Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 010322 loonregres; beleid NN, oordeel over wettelijke rente, AON-convenant nvt tov derden, reintegratiekosten, BGK én incassokosten (2)

RBDHA 010322 loonregres; beleid NN, oordeel over wettelijke rente, AON-convenant nvt tov derden, reintegratiekosten, BGK én incassokosten

2
Feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1.
De Werkgevers hebben zich met betrekking tot het verhalen van geleden loonschade als bedoeld in artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek (BW) laten bijstaan door Berntsen Mulder Advocaten (hierna: BMA).

2.2.
Een werkneemster van Holland Casino is op 30 december 2019 betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij zij middelzwaar letsel heeft opgelopen (hierna: zaak I). Ten tijde van het ongeval was zij werkzaam op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst die liep tot 1 mei 2020. In de periode van arbeidsongeschiktheid heeft Holland Casino het loon doorbetaald zonder dat daar arbeid tegenover heeft gestaan.

2.3.
Een werkneemster van Vlietland is op 1 januari 2016 betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij zij zwaar letsel heeft opgelopen (hierna: zaak II). Ten tijde van het ongeval was zij werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de periode van arbeidsongeschiktheid heeft Vlietland het loon doorbetaald zonder dat daar arbeid tegenover heeft gestaan.

2.4.
NN is de verzekeraar van de respectieve schadeveroorzakende partijen.

2.5.
Het Verbond van Verzekeraars heeft met AON Nederland CV een convenant gesloten met betrekking tot loonregreszaken als bedoeld in artikel 6:107a BW (hierna: het AON-convenant). In het AON-convenant zijn afspraken gemaakt om loonvorderingen op een praktische manier af te wikkelen.

2.6.
Na de fusie in 2018 tussen Delta Lloyd Schadeverzekering NV en NN, heeft NN het beleid van Delta Lloyd overgenomen door de vergoeding van buitengerechtelijke kosten in loonschadezaken te baseren op het AON-convenant.

3
Vordering, grondslag en verweer
3.1.
De Werkgevers, vorderen – kort gezegd – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat in de hier omschreven verhoudingen tussen de Werkgevers en NN het AON-convenant niet van toepassing is en

NN wordt veroordeeld tot betaling aan Holland Casino:
a. € 23,14 ter zake van wettelijke rente over de loonvordering;
b. € 258,28 kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2020;
c. € 42,80 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;

en aan Vlietland:
a. € 459,61 ter zake wettelijke rente over de loonvordering;
b. € 3.615,91 ter zake re-integratiekosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019;
c. € 1.782,39 kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020;
d. € 267,30 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
en veroordeling van NN in de proces- en nakosten.

3.2.
De Werkgevers leggen aan deze vorderingen, het navolgende ten grondslag. De loonschade van de Werkgevers kan op basis van artikel 6:107a BW in verbinding met artikel 6 lid 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) worden verhaald op de verzekering van de schadeveroorzakende partij. De loonkosten zijn, voor zover daar aanspraak op kon worden gemaakt, voldaan door NN. Voor het verhalen van de schade heeft BMA (het kantoor van gemachtigde) kosten in rekening gebracht bij de Werkgevers, namelijk € 398,28 excl. btw bij Holland Casino en € 3.147,50 bij Vlietland. Dit betreffen buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. NN heeft slechts een deel van die kosten voldaan, zijnde € 140,- voor Holland Casino onder verwijzing naar het AON-convenant en € 1.356,11 voor Vlietland op basis van de door NN gehanteerde BIK-staffel, zodat de gevorderde bedragen resteren.

