Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 110610 whiplash; arbeidsvermogen na ongeval, onvoldoende motivering al dan niet geschonden schadebeperkingsplicht

HR 110610 whiplash; arbeidsvermogen na ongeval, onvoldoende motivering al dan niet geschonden schadebeperkingsplicht
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser], geboren in 1968, is op 16 september 2000 het slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Op het moment dat zijn auto stilstond voor een rood verkeerslicht, werd hij van achteren aangereden door een bij Winterthur verzekerde auto. Winterthur heeft aansprakelijkheid erkend. Door de botsing is de stoel van [eiser] losgeschoten. Kort na het uitstappen is hij in elkaar gezakt. Er is geen inwendig letsel geconstateerd, wel had [eiser] last van hoofdpijnen, nekklachten en duizeligheid.
(ii) [Eiser] was vanaf 1 januari 1988 in dienst van Frelico Design; ten tijde van het ongeval was hij hoofdmonteur rolluiken. Daarnaast genereerde hij inkomsten doordat hij als particulier rolluiken verkocht, plaatste en repareerde.
(iii) Na het ongeval is [eiser] voor de WAO afgekeurd voor zijn eigen beroep en, door inkomensvergelijking, afgeschat tot 15-25% arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO.
(iv) Op 8 november 2001 is [eiser] onderzocht door de neuroloog Van den Doel. Het van dit onderzoek opgemaakte rapport houdt onder meer het volgende in: "De diagnose is bij betrokkene globaal te stellen op post whiplash letsel. Op dit moment kan het percentage invaliditeit vastgesteld worden op 4%, waarbij (...) sprake is van een duidelijke mogelijkheid tot herstel (...)".
(v) Via UWV-GAK is in maart 2002 Argonaut ingeschakeld voor de reïntegratie. Vervolgens heeft [eiser] zich aangemeld bij Hoensbroeck, centrum voor arbeidsperspectief. Daarna heeft UWV aan reïntegratiebedrijf Agens gevraagd [eiser] te ondersteunen en te begeleiden naar werk. Daar heeft [eiser] deelgenomen aan sollicitatietrainingen. Winterthur heeft zich bij de reïntegratiepogingen van [eiser] afzijdig gehouden.
(vi) Met ingang van maart 2003 heeft Frelico Design, met toestemming van de CWI, [eiser] wegens de voortdurende arbeidsongeschiktheid ontslagen.
(vii) Met betrekking tot [eiser] zijn in de jaren 2001-2006 rapporten uitgebracht. De hiervoor genoemde Van den Doel heeft [eiser] op 18 mei 2006 voor de tweede maal onderzocht en heeft in augustus 2006 zijn tweede rapport uitgebracht.

3.2 [eiser] heeft in oktober 2004 Winterthur gedagvaard en betaling gevorderd van een bedrag van € 41.869,82 alsmede vergoeding van de niet in de dagvaarding gespecificeerde schade, op te maken bij staat. Hij heeft daaraan, voor zover in cassatie van belang, ten grondslag gelegd dat hij nog steeds whiplashklachten ondervond die leidden tot arbeidsongeschiktheid en daaruit voortvloeiende inkomensschade. De rechtbank, die op basis van het tweede onderzoek van Van den Doel ervan uitging dat [eiser] op 18 mei 2006 weer volledig arbeidsgeschikt was, heeft de vorderingen grotendeels toegewezen.
Het hof heeft het eindvonnis vernietigd en Winterthur kort gezegd veroordeeld tot betaling van € 17.917,57 alsmede tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. Het hof heeft, voor zover thans van belang, overwogen dat [eiser] in de periode 2001-2004 niet tot relevante loonvormende arbeid in staat was en dat de arbeidsongeschiktheid eindigde per 1 maart 2004. (rov. 4.26, 4.30 en 4.35) Het hof overwoog vervolgens:
"4.36. Wel dient aandacht besteed te worden aan het verweer van [eiser], dat (...) het feitelijke gevolg van dit ongeval wel is geweest dat hij zijn baan kwijt is en geen andere kan vinden. In dat verband is zijn lage opleidingsniveau ook van belang.
Waar Winterthur verantwoordelijk is voor de financiële gevolgen van het ongeval, komt het binnen bepaalde grenzen voor haar rekening en risico indien een benadeelde als gevolg van dat ongeval moeilijker werk kan vinden, ook al bestaan er - op papier - wel geschikte functies. Tegen die achtergrond diende aan [eiser] enige tijd te worden gegeven voor het vinden van ander werk. Dat betekent dat de vergoedingsplicht van Winterthur niet eindigt in februari 2004 maar, naar het hof op grond van de omstandigheden van het geval vast stelt, per 1 juli 2004."

4. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
4.1.1 Het eerste middel, dat opkomt tegen rov. 4.36, klaagt dat het hof een onjuiste toerekeningsmaatstaf heeft gehanteerd, althans dat het oordeel van het hof dat de vergoedingsplicht van Winterthur eindigt op 1 juli 2004, onbegrijpelijk is gemotiveerd.

