Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 280410 Zelfwerkzaamheid conform NPP-norm; Nevenwerkzaamheden in kwekerij vader vallen niet onder zelfwerkzaamheid

Rb Almelo 280410 Zelfwerkzaamheid conform NPP-norm; Nevenwerkzaamheden in kwekerij vader vallen niet onder zelfwerkzaamheid
Verlies zelfwerkzaamheid.
6.1  [eiser] stelt dat hij vanwege verlies van zelfwerkzaamheid een bedrag van € 500,-- per jaar over een periode van 6 jaar aan schade heeft geleden. [eiser] stelt daartoe dat hij voor het ongeval zijn vader hielp in de kwekerij.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om de post ‘nevenwerkzaamheden’ die niet in de post ‘verlies zelfwerkzaamheid’ moet worden begrepen.
Vaststaat tevens dat [eiser] geen enkel begin van bewijs van zijn stelling in het geding heeft gebracht. Ook biedt [eiser] geen specifiek bewijs van zijn stelling aan.
De rechtbank zal de vordering die is gegrond op voornoemde stelling van [eiser] afwijzen.

6.2  Echter, in rechtsoverwegingen 4.2 en 4.4 heeft de rechtbank overwogen dat de post ‘karweitjes buiten’ die de deskundige in zijn rapport heeft opgenomen onder zelfwerkzaamheid vallen.
Met Univé is de rechtbank van oordeel dat gezien de door de deskundige A.L. van Summeren opgenomen uitval van 0,85 uur per week er sprake van is dat [eiser] niet alle karweitjes zelf kan uitvoeren. Univé heeft als productie 7 bij de conclusie van antwoord een ‘Aanbeveling Zelfwerkzaamheid’ d.d. 15 september 2006 in het geding gebracht. Univé heeft gesteld dat betaling van een bedrag van € 250,-- per jaar het verlies van zelfwerkzaamheid heeft gecompenseerd.

6.3  Uit het rapport van de deskundige A.L. van Summeren blijkt de rechtbank dat [eiser] kort na het ongeval in een tussenwoning woonde en dat hij vervolgens met zijn vriendin een (ruim) voorhuis van een boerderij heeft bewoond. Vervolgens is het gezin naar een (oudere) appartementen woning verhuisd, waarna de familie [eiser] naar een eengezinswoning in Almelo is verhuisd. Uit het rapport blijkt dat [eiser] na het ongeval diverse typen woningen heeft bewoond.
Voor een huurwoning/met tuin/alle onderhoud is het normbedrag schade vergoeding per jaar€ 500,--. Op bladzijde 2 van de aanbeveling staan omrekenfactoren. Echter, gezien de drie verschillende typen woningen die [eiser] na het ongeval tot 1 januari 2008 heeft bewoond, is de rechtbank van oordeel dat toepassing een van de omrekenfactoren weinig nauwkeurigheid biedt. De rechtbank kiest er daarom voor om een gemiddeld normbedrag voor de betreffende periode te bepalen, zijnde het gemiddelde tussen het hoogste en het laagste normbedrag: (€ 500,-- + € 125,--) : 2 = € 312,50.
Over de periode vanaf de datum van het ongeval tot 1 januari 2008 is dat bedrag: (€ 312,50 x 6,25) = € 1.953,13

(m.b.t eiser 2)

Verlies zelfwerkzaamheid.

10.1  Met betrekking tot het verlies zelfwerkzaamheid heeft [eiser] verwezen naar de NPP norm van € 500,-- per jaar.
Univé heeft met betrekking tot het verlies van zelfwerkzaamheid gewezen op de bevindingen van de deskundige A.L. van Summeren en stelt dat na 1 januari 2008 de uitval 0,85 uur per week is. Verder wijst Univé naar de NPP norm en stelt het verlies op € 250,-- per jaar.

10.2  Uit productie 7 bij de conclusie van antwoord blijkt dat de tabel uit 2006 stamt. Naar het oordeel van de rechtbank is die tabel gedateerd. De nieuwe tabellen uit de Richtlijnen van de Letselschade Raad stellen dat de normbedragen liggen tussen € 540,-- (huurwoning/met tuin/alle onderhoud) en € 270,-- (huurwoning/met tuin/weinig onderhoud), terwijl voor een rijtjeswoning ook nog een correctiefactor van 0,8 moet worden toegepast.
De bij de rechtbank laatst bekende woning van [eiser] is een huurwoning met een achtertuin van 65 M². Gezien de Normtabel in samenhang met de opmerking van de deskundige A.L. van Summeren in punt 4.1.2 dat de woning eenvoudig is afgewerkt en ingericht, is de rechtbank van oordeel dat een normvergoeding van € 300,-- per jaar voor de berekening van het verlies van zelfwerkzaamheid moet worden gehanteerd.

Met betrekking tot de termijn geldt hetgeen de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 9.2 heeft overwogen. De termijn is dan ook met betrekking tot het onderhavige onderwerp
(2055 – 2008) = 47 jaar. De NRL kapitaalsfactor die bij de leeftijd en de termijn hoort is dan 24,3077. De toekomstige schade is dan: (24,3077 x € 300,--) = € 7.292,31. Naar het oordeel van de rechtbank zal Univé dat bedrag aan [eiser] moeten betalen.
LJN BM7022