Voorts weigert NN de wettelijke rente te vergoeden omdat zij niet in gebreke is gesteld. Het loonregres is echter gebaseerd op de onrechtmatige daad van de veroorzaker van het ongeval jegens de werknemer. In gevolge artikel 6:83 onder b BW treedt verzuim bij een onrechtmatige daad zonder ingebrekestelling in. Onder verwijzing naar de drie Peildatum-arresten van de Hoge Raad ontstaat de vordering telkens op het tijdstip dat de periodieke bedragen verschuldigd zijn.
De gevorderde re-integratiekosten komen voor vergoeding in aanmerking nu dat een verplichting is voor de Werkgevers om een werknemer weer aan de slag te krijgen.
BMA heeft voor de Werkgevers de nodige moeite gedaan de openstaande posten te incasseren. Bij NN is diverse malen aangedrongen op betaling. NN heeft volstaan met verwijzing naar haar beleid, namelijk betaling volgens het AON-convenant.
Het beleid dat NN voert in loonschadezaken met een forfaitaire vergoeding van de buitengerechtelijke kosten met verwijzing naar het AON-convenant wijkt af van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. De Werkgevers vorderen daarom een verklaring voor recht dat in de verhoudingen tussen Werkgevers en NN het convenant tussen AON en NN niet van toepassing is.

3.3.
NN heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op het verweer wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.

4
Beoordeling
4.1.
Niet in geschil is dat de Werkgevers met betrekking tot de door hun geleden loonschade een rechtstreeks verhaalsrecht hebben op NN (artikel 6:107a lid 2 BW in samenhang met artikel 6 WAM). Naar vaste rechtspraak is bij de uitoefening van dat verhaalsrecht artikel 6:96 lid 2 sub b BW van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat NN ook gehouden is redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te vergoeden. Partijen houdt in de eerste plaats verdeeld of de kostenvergoedingen, zoals opgenomen in het AON-convenant, als richtlijn moeten dienen dan wel een factor kunnen zijn bij de beoordeling van de vraag of gemaakte buitengerechtelijke kosten in het kader van een loonregres redelijk zijn. NN heeft gesteld dat het grootste deel van de loonregreszaken spoedig en eenvoudig wordt afgewikkeld. Daarnaast zijn de werkzaamheden grotendeels administratief, hetgeen een (hoog) uurtarief van een advocaat over het algemeen niet rechtvaardigt. Voorts wikkelt NN veel zaken met de werkgever zelf af en hoeft de werkgever alleen maar de documenten ter onderbouwing van de vordering toe te sturen. Tot slot rekenen een aantal grote partijen die zich bezighouden met loonregreszaken lagere uurtarieven en is de omvang van de werkzaamheden zelden omvangrijk.

4.2.
Vaststaat dat de Werkgevers noch BMA partij zijn bij het AON-convenant en zij daaraan dan ook niet gebonden zijn. NN heeft dat zelf ook met zoveel woorden erkend. De vraag is of het convenant als richtlijn kan worden gebruikt voor niet bij dat convenant betrokken partijen. Dat zou in beginsel mogelijk kunnen zijn indien de afspraken in het convenant in lijn zijn met de gedachte die schuil gaat achter artikel 6:96 lid 2 sub 2 BW. Dat is dat de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding, zoals een vordering uit onrechtmatige daad, moet worden vergoed door de (verzekering van de) aansprakelijke persoon. De kantonrechter is van oordeel dat het convenant niet aan dat gedachtegoed voldoet.

De Werkgevers hebben onweersproken gesteld dat de tarieven in het AON-convenant niet kostendekkend zijn voor de werkzaamheden die moeten worden verricht en dat AON daarnaast ook een percentage van het verhaalde bedrag in rekening brengt bij de werkgever voor wie zij verhaal pleegt. Het gevolg hiervan is dat slechts een deel van de kosten wordt verhaalt bij de (verzekering van de) aansprakelijke persoon en het andere deel voor rekening van de werkgever blijft. Dit is niet in lijn met artikel 6:96 lid 2 sub b BW op grond waarvan een werkgever recht heeft op integrale vergoeding van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De kantonrechter concludeert hieruit dat het AON-convenant een (aanzienlijk) deel van de schade bij de werkgever legt of laat liggen, terwijl het loonregres nu juist bedoeld is om de schade bij de (verzekering van de) aansprakelijke persoon neer te leggen. Dat maakt dat het convenant niet als uitgangspunt kan worden gebruikt bij loonregresvorderingen en er dus per geval beoordeeld moet worden of aan de dubbele redelijkheidstoets wordt voldaan. Voor de beoordeling of aan de dubbele redelijkheidstoets wordt voldaan kunnen de punten die NN hiervoor onder 4.1. heeft aangevoerd van belang zijn, maar niet voor de beantwoording van de vraag of het convenant als richtlijn kan worden gebruikt. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.

