Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 160419 zelfwerkzaamheid cf richtlijn DLR gekapitaliseerd 38 jaar x € 350 rekenrente van 2%: € 9.254,22

GHAMS 160419 Groepsaansprakelijkheid schietincident geen e.s. slachtoffers; complicaties tgv processuele keuzes 
- inschatting VAV beginnend bouwmedewerker; 
- (forfaitaire) dagvergoeding ziekenhuis uit richtlijn DLR beperkt tot 365 dagen
- appellant kan niet worden tegengeworpen dat hij geen poging heeft gedaan om de kosten op basis van de WMO vergoed te krijgen.
- zelfwerkzaamheid cf richtlijn DLR gekapitaliseerd 38 jaar x € 350 rekenrente van 2%: € 9.254,22. 
- gebroken rib en heiligbeen, verbrijzeld darmbeen, verbrijzelde wervels, dwarslaesie C6, dwarslaesie sensorisch C8 gecheurde lever, verwijderde galblaas, rechternier, twaalfvingerige darm, stoma, pacemaker, rolstoelgebonden € 130.000
- gemis professionele bokscarriere orthopedagoog leidt tot enige schade; geschat op € 15.000 netto; gevorderd was € 314.000. 
- meer dan 1 jaar studievertraging orthopedagoog onvoldoende aangetoond 
- schotwond in de linkerdij/bil, arteriële “spuiter” van het linker bovenbeen, zeer diverse schot en steekwonden 1 1/2 maand zkh, blijvende beperking linkervoet € 25.000

Zie ook ECLI:NL:GHAMS:2014:3878ECLI:NL:GHAMS:2015:3840ECLI:NL:GHAMS:2015:4813ECLI:NL:GHAMS:2015:5710ECLI:NL:GHAMS:2016:3856.

3.7

Zelfwerkzaamheid

3.7.1
[appellant 1] maakt aanspraak op een bedrag van € 13.300,= voor zelfwerkzaamheid. Hij onderbouwt dit bedrag met een beroep op de richtlijnen van de Letselschaderaad, die als forfaitair jaarbedrag voor een gelaedeerde met een huurwoning, zonder tuin

€ 350,= inhouden. Als periode houdt hij 38 jaar aan (te weten van 2011 tot aan zijn 70e levensjaar).

Hij meent dat de post niet gekapitaliseerd moet worden, althans niet met een rekenrente van 2%, gelet op de lage rentestand die naar verwachting zal aanhouden.

[geïntimeerde sub 1] bestrijdt alleen dit laatste; dergelijke schadeposten dienen altijd gekapitaliseerd te worden. [geïntimeerde sub 2] heeft ten aanzien van deze post geen opmerkingen.

3.7.2
Het hof stelt vast dat de post als het gaat om de omvang per jaar en het aantal jaren als zodanig niet in geschil is. Het hof is echter wel, met [geïntimeerde sub 1] , van oordeel dat deze schade gekapitaliseerd dient te worden. Dat wordt als volgt toegelicht. De door [appellant 1] voorgestelde wijze van schadebegroting leidt tot een te hoog schadevergoedingsbedrag, in de zin dat dit de schade overstijgt. [appellant 1] wenst een lump sum uitkering, dat wil zeggen dat één bedrag wordt vastgesteld, dat zowel voorziet in vergoeding voor reeds geleden schade als vergoeding van in de toekomst nog te lijden schade. Als de schadevergoeding mede ziet op schade in de toekomst wordt een bedrag vastgesteld dat geacht wordt toereikend te zijn, bij prudent beheer, om betaling van de betreffende kosten mogelijk te maken als zij in de toekomst aan de orde zijn. In de daarvoor gebruikelijke (actuariële) berekening, aangeduid als kapitalisatie, wordt enerzijds rekening gehouden met de langjarige inflatie, die tot gevolg heeft dat de daadwerkelijke bestedingswaarde van een nu toe te kennen bedrag in de toekomst lager zal zijn en anderzijds met de langjarige rentestand, omdat wordt aangenomen dat het te ontvangen bedrag op een bankrekening wordt gezet zodat rente wordt bijgeschreven. Voorts wordt rekening gehouden met de statistische sterftekans. Het hof acht deze berekening, die noodzakelijkerwijs niet meer is dan een benadering, ook in dit geval geëigend. De inflatie en de rente zijn nu allebei historisch laag en zullen dat, naar de algemene verwachting, op de middellange (2-5 jaar) termijn ook blijven, maar er is, gelet op de ervaringen van de laatste zestig jaar, geen reden om aan te nemen dat dit beeld de komende drie decennia zal aanhouden. Om die reden acht het hof een rekenrente van 2 % passend. De per 2011 gekapitaliseerde waarde van 38 jaarlijkse betalingen van € 350 per jaar bedraagt bij een rekenrente van 2% € 9.254,22. Deze post is dus toewijsbaar als na te melden.

ECLI:NL:GHAMS:2019:1299