Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210911 rente 6% inflatie 3% argumenten voor afwijking onvoldoende onderbouwd

Rb Arnhem 210911 rente 6% inflatie 3% argumenten voor afwijking onvoldoende onderbouwd
2.8.  [eiser] heeft de arbeidsvermogensschade laten berekenen door Bureau Pals, uitgaande van functiegroep 5 als maximumniveau, 67 jaar als pensioenleeftijd en het volledig ontbreken van resterende arbeidscapaciteit. Daarbij is voorts uitgegaan van een rekenrente van 3%. Hij heeft echter ook berekeningen laten maken op grond van een rekenrente van 0% over de eerste vijf jaar en vervolgens 2%. De thans gevorderde schade is op die laatste berekening gebaseerd. Volgens [eiser] moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat de rekenrente 3% bedraagt. [eiser] wijst op de financiële markt waarin het al jaren niet meer reëel is uit te gaan van een rendement van 6%. Volgens hem gaan er stemmen op het fictieve rendement van 4% dat geldt als uitgangspunt voor de vermogensrendementsheffing aanzienlijk te verlagen. Interpolis verzet zich tegen hantering van een andere rekenrente dan 3% onder verwijzing naar rechtspraak, de rente die momenteel op depositorekeningen kan worden behaald (4,5%) en de looptijd van de toekomstige schade. 

2.9.  De rechtbank volgt op dit punt de opvatting van Interpolis. Er is aanleiding ondanks het huidige economisch klimaat rekening te houden met de mogelijkheid dat ook gedurende de resterende looptijd van de schade sprake zal zijn van fluctuaties in te behalen rendement en inflatie. Daarom wordt op dit moment geen aanleiding gezien af te wijken van het hanteren van de tot op heden gebruikelijke (netto)rekenrente van 3%. De argumenten die [eiser] daartoe heeft aangevoerd, zijn onvoldoende onderbouwd.  LJN BT7190