Buitengerechtelijke kosten 6:96 lid 2 sub b BW

4.3.
Uitgangspunt bij de vaststelling van wat redelijke kosten zijn, is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden schade te bepalen, worden vergoed door (de verzekeraar van) de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was daarvoor 1) deskundige bijstand in te roepen en 2) de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets). Dat zal per zaak moeten worden beoordeeld.

Zaak I Holland Casino

4.4.
Holland Casino stelt dat de werkzaamheden van BMA hebben bestaan uit het inventariseren van de loonstaten en de re-integratiekosten, alsmede het opvragen van (medische) informatie teneinde het causale verband tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid te kunnen aantonen. Driekwart van de tijdsbesteding is in ‘niet discussiezaken’ gemoeid met het verkrijgen van de noodzakelijke informatie. Van een werkgever kan niet worden verwacht dat zij een zaak op het specialistische gebied van het loonschaderecht afwikkelt zonder hierbij (rechts)bijstand van buitenaf te betrekken (ECLI:NL:GHAMS:2008: BH1058), aldus Holland Casino. Bovendien is het een werkgever verboden om medische informatie van of over werknemers op te vragen of te bezitten, waardoor een juridische discussie over aansprakelijkheid en causaliteit niet te voeren is.

NN heeft als verweer aangevoerd dat voor beantwoording van de vraag of het maken van kosten redelijk is (eerste redelijkheidstoets) meegewogen moet worden of de werkgever een juridische discussie kan verwachten, een eventueel debat over de vordering zonder (rechts)bijstand moeilijk zelf kan oplossen en of er een groot financieel belang is (ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7769). Voorts dient ook na de erkenning bekeken te worden of het nog redelijk is om zich nog langer van (rechts)bijstand te laten voorzien.

Verder voert NN als verweer dat in deze zaak op 24 juni 2020 de aansprakelijkstelling wordt ontvangen en op 13 juli 2020 zonder voorafgaande correspondentie de aansprakelijkheid wordt erkend. Er waren geen aanwijzingen dat NN aansprakelijkheid niet zou erkennen, het financiële belang is beperkt tot vier maanden loonschade en overzichtelijke re-integratiekosten. Holland Casino had deze claim zelf kunnen instellen, zeker na erkenning van aansprakelijkheid, aldus NN.

4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat aan de vereisten voor de eerste redelijkheidstoets wordt voldaan. Op het moment dat Holland Casino BMA inschakelde was het nog onduidelijk of NN aansprakelijkheid zou erkennen. Voor een werkgever is het sowieso zaak dat het aanvangstraject zorgvuldig wordt ingezet, omdat het niet ondenkbaar is dat na het inroepen van een verhaalsrecht een juridische discussie ontstaat. In dat geval is het moeilijk voor een werkgever om een mogelijke juridische discussie afdoende te voeren, gelet op de beperkingen van de gegevensverwerking op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). NN heeft dit ook niet weersproken. Dat het financiële belang voor Holland Casino wellicht beperkt was brengt nog niet mee dat zij niet in redelijkheid BMA kon inschakelen. Het is dan ook alleszins redelijk om zich al op voorhand van rechtsbijstand te voorzien. Dat achteraf de zaak eenvoudig blijkt en er niet of nauwelijks discussie is geweest maakt dat niet anders. Ook na erkenning van de aansprakelijkheid was er nog voldoende reden om de werkzaamheden door BMA te laten afronden, zoals het beoordelen welke looncomponenten kunnen worden meegenomen in de berekening van de loonschade. Een werkgever heeft het recht om dat door haar eigen (rechts)bijstand te laten berekenen en te begroten in plaats van alleen te baseren op een berekening van de (verzekering van de) aansprakelijke persoon.