4.1.2 Het middel slaagt. Het hof is terecht ervan uitgegaan dat bij een onrechtmatige daad als de onderhavige - schending van een verkeersnorm door de verzekerde van Winterthur - de daaruit voortvloeiende inkomensschade van het slachtoffer moet worden toegerekend aan (de verzekeraar van) de dader, en heeft terecht overwogen dat het voor diens rekening en risico kan komen indien het slachtoffer als gevolg van dat ongeval moeilijker werk kan vinden. Het heeft echter zijn oordeel dat de vergoedingsplicht van Winterthur "op grond van de omstandigheden van het geval" eindigt op 1 juli 2004, ontoereikend gemotiveerd, nu uit het bestreden arrest niet valt af te leiden op grond van welke omstandigheden het hof tot het oordeel is gekomen dat [eiser] na 1 juli 2004 geen inkomensschade meer heeft geleden die aan de bestuurder van de bij Winterthur verzekerde auto als gevolg van diens fout behoort te worden toegerekend.

4.2 De in de middelen 2 en 3 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

5.1 Nu blijkens het hiervoor onder 4 overwogene het eerste middel in het principale beroep doel treft, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, vervuld, zodat het daarin ingestelde middel moet worden beoordeeld.

5.2 Het middel komt op tegen rov. 4.37. Daarin heeft het hof de grieven verworpen die Winterthur had gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [eiser] - in het kader van zijn schadebeperkingsplicht - zich voldoende heeft ingespannen om werk te vinden. De overweging van het hof houdt onder meer het volgende in.
"Tegen de achtergrond van de constateringen van Van den Doel in zijn eerste rapport heeft Winterthur onvoldoende feiten gesteld dat [eiser] (ook in de periode die eindigde in februari 2004, want daar gaat het per saldo om), zich onvoldoende zou hebben ingespannen. Mitsdien verwerpt het hof deze verwijten."

5.3 Het middel is terecht voorgesteld voor zover het klaagt over de motivering van het oordeel van het hof dat Winterthur met betrekking tot de periode die eindigde in februari 2004, onvoldoende heeft gesteld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat Winterthur onvoldoende heeft gesteld tegen de achtergrond "van de constateringen van Van den Doel in zijn eerste rapport", nu het bij dit rapport gaat om een rapport uit 2001. Voor zover het middel klaagt over het oordeel van het hof met betrekking tot de periode van 1 maart 2004 tot 1 juli 2004, slaagt het op dezelfde grond.
Voor zover het middel bedoelt te klagen over het oordeel van het hof met betrekking tot de periode na 1 juli 2004, behoeft het geen behandeling, nu dat punt na verwijzing aan de orde kan komen.
LJN BM0895

Conclusie AG Spier
3.3 Deze klacht slaagt. Zeker nu in casu sprake is van schending van een verkeersnorm door de verzekerde van Reaal is grond voor een ruime toerekening op de voet van art. 6:98 BW.(4) Het Hof heeft dat miskend, zoals blijkt uit de gewraakte bewoordingen "binnen bepaalde grenzen". Voor zover het Hof daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat [eiser] tekort is geschoten in zijn pogingen ander werk te vinden - waarop niets wijst - is het oordeel volstrekt ongemotiveerd en zonder nadere toelichting (inderdaad) onbegrijpelijk. Voor zover het Hof iets anders heeft bedoeld, is zonder nadere toelichting, waaraan het evenwel schort, onbegrijpelijk waarop het het oog heeft gehad.

3.4 Ten overvloede voeg ik daaraan nog toe dat van algemene bekendheid is dat het perspectief op de arbeidsmarkt van personen die langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest en die - naar het Hof in cassatie niet bestreden in rov. 4.25 heeft geoordeeld - een zéér beperkte opleiding hebben genoten, helaas niet bepaald rooskleurig is. Daarom roept veel vragen op waarop het Hof de gedachte baseert dat [eiser] per 1 juli 2004 in staat zou hebben moeten zijn ander werk te vinden (waarmee hij een inkomen kon genereren dat gelijk was aan hetgeen hij, het ongeval weggedacht, zou hebben ontvangen).
(....)
4. Bespreking van het voorwaardelijk ingestelde incidentele cassatieberoep

4.1 Het incidentele cassatieberoep is ingesteld onder de voorwaarde dat het eerste middel van het principale beroep slaagt. Die voorwaarde is m.i. vervuld.
(....)
4.6.2 Voorts verweet Winterthur [eiser], als ik het goed zie, dat hij slechts "open sollicitaties" heeft verricht met "standaardbrieven". Waarom van personen met een achtergrond als [eiser] (- kort gezegd - een zéér bescheiden opleiding en dito banen) meer had mogen verwacht, wordt niet vermeld. Noch ook wordt uit de doeken gedaan welke concrete andere mogelijkheden bestonden.

4.6.3 Ten slotte vroeg Winterthur zich af of [eiser] vrijwilligerswerk heeft verricht en of hij was ingeschreven bij een arbeidsbureau. Aldus ziet zij voorbij aan de onder 1.6 genoemde vaststaande feiten.

4.6.4 Bovendien zou ik menen dat het ook op de weg van een professionele aansprakelijke partij (zoals Reaal), die daartoe de kennis en middelen heeft, ligt om de helpende hand te bieden bij reïntegratie. Zo dat al niet op zich geldt dan toch zeker ten opzichte van personen zoals - in 's Hofs in cassatie niet bestreden vaststellingen - [eiser]. Dat klemt nog eens te meer nu [eiser], blijkens de onder 1,6 genoemde vaststaande feiten, wel degelijk activiteiten heeft ontplooid. Ware dat al anders dan belemmert inactiviteit van de aansprakelijke partij op dit punt m.i. de mogelijkheid om beroep te doen op verzaking van de schadebeperkingsplicht door het slachtoffer. Ik denk dat we af moeten van het eeuwige "njet" waarvan teveel procedures - ook de onderhavige - (nog) zijn doordrongen.