Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 160316 geen letsel: Waarborgfonds tracht met gestolen auto veroorzaakte schade te verhalen; geen gebrekkige sleuteldiscipline

Rb Rotterdam 160316 geen letsel: Waarborgfonds tracht met gestolen auto veroorzaakte schade te verhalen; geen gebrekkige sleuteldiscipline

2 De feiten

2.1.
Op 25 september 2011 is ingebroken in de woning van [gedaagde] . Daarbij is een personenauto van het merk BMW gestolen (hierna: de BMW). Tevens zijn de sleutels van een aan [gedaagde] in eigendom toebehorende personenauto van het merk en type Mini Cooper met kenteken 32-NZ-SP (hierna: de Mini Cooper) ontvreemd.

2.2.
In de nacht van 6 op 7 oktober 2011 is ook de Mini Cooper, die op dat moment tegenover de woning van [gedaagde] geparkeerd stond, gestolen. Op 7 oktober 2011 is de Mini Cooper afgemeld bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De Mini Cooper was op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij London (Allianz). In opdracht van London heeft ITEB Schadeservices een rapport opgemaakt van de schade, in de vorm van een ‘Diefstal informatie formulier’.

2.3.
Op 22 januari 2012 was de Mini Cooper betrokken bij een eenzijdige aanrijding, waarbij de Mini de pui van een gebouw in Breda is binnengereden. Er was op het moment van het ongeval geen verzekering op grond van de WAM afgesloten voor de Mini Cooper. Namens de opstalverzekeraars van het bij de aanrijding beschadigde pand heeft Meeùs het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de aanrijding geleden schade. Op 1 februari 2014 heeft het Waarborgfonds de schade van € 42.491,73 op grond van artikel 25 lid 4 WAM aan Meeùs vergoed.

3 Het geschil

3.1.
Het Waarborgfonds vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] en Allianz tot betaling aan het Waarborgfonds van € 42.491,73, vermeerderd met rente en kosten.

3.2.
Het Waarborgfonds stelt dat [gedaagde] op grond van artikel 185 lid 1 Wegenverkeerswet (WVW) aansprakelijk is voor de met de Mini Cooper veroorzaakte schade. Hoewel [gedaagde] de auto niet zelf bestuurde, verwijt het Waarborgfonds haar dat zij onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de Mini Cooper onrechtmatig door een derde zou worden gebruikt, nu eerder bij de woninginbraak de sleutel hiervan was gestolen. Door deze gebrekkige sleuteldiscpline is er sprake van ‘doen of laten rijden’ in de zin van artikel 185 lid 2 WVW. Subsidiair beroept het Waarborgfonds zich op artikel 6:162 BW. Naar de mening van het Waarborgfonds is Allianz tevens aansprakelijk als WAM-verzekeraar van [gedaagde] .

3.3.
[gedaagde] en Allianz hebben afzonderlijk verweer gevoerd. Zij concluderen beide tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] heeft – kort weergeven – aangevoerd dat er geen sprake is van gebrekkige sleuteldiscipline, nu zij in afwachting van het vervangen van de sloten vanaf 26 september 2011 een stuurslot in de Mini Cooper heeft gebruikt. Zij stelt dat bovendien niet bekend is of de Mini Cooper wel gestolen is met behulp van de (eerder ontvreemde) originele sleutel.

3.4.
Allianz heeft primair aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is, omdat de schade zich heeft voorgedaan buiten de looptijd van de verzekering van [gedaagde] bij Allianz. Subsidiair voert ook Allianz aan dat er geen sprake is van gebrekkige sleuteldiscipline van [gedaagde] . Meer subsidiair stelt Allianz zich op het standpunt dat, indien zou worden geoordeeld dat [gedaagde] schadeplichtig is jegens het Waarborgfonds, Allianz op grond van de polis niet tot uitkering is gehouden.