4.6.
Vervolgens houdt partijen verdeeld of de omvang van de kosten redelijk zijn (tweede redelijkheidstoets). NN heeft onder verwijzing naar het AON-convenant een bedrag van € 140,- betaald, terwijl BMA namens Holland Casino een bedrag van € 398,28 (excl. btw) heeft geclaimd. Dit bedrag is gebaseerd op een tussen Holland Casino en BMA overeengekomen staffel van 15,8% over de eerste € 3.000,-. Daarnaast stelt BMA dat er 4,2 uren zijn besteed aan deze zaak.

4.7.
Als niet weersproken staat vast dat Holland Casino € 398,28 aan BMA heeft voldaan voor de verrichte werkzaamheden. Dit is dan ook een schadepost voor Holland Casino. Hiervoor is al overwogen dat het AON-convenant niet als uitgangspunt kan worden genomen in de rechtsverhouding tussen de Werkgevers en NN en dat per zaak beoordeeld moet worden of de omvang van de gevraagde vergoeding in verhouding staat tot de zaak. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.8.
Hoewel het aantal uren dat is besteed niet direct van belang is voor het gevorderde bedrag, omdat immers gedeclareerd is op basis van een staffel in plaats van per uur, kan uit dat urenoverzicht van BMA wel het volgende worden opgemaakt. Uit dat overzicht blijkt dat, zoals ook onweersproken is gesteld, de meeste uren (2,7 uur) voor of rond de erkenning van de aansprakelijkheid door NN zijn verricht. Die werkzaamheden hebben bestaan uit het opvragen van (medische) informatie, het inventariseren van de loonstaten en de re-integratiekosten, alsmede het beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid. De tijd die daaraan is besteed komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Dat geldt evenzo voor na de erkenning van de aansprakelijkheid verrichte 1,5 uur om de loonschade vast te stellen, in te dienen en de zaak af te ronden. Omgerekend naar een uurtarief komt een en ander uit op een gemiddeld uurtarief van € 94,83 (€ 398,28 / 4,2 uur). De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat de omvang van de gevorderde kosten redelijk zijn en ook in verhouding staan tot de totale omvang van de loonschade. De vordering van het restantbedrag van € 258,28 (€ 398,28 - € 140,-) zal daarom worden toegewezen.

Zaak II Vlietland

4.9.
NN heeft in deze zaak geen verweer gevoerd tegen de eerste redelijkheidstoets en heeft op zitting ook erkend dat aan die vereiste wordt voldaan. Het geschil spitst zich hier toe op de tweede redelijkheidstoets: zijn de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk? Vlietland stelt dat BMA naast de gebruikelijke werkzaamheden van inventariseren en opvragen van stukken, over een aantal onderwerpen heeft gediscussieerd. Zo is gediscussieerd over de verschuldigdheid van pensioenpremie, de eindejaarsuitkering, de re-integratiekosten en het causaal verband. De re-integratiekosten zijn nader onderbouwd met gespreksverslagen en stukken van het UWV. Het causaal verband kon niet nader worden aangetoond omdat de werknemer van Vlietland niet wilde meewerken om de benodigde medische informatie bij BMA te krijgen. Deze discussie is in redelijkheid gevoerd en die kosten komen op grond van het Bravenboer-arrest (ECLI:NL:HR:2003:AF7423) voor vergoeding in aanmerking, aldus Vlietland. Bij NN is een bedrag van € 3.147,50 in rekening gebracht op basis van 13,7 gewerkte uren. NN heeft een bedrag van € 1.356,11 op basis van de BIK-staffel betaald, zodat een bedrag van € 1.782,39 resteert.

