Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 220715 beoordeling na rekenkundige rapportage; rb ziet geen reden om af te wijken van gebruikelijke rekenrente van 3%

Rb Midden-NL 220715 beoordeling na rekenkundige rapportage; rb ziet geen reden om af te wijken van gebruikelijke rekenrente van 3%;
- niet onredelijk ihkv onderhandelingen eenzijdig een schadeberekening te laten maken, ook al bestond er geen overeenstemming over uitgangspunten;
- kosten medisch deskundige afgewezen; had moeten trachten tot gezamenlijke expertise te komen, of anders voorlopig deskundigenbericht 
- vordering BGK € 161.104 met 579 uur bestudering dossier en jurisprudentie drastisch gematigd; toegewezen € 50.456,00

2 De verdere beoordeling
2.1.
Bij akte van 14 mei 2014 heeft [eiseres] haar eis vermeerderd in die zin dat de hoofdvorderingen 1 tot en met 8 van het petitum van de dagvaarding worden vermeerderd met de wettelijke rente, telkens vanaf de dag waarop die wettelijke rente conform de wet verschuldigd is.
ASR heeft hiertegen geen bezwaar ingebracht, zodat de rechtbank bij de verdere beoordeling zal uitgaan van de aldus gewijzigde vordering.

2.2.
In het vonnis van 24 september 2014 heeft rechtbank Het Rekenbureau te Houten (hierna: het rekenbureau) als deskundige benoemd en hem verzocht de volgende vragen te beantwoorden:

Wilt u de schade als gevolg van verlies aan arbeidsvermogen over de periode 29 juli 2002 tot 29 juli 2012 berekenen? U wordt verzocht daarbij de volgende uitgangspunten in acht te nemen:
Voor het inkomen dat [eiseres] had kunnen verwerven in de hypothetische situatie zonder ongeval moet worden uitgegaan van inkomen dat zij in 2002 verdiende in haar functie bij CGA, zoals genoemd onder punt 3 van het rapport van Expertisebureau [bedrijf 1] (productie 15 bij de dagvaarding). Op dit bedrag dient indexering volgens de CBS-index te worden toegepast en dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingen in de CAO van de schoonmaakbranche.
Voor het inkomen dat [eiseres] in de periode 29 juli 2002 tot en met 29 juli 2012 feitelijk heeft verdiend moet worden uitgegaan van de aan haar verstrekte WAO-uitkering in die periode.
Bij de berekening dient rekening te worden gehouden met de gebruikelijke heffingskortingen (zorg)toeslagen en andere toeslagen
Voorts verzoek ik u de schade te berekenen als gevolg van de eventuele gemiste pensioenopbouw gedurende de looptijd 29 juli 2002 tot en met 29 juli 20012.
Wilt u tevens het bedrag van de verschenen rente voor deze kosten posten berekenen?

2.3.
Op 2 februari 2015 heeft het rekenbureau een rapport uitgebracht. Het rekenbureau komt tot de volgende schadebedragen.
De inkomensschade over de periode 29 juli 2002 tot en met 29 juli 2012 (in het rapport aangeduid als de verschenen schade) bedraagt € 184.825,00.
De pensioenschade (in het rapport aangeduid als de toekomstige schade) heeft het Rekenbureau berekend met toepassing van drie verschillende rekenrentes. Deze berekeningen leiden tot de volgende uitkomsten:
(1) rekenrente 2,2% tot 2035 en 3% vanaf 2035: € 62.553,00,
(2) rekenrente 1% tot 2035 en 2% vanaf 2035: € 74.533,00,
(3) rekenrente 3% gedurende de hele looptijd: € 56.502,00.
De fiscale schade komt volgens het rekenbureau - afhankelijk van de hiervoor genoemde rekenrenten - uit op: (1) € 7.461,00, (2) € 9.336,00 of (3) € 6.694,00.
De wettelijke rente over de inkomensschade bedraagt volgens het reken bureau € 53.044,00. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met de door ASR betaalde voorschotten.

2.4.
[eiseres] kan zich met de inhoud van het deskundigenrapport verenigen, met uitzondering van de gehanteerde rekenrente, die volgens haar gelet op de huidige economische situatie op 0% dient te worden gesteld.