3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] en/of Allianz aansprakelijk zijn voor de met de Mini Cooper op 22 januari 2012 veroorzaakte schade.

4.2.
Uit artikel 185 lid 1 WVW volgt dat de eigenaar van de Mini Cooper aansprakelijk is voor met dit motorvoertuig aan derden toegebrachte schade. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op 22 januari 2012 nog eigenaar was van de Mini Cooper. Zij is daardoor in beginsel op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk, tenzij aannemelijk is dat het ongeval te wijten is aan overmacht.

4.3.
Het staat vast dat de Mini Cooper op 22 januari 2012 niet door [gedaagde] werd bestuurd. Volgens [gedaagde] kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die maanden later met haar gestolen auto is veroorzaakt. De rechtbank vat dit verweer op als een beroep op overmacht. Volgens het Waarborgfonds is [gedaagde] wel aansprakelijk voor de veroorzaakte schade, nu er als gevolg van haar gebrekkige sleuteldiscipline sprake is van een ‘doen of laten rijden’ als bedoeld in artikel 185 lid 2 WVW. De gebrekkige sleuteldiscipline bestaat er volgens het Waarborgfonds uit dat [gedaagde] heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat de Mini Cooper, nadat hiervan bij de woninginbraak reeds een sleutel was ontvreemd, zou worden gestolen. Volgens [gedaagde] was het gebruik van een stuurslot een afdoende maatregel.

4.4.
Allereerst moet worden opgemerkt dat in rechte niet vast is komen te staan dat de Mini Cooper daadwerkelijk is gestolen met behulp van de bij de woninginbraak buitgemaakte sleutel. Indien de diefstal niet heeft plaatsgevonden met gebruik van de originele sleutel, bestaat er geen causaal verband tussen de gestelde gebrekkige sleuteldiscipline en de diefstal van de Mini Cooper (en met de later met deze auto veroorzaakte schade). [gedaagde] is in dat geval dan ook niet aansprakelijk. Voor het geval de Mini Cooper wel met behulp van de originele sleutel zou zijn ontvreemd, wordt als volgt overwogen.

4.5.
Er is sprake van een ‘doen of laten rijden’ in de zin van artikel 185 lid 2 WVW indien de eigenaar door zorgeloosheid aan een ander de gelegenheid tot rijden heeft gegeven. De beoordeling daarvan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (zie ECLI:NL:HR:1992:ZC0491). In het algemeen dient als uitgangspunt te worden genomen dat het in geval van diefstal van autosleutels aan te bevelen is de sloten van de betreffende auto te vervangen. Dat geldt zeker in het onderhavige geval, nu eerder de BMW van (de partner van) [gedaagde] al was gestolen en de bij de buitgemaakte sleutel behorende Mini Cooper door de dief relatief eenvoudig zou kunnen worden gevonden. [gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat zij nieuwe sloten voor de Mini Cooper had besteld, maar dat deze gelet op de levertijd daarvan nog konden worden vervangen. Deze stelling is door het Waarborgfonds niet betwist, waardoor in het vervolg van de juistheid hiervan zal worden uitgegaan. Verder heeft [gedaagde] gesteld dat zij in de periode tussen de woninginbraak en de diefstal van de Mini Cooper steeds een stuurslot heeft gebruikt. Hiervan is melding gemaakt op het Diefstal informatie formulier van ITEB.

4.6.
Door het Waarborgfonds is niet betwist dat [gedaagde] in de nacht van 6 op 7 oktober 2011 een stuurslot heeft gebruikt in de Mini Cooper. Zij heeft evenmin betwist dat het gebruik van een stuurslot in beginsel een toereikende maatregel was gedurende de periode dat de nieuwe sloten van de Mini Cooper nog niet beschikbaar waren. Het Waarborgfonds heeft tijdens de comparitie in dit verband slechts naar voren gebracht dat, nu er volgens haar een groot verschil in kwaliteit bestaat tussen verschillende stuursloten, zij nadere informatie wenst te ontvangen over het door [gedaagde] gebruikte stuurslot, overigens zonder dat zij daarbij uitdrukkelijk heeft weersproken dat het ter zitting door [gedaagde] omschreven stuurslot deugdelijk was. Het Waarborgfonds heeft daarbij opgemerkt dat zij van Allianz overlegging van haar interne rapporten kan vorderen, teneinde meer informatie over het gebruikte stuurslot te vergaren. Zij is echter niet daadwerkelijk tot het instellen van een dergelijke vordering overgegaan.

