verrichtingen niet gespecificeerd. Daarnaast heeft [eiser] verzuimd een deel van het procesdossier over te leggen. Bovendien staat mr. Emre erom bekend hoge kosten in rekening te brengen bij zijn cliënten die via gerechtelijke procedures worden gepoogd vergoed te krijgen.De vordering van [eiser] dient al met al als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen. Subsidiair heeft ASR op grond van artikel 22 Rv verzocht [eiser] te bevelen het complete dossier over te leggen.

Ten aanzien van eisvermeerdering heeft ASR aangevoerd dat een verlovingsfeest geen ongevalsgerelateerde schade is, zodat op die grond niet aanvullend zal worden bevoorschot. Voor het overige is ASR van mening dat zij [eiser] voldoende heeft bevoorschot.

3.4.
Op de overige stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 6:96 BW komen buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking indien deze de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets doorstaan. De dubbele redelijkheidstoets houdt kortweg in dat zowel de verrichtingen als de omvang ervan redelijk dienen te zijn.

4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat ASR (de gemachtigde van) [eiser] , mr. Emre, adequaat heeft bevoorschot. Daartoe is het volgende redengevend.

4.3.
Tot dusver is de zaak van [eiser] juridisch niet complex, immers, ASR heeft de aansprakelijkheid en de feiten nimmer betwist. Dit betekent voorts dat de schade die in causaal verband staat met het ongeval ook voor vergoeding in aanmerking komt maar de discussie over de vraag welke schade ongevalgerelateerd is, moet nog worden gevoerd. Desgevraagd heeft de gemachtigde van [eiser] ter zitting nog verklaard dat er veel uren zijn besteed aan een poging een positieve wending te geven aan de studiecarrière van [eiser] , waarna het letselschadetraject, waaronder het medisch traject, is opgepakt.

4.4.
De gemachtigde van [eiser] raakte bij de zaak betrokken nadat ASR de aansprakelijkheid heeft erkend, zodat over die onderdelen van het letselschadetraject geen discussie hoefde te worden gevoerd door mr. Emre. Dat er desondanks enkele contactmomenten zijn geweest tussen mr. Emre en ASR alsmede tussen mr. Emre en [eiser] is verklaarbaar, maar dat voor deze post 14 uur wordt gedeclareerd niet houdbaar. Opgemerkt zij dat gemachtigden niet ongebreideld alle contactmomenten met hun cliënten kunnen declareren, maar slechts die als noodzakelijk kunnen worden gekwalificeerd. Waarom mr. Emre 35 contactmomenten heeft gehad met het bureau dat bij [eiser] de (studie)keuzetest zou afnemen is niet alleen onbegrijpelijk maar ook niet noodzakelijk gebleken.

4.5.
Daarnaast is de medische rapportage naar aanleiding van een reeds gehouden medisch onderzoek nog niet gereed, zodat ook over dat onderdeel nog geen uitgebreide (complexe) discussie kan hebben plaatsgevonden. Het declareren van uren in dit onderdeel van het letselschadetraject zijn daarmee prematuur. Dit betekent dat de redelijkheid van de verrichtingen van mr. Emre die verband houden met het medische traject in dit stadium niet op redelijkheid kunnen worden beoordeeld.

4.6.
In het licht van het voorgaande, blijkt dat buitenproportioneel veel uren zijn gemaakt zonder dat daarvoor een gefundeerde verklaring of rechtvaardiging is gegeven en deze noodzakelijk zijn gebleken. Daardoor doorstaat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet. Meegewogen wordt voorts dat aan de vorige belangenbehartigers van [eiser] reeds een bedrag aan buitengerechtelijke kosten is uitgekeerd. Daarmee is in totaal aan buitengerechtelijke kosten vergoed een bedrag van € 16.092, terwijl het letselschadetraject van [eiser] nog gaande is evenals de onderhandelingen, er aan smartengeld reeds een bedrag van € 38.000,00 is uitgekeerd, de (studie)keuzetest van [eiser] door ASR is vergoed, zoals ASR onbestreden heeft aangevoerd, en er door ASR een aanvullend voorschot is uitgekeerd van € 7.500,00 vanwege de door de Coronapandemie opgelopen vertraging in de voorgang van het medische traject.

4.7.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van (de gemachtigde van) [eiser] zal worden afgewezen. De vordering tot betaling van de daarmee samenhangende buitengerechtelijk incassokosten en de wettelijke rente treffen hetzelfde lot en zullen eveneens worden afgewezen.

4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ASR [eiser] in dit stadium van het letselschadetraject ook voor het overige adequaat bevoorschot. Zoals reeds is overwogen is € 38.000,00 aan smartengeld uitgekeerd en € 7.500,00 als aanvullend voorschot, terwijl de ongevalsgevolgen nog niet volledig in beeld zijn gebracht. Zowel de schadeposten als de schadeomvang dient nog te worden vastgesteld. Het is de kantonrechter verder niet gebleken is dat ASR zich in het traject een opstelling permitteert die kan worden gekwalificeerd als laakbaar waaraan de conclusie moet worden verbonden dat ASR de op haar rustende schadebeperkingsplicht heeft geschonden, zoals [eiser] meent. Ook het bij eisvermeerdering gevorderde bedrag van € 15.000,00 zal worden afgewezen.

4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum vermeld. ECLI:NL:RBDHA:2020:11629