2.5.
ASR heeft benadrukt dat zij het niet eens is met de door de rechtbank bepaalde uitgangspunten die in het rapport zijn gehanteerd. Ten aanzien van de inhoud van het rapport heeft ASR naar voren gebracht dat het gaat om een schade met een lange looptijd en dat daarom een rekenrente van 3% aangehouden moet worden. Voorts stelt ASR dat het rekenbureau bij de berekening van de rente ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de reeds door haar betaalde voorschotten van in totaal € 130.000,00. De betaalde bedragen aan voorschotten zijn hoger dan het bedrag aan schade van [eiseres] dat niet bestaat uit het verlies aan verdienvermogen, zodat deze voorschotten deels ook zien op schade vanwege verlies aan verdienvermogen. Het door het rekenbureau berekende bedrag van € 53.044,00 aan wettelijke rente is volgens ASR dus niet integraal toewijsbaar.

De schade
2.6.
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de berekening van het verlies aan verdienvermogen. De rechtbank stelt daarom vast dat de schade van [eiseres] vanwege het verlies aan verdienvermogen € 184.825,00 bedraagt.

2.7.
Bij de vaststelling van de pensioenschade gaat het om toekomstige schade waarbij gedurende de gehele - betrekkelijk lange - looptijd rekening moet worden gehouden met fluctuaties in het te behalen rendement en inflatie. De rechtbank ziet in de huidige economische situatie geen reden om af te wijken van het tot op heden algemeen gebruikelijke uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met een rekenrente van 3% (rendement van 6% en een inflatie van 3%). Dat bij kort lopende schades in een enkel geval een lagere rekenrente wordt toegepast, kan daar niet aan afdoen. De rechtbank wil ervoor waken dat op grond van fluctuerende economische omstandigheden voortdurend discussie bestaat over de rekenrente, nu de rendementscomponent in rekenrente niet (alleen) hoeft te slaan op extern te behalen resultaten, maar ook kan zien op een rendement vanwege besparingen, zoals het aflossen van schulden. De rechtbank stelt daarom vast dat de pensioenschade conform de berekening van het rekenbureau € 56.502,00 bedraagt.

2.8.
Gelet op het voorgaande dient ook op de fiscale schade een rekenrente van 3% te worden toegepast. De rechtbank stelt de fiscale schade daarom vast op het door het rekenbureau berekende bedrag van € 6.694,00.

2.9.
In het vonnis van 24 september 2014 heeft de rechtbank het rekenbureau de opdracht gegeven het verlies aan verdienvermogen te berekenen en daarbij verzocht de verschenen rente voor deze kostenpost te berekenen (zie hiervoor in 2.2). Het rekenbureau heeft conform deze opdracht de verschenen rente berekend. In hetgeen ASR thans aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om de rente - rekening houdend met de reeds door ASR verstrekte voorschotten - opnieuw te laten berekenen. Gesteld noch gebleken is dat de voorschotten destijds expliciet zijn verstrekt in verband met de inkomensschade. ASR heeft de berekening van de rente als zodanig niet betwist. Als uitgangspunt heeft daarom te gelden dat over de schade wegens verlies aan verdienvermogen een bedrag van € 53.044,00 aan wettelijke rente verschuldigd is. Op de verwerking van de betaalde voorschotten komt de rechtbank hieronder nader terug.

2.10.
[eiseres] vordert voorts een bedrag van € 810,00 voor cranio-sacraal-therapie in 2002 en 2003 en € 10.731,00 voor een behandeling bij het Centrum Integrale Rugzorg (CIR). ASR heeft deze medische kosten niet betwist, maar stelt dat zij deze reeds heeft voldaan, door betaling van een voorschot van € 14.000,00 in 2004. [eiseres] heeft dit niet heeft betwist. De rechtbank stelt daarom vast dat de schade van [eiseres] wegens medische kosten € 11.541,00 bedraagt en dat deze schade door ASR is voldaan door betaling van een bedrag van € 11.500,00 op 17 juli 2014.

ECLI:NL:RBMNE:2015:5492