Overslaan en naar de inhoud gaan

NOvA juni 2013: No cure no pay; Factsheet experiment resultaatgerelateerde beloning

NOvA juni 2013: No cure no pay; Factsheet experiment resultaatgerelateerde beloning

Waar gaat het om?

Het college van afgevaardigden heeft op 25 juni jl. een verordening aangenomen die de bestaandeVerordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde beloning) per 1 januari 2014 zal wijzigen. Door die wijziging wordt het thans geldende algemene verbod op resultaatgerelateerde beloning gedeeltelijk opgeheven. Deze opheffing geldt als een tijdelijk experiment.

Wat houdt het experiment in?

Het doel van het experiment is het vergroten van de toegang tot het recht van cliënten die niet voor een toevoeging in aanmerking komen, maar voor wie rechtsbijstand door een advocaat toch een te hoge financiële drempel zou betekenen om hun recht te halen wanneer zij slachtoffer zijn van letselschade.

Het experiment is erop gericht inzicht te verkrijgen in het gebruik van afspraken tussen advocaten en cliënten op basis van resultaatgerelateerde beloning en het effect daarvan op de toegang tot het recht. Het experiment start op 1 januari 2014 en heeft een looptijd van vijf jaar. Aan het einde van die looptijd zal worden beoordeeld of het experiment een permanent karakter krijgt. Dat hangt onder meer af van de vraag of er van deze vorm van beloningsafspraken in de praktijk gebruik zal worden gemaakt, of het toegevoegde waarde heeft voor rechtzoekenden en tegelijkertijd de belangen van de cliënt niet in het gedrang zijn gekomen.

Het experiment is beperkt tot letselschadezaken en overlijdensschadezaken. Vanaf 1 januari 2014 mogen advocaten in dergelijke zaken een afspraak maken met hun cliënten om hen bij te staan op basis van resultaatgerelateerde beloning.

Wat houdt resultaatgerelateerde beloning in dit verband in?

Allereerst mag worden overeengekomen dat bij het uitblijven van het afgesproken financiële resultaat, de advocaat zijn honorarium niet in rekening brengt bij de cliënt. In dat opzicht is er sprake van ‘no cure no pay’. Wordt het resultaat wel behaald, dan mag de advocaat het vooraf overeengekomen uurtarief verhogen met een success fee. Die fee mag dan maximaal een verhoging met 100% zijn. N.B.: voor de declaratie vormen de daadwerkelijk aan de zaak bestede uren dus de grondslag. In dat opzicht is er sprake van ‘no win no fee’. Tot slot geldt voor het aan de advocaat toekomende honorarium een maximum van 25% van het behaalde resultaat. De declaratie op basis van het aantal aan de zaak gewerkte uren vermenigvuldigd met het verhoogde uurtarief is dus maximaal 25% van de toegewezen vordering.

Hoe om te gaan met de specifieke kosten?

De specifieke kosten die moeten worden gemaakt ten behoeve van de zaak (bijvoorbeeld kosten van medische adviezen of schade-experts) blijven in beginsel voor rekening van de cliënt. Alternatief mag worden afgesproken dat de advocaat ook deze kosten voor zijn rekening neemt. In dat geval mag het uurtarief bij winst worden verhoogd met ten hoogste 150% en geldt voor de declaratie een maximum van 35% van de toegewezen vordering. Bij uitblijven van resultaat komen die kosten dan wel voor rekening van de advocaat.

Hoe wordt toezicht gehouden op de juiste toepassing van het experiment?

In de verordening zijn eisen vastgelegd waaraan een overeenkomst met een resultaatgerelateerde beloningsafspraak moet voldoen. De Nederlandse Orde van Advocaten stelt bij aanvang van het experiment ook een modelovereenkomst ter beschikking. Advocaten die gebruik willen maken van de mogelijkheid om met hun cliënten dergelijke afspraken te maken, melden zich aan bij hun raad van toezicht. Telkens wanneer zij een zaak aannemen op basis van resultaatgerelateerd belonen, geven zij dat bij de raad aan. Tot slot moeten advocaten op een formulier een aantal statistische gegevens bijhouden. Met dat formulier kan aan het eind van het experiment een evaluatie worden uitgevoerd.www.advocatenorde.nl/