4.7.
Het Waarborgfonds dient haar stelling dat sprake is van gebrekkige sleuteldiscipline van [gedaagde] , gelet op het gemotiveerde verweer hiertegen, concreet te onderbouwen. De stelling dat het door [gedaagde] gebruikte stuurslot mogelijkerwijs niet zou hebben voldaan aan de eisen die Waarborgfonds daaraan kennelijk stelt, zonder enige toelichting te geven op de inhoud van deze eisen, is daartoe niet voldoende. Dat het Waarborgfonds niet eerder dan door de conclusie van antwoord bekend is geraakt met het verweer dat er een stuurslot was gebruikt, doet daar niet aan af. Het Waarborgfonds heeft immers zelf nagelaten [gedaagde] voorafgaand aan deze procedure te benaderen. Voorts is niet duidelijk geworden in hoeverre zij Allianz in het buitengerechtelijke traject om informatie hieromtrent heeft verzocht. Indien Allianz daadwerkelijk heeft geweigerd om door het Waarborgfonds benodigde informatie te verstrekken, had zij reeds bij dagvaarding of desnoods direct na kennisname van de conclusie van antwoord een vordering op grond van artikel 843a Rv kunnen instellen. Dit heeft zij echter nagelaten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding gelegenheid te bieden voor nader onderzoek naar de feiten.

4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de stelling van het Waarborgfonds dat sprake is van gebrekkige sleuteldiscipline van [gedaagde] onvoldoende is onderbouwd. Er is derhalve ook geen sprake van ‘doen of laten rijden’ in de zin van artikel 185 lid 2 WVW. Nu de schade is veroorzaakt door een derde die zonder toestemming van [gedaagde] van het motorrijtuig gebruik heeft gemaakt, terwijl [gedaagde] alle redelijkerwijs te nemen voorzorgsmaatregelen heeft genomen om onrechtmatig gebruik van het motorrijtuig te voorkomen, slaagt het beroep op overmacht. [gedaagde] is dan ook niet aansprakelijk op grond van artikel 185 WVW.

4.9.
Het Waarborgfonds heeft subsidiair aangevoerd dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Deze grondslag is eveneens gebaseerd op de door het Waarborgfonds gestelde gebrekkige sleuteldiscipline van [gedaagde] . Nu hierboven al is geoordeeld dat hiervan geen sprake is, slaagt ook het beroep op onrechtmatige daad niet. De vordering van het Waarborgfonds op [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.

4.10.
Het Waarborgfonds heeft naast [gedaagde] tevens haar WAM-verzekeraar Allianz (London) aangesproken, nu volgens het Waarborgfonds Allianz aansprakelijk is voor de gebrekkige sleuteldiscipline van haar verzekerde [gedaagde] . Hierboven is echter reeds geoordeeld dat er geen sprake was van gebrekkige sleuteldiscipline van [gedaagde] . Daarmee valt tevens de grond voor aansprakelijkheid van Allianz weg. De vordering van het Waarborgfonds op Allianz zal om die reden eveneens worden afgewezen. De vraag wat in de onderhavige zaak de betekenis is van de narisicotermijn van artikel 13 lid 4 WAM en de vraag of de schade gedekt zou zijn door de polis, kan in deze procedure dan ook verder buiten beschouwing blijven. ECLI:NL:RBROT:2016:2008