NN voert als verweer dat de tijdsbesteding van 13,7 uur niet in verhouding staat met de aard, omvang en complexiteit van de zaak. De zaak is overzichtelijk, aansprakelijkheid is direct erkend en er heeft geen inhoudelijk discussie plaatsgevonden over de causaliteit. De meeste correspondentie betrof zeer korte rappelbrieven. Verder is de urenspecificatie onvoldoende inzichtelijk zodat niet controleerbaar is of die kosten redelijk zijn. Onderbouwing van de re-integratiekosten zijn eenvoudige werkzaamheden die niet veel tijd vergen. Ook nadat NN in januari 2018, in afwachting van een medische expertise, de causaliteit tussen de arbeidsongeschiktheid en het ongeval betwist, worden er veelvuldig werkzaamheden verricht door BMA. Tot slot zijn veel verschillende werknemers binnen BMA werkzaam geweest binnen dit dossier, hetgeen volgens NN zonder nadere onderbouwing niet redelijk lijkt. Bovendien worden diverse administratieve handelingen verricht door een advocaat met een hoger uurtarief in plaats van door een loonschadebehandelaar met een lager uurtarief.

4.10.
Op zitting heeft Vlietland een overzicht verstrekt met een gedetailleerde omschrijving van de verrichte werkzaamheden. Die beschrijving heeft NN niet bestreden. Daaruit kan worden opgemaakt dat er correspondentie heeft plaatsgevonden waarbij BMA niet alleen Vlietland aanschrijft, maar ook het UWV en NN. Richting NN wordt ook meerdere malen gerappelleerd omdat zij niet reageert of niet terugkomt op onderwerpen. NN maakt daar later ook excuses voor. Naast de correspondentie vinden er ook administratieve afhandeling van betalingen plaats en aanvragen voor nieuwe loonperiodes. Vlietland heeft ten behoeve van de door BMA verrichte werkzaamheden, en de daaraan bestede tijd, voldoende gespecificeerd en onderbouwd. Daarnaast acht de kantonrechter een tijdsbesteding van 13,7 uur over een periode van vier jaar niet onredelijk. Ook de kosten die zijn gemaakt omtrent de causaliteitsvraag zijn redelijk en komen op grond van genoemd Bravenboer-arrest voor vergoeding in aanmerking. De werkzaamheden zijn verricht om informatie te verkrijgen om de causaliteit te kunnen aantonen. Daarmee staat vast dat die werkzaamheden in rechtstreeks verband staan met de schadeveroorzakende gebeurtenis. Dat later de causaliteit niet langer wordt erkend door NN en door Vlietland niet verder kan worden aangetoond doet daaraan niet af.

4.11.
Wat betreft het te hanteren uurtarief sluit de kantonrechter aan bij het hof Den Haag van 25 februari 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:222). Daarin is overwogen dat voor de functie (ervaren) loonschadebehandelaar geen HBO of universitaire opleiding is vereist, maar dat er wel sprake is van specialistische werkzaamheden die een meer dan gemiddeld niveau van (specialistische) kennis en vaardigheden vereisen. Voorts wordt een uurtarief van € 150,- excl. btw voor deze werkzaamheden redelijk en passend geacht. De kantonrechter ziet geen aanleiding daar anders over te oordelen. Een uurtarief voor een advocaat dan wel jurist van € 180,- excl. btw is alleszins redelijk. De kantonrechter volgt wel het verweer van NN dat in dit dossier een aanzienlijk deel van de uren 13,3 van de 13,7 uur ten onrechte zijn verricht door een advocaat/jurist en verricht hadden kunnen en moeten worden door de loonschadebehandelaar. Rappelbrieven, opvragen stukken of loonschadeberekeningen zijn bij uitstek handelingen die een loonschadebehandelaar kan en zou moeten uitvoeren. Nu dat in dit dossier niet is gebeurd zal schattenderwijs een deel van de uren tegen een lager uurtarief worden toegewezen. Kijkend naar het overzicht dat is overgelegd tijdens de mondelinge behandeling acht de kantonrechter drie uur tegen een uurtarief van € 180,- excl. btw en 10,7 uur tegen een uurtarief van € 150,- excl. btw redelijk. Dat komt totaal neer op een bedrag van € 2.145,- excl. btw. NN heeft nog verweer gevoerd tegen de 6% kantoorkosten. Vlietland, althans BMA, heeft daartegen slechts gesteld dat het totale uurtarief niet onredelijk hoog is inclusief de 6% kantoorkosten. Die stelling passeert de kantonrechter omdat bezwaar gemaakt wordt tegen de noodzaak van de 6% verhoging ter zake kantoorkosten vanwege de toegenomen digitalisering. Dat heeft Vlietland niet, althans onvoldoende weersproken, zodat de 6% kantoorkosten zullen worden afgewezen. Resumerend is NN een bedrag van € 2.595,45 incl. btw verschuldigd aan Vlietland, zodat na betaling van de € 1.356,11 nog een bedrag resteert van € 1.239,34 dat zal worden toegewezen.

Rente over loonvordering

4.12.
Tussen partijen staat wel vast dat de wettelijke rente over het betaalde loon verschuldigd is vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is. Partijen houdt verdeeld wanneer dat verzuim is ingetreden. NN stelt dat het verzuim pas gaat lopen nadat de Werkgevers haar in gebreke hebben gesteld. De Werkgevers stellen dat de grondslag een onrechtmatige daad is op grond waarvan een ingebrekestelling niet vereist is.

4.13.
De kantonrechter stelt voorop dat bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van onrechtmatige daad de wettelijke rente begint te lopen vanaf het moment dat de verbintenis opeisbaar is. Wanneer die vordering opeisbaar is wordt in de regel bepaald door de vraag wanneer de schade geacht moet worden te zijn geleden. Bij een loonschadevordering zoals hier zal van opeisbaarheid van de periodieke betalingen eerst sprake zijn op het moment waarop de periodieke betalingen (het loon) verschuldigd zijn. Dat is dus de datum waarop het loon aan het slachtoffer (werknemer) wordt uitbetaald. Vanaf dat moment is de (verzekeraar van de) aansprakelijke persoon in verzuim. Dat betekent dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de respectieve data van de periodieke salarisbetalingen. De gevorderde wettelijke rente van € 23,14 voor Holland Casino en € 459,61 voor Vlietland zullen daarom worden toegewezen.

Re-integratiekosten Vlietland

4.14.
Tussen partijen staat vast dat (redelijke) re-integratiekosten voor vergoeding in aanmerking komen. NN stelt zich echter op het standpunt dat de gevorderde kosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de kosten na augustus 2017 niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat er geen sprake meer is van ongevalsgerelateerde arbeidsongeschiktheid. Vlietland stelt dat zij als werkgever gehouden is om al het mogelijke in het werk te stellen om een werknemer weer aan de slag te krijgen. NN dient daarom de door Vlietland gemaakte kosten te vergoeden. Voorts betwist Vlietland de gestelde doorbreking van de causaliteit die niet door NN wordt gestaafd met bewijs.

4.15.
Vaststaat dat NN de loonschade tot 1 augustus 2017 heeft betaald en dat zij nadien de causaliteit tussen de arbeidsongeschiktheid en het ongeval heeft betwist. Voorts staat vast dat Vlietland die causaliteit niet nader heeft kunnen onderbouwen, omdat de werknemer geen medische machtiging wilde verstrekken. Anders dan Vlietland heeft gesteld is de kantonrechter van oordeel dat het aan haar is om de causaliteit tussen de re-integratiekosten na augustus 2017 en het ongeval aan te tonen en te onderbouwen. Vlietland beroept zich immers op het rechtsgevolg, namelijk betaling van de re-integratiekosten, omdat de voortdurende arbeidsongeschiktheid gerelateerd zou zijn aan het ongeval. Nu Vlietland die causaliteit niet nader heeft onderbouwd, zullen de re-integratiekosten die gemaakt zijn na augustus 2017 worden afgewezen.

4.16.
Voorts dient beoordeeld te worden of de gevorderde re-integratiekosten tot augustus 2017 toewijsbaar zijn. NN heeft als verweer aangevoerd dat de kosten onvoldoende zijn onderbouwd, omdat alleen verzamelfacturen zijn overgelegd. Daarnaast blijkt uit de evaluaties weliswaar dat er consulten hebben plaatsgevonden, maar niet dat ze 30 minuten per keer hebben geduurd. De kantonrechter is van oordeel dat uit de verzamelfacturen genoegzaam blijkt wat het uurtarief is dat de bedrijfsarts bij Vlietland in rekening heeft gebracht. Voorts is een consult van gemiddeld 30 minuten, waarbij naast de bespreking ook de administratieve afhandeling wordt meegenomen, niet onredelijk. De blote stelling dat de consulten mogelijk minder tijd in beslag hebben genomen passeert de kantonrechter dan ook. Dat heeft tot gevolg dat de re-integratiekosten van 2016 tot augustus 2017, zijnde totaal € 580,80 (acht consulten van ieder 30 minuten x € 145,20 (incl. btw) uurtarief), zullen worden toegewezen. Ook het deskundigenoordeel van € 400,- is toewijsbaar. NN heeft niet weersproken dat een deskundigenoordeel bij het UWV is aangevraagd en verkregen. Zij heeft alleen de hoogte van die kosten betwist, maar Vlietland heeft onweersproken gesteld en onderbouwd dat een deskundigenoordeel van het UWV voor werkgevers € 400,- kost.

4.17.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat NN een bedrag van € 980,80 (580,50 + 400,-) aan Vlietland dient te vergoeden ter zake van re-integratiekosten.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.18.
Tot slot vorderen de Werkgevers ieder, Holland Casino € 42,80 en Vlietland € 267,30, een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij stellen bij iedere loonvordering ook betaling van deze kosten verzocht te hebben en verder herinneringsbrieven gestuurd te hebben naar aanleiding van het uitblijven van een reactie van NN. Er is dus de nodige moeite gedaan de buitengerechtelijke incassokosten te incasseren. Ook is er overleg gevoerd om tot een convenant te komen. NN stelt dat de buitengerechtelijke incassokosten niet nader worden toegelicht, zodat er onvoldoende is gesteld en aangetoond.

4.19.
NN heeft niet weersproken dat BMA namens de Werkgevers meermalen heeft gecorrespondeerd over de verschuldigdheid van diverse kostenposten en dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen BMA en NN over de mogelijkheden om meerdere dossiers te regelen in combinatie met het aangaan van een convenant. Alles afwegende is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de Werkgevers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is geweest van werkzaamheden die een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten rechtvaardigen. De gevorderde bedragen van Holland Casino en Vlietland vallen onder de in het Besluit bepaalde tarief en zullen daarom worden toegewezen.

4.20.
Voorts heeft NN, voor zover enig bedrag zal worden toegewezen aan Vlietland, een beroep op verrekening gedaan met ten onrechte betaalde pensioenpremie. Vlietland heeft bestreden dat NN bij de loonschade de pensioenpremie heeft uitbetaald. NN heeft de gestelde betaling niet nader onderbouwd. Dat brengt mee dat nu de betaling van de pensioenpremie wordt betwist de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zodat het beroep op verrekening zal worden afgewezen.

4.21.
NN zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot. ECLI:NL:RBDHA:2022:3354