Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 160817 zelfwerkzaamheid, reiskosten en eigen bijdrage pgb voor duur van 10 jaar vergoed

Rb Midden-Nederland 160817 blootstelling aan oplosmiddelen; schatting gevolgen CTE; geen verlies verdienvermogen na vergoedingen in ontslagzaak;
- ingrijpende cognitieve beperkingen tzv geheugen, oriëntatie en concentratie, pijn, vermoeidheid en psychische klachten; smartengeld € 20.000;
- zelfwerkzaamheid, reiskosten en eigen bijdrage pgb voor duur van 10 jaar vergoed

2.9.

Ter onderbouwing van het verlies van zelfwerkzaamheid heeft [eiser] gesteld dat hij zijn koopwoning en tuin niet meer kan onderhouden, zoals hij gewoon was te doen. Aannemelijk is dat [eiser] door de CTE een deel van het huis- en tuinonderhoud niet meer zelf heeft kunnen doen, maar tevens moet er rekening mee worden gehouden dat zijn andersoortige gezondheidsklachten hem op dat gebied eveneens hebben beperkt. Het verlies van zelfwerkzaamheid wordt billijkheidshalve begroot op afgerond € 685,-- per jaar (zijnde 60% van het betreffende normbedrag van de Letselschade Richtlijn Zelfwerkzaamheid) en de duur ervan wordt - mede gezien de leeftijd van [eiser] en die andere gezondheidsklachten - gesteld op 10 jaar, zodat toewijsbaar is een vergoeding voor verlies van zelfwerkzaamheden van € 6.850,--.

2.10.
[eiser] heeft gesteld dat hem vanwege zijn gezondheidssituatie vanaf 24 november 2011 een persoonsgebonden budget (PGB) is toegekend voor vervoer en verzorging, waarbij de eigen bijdrage € 306,-- per maand bedraagt. Nu uit de betreffende beschikking van 24 november 2011 blijkt dat bij de indicatiestelling onder meer rekening is gehouden met het ‘Psychisch functioneren’, ‘geheugenstoornissen’ en ‘oriëntatie’ moet worden geconcludeerd dat vooral de aan de CTE gerelateerde cognitieve, en de daaruit voortgekomen psychische problematiek tot de PGB-toekenning hebben geleid. Tegelijkertijd moet, ter bepaling van de in de schadebegroting te verdisconteren duur van (de eigen bijdrage voor) deze voorziening, rekening worden gehouden met de reëel te achten kans dat [eiser] na verloop van tijd ook vanwege zijn andersoortige gezondheidsklachten PGB-afhankelijk zou zijn geworden. De kantonrechter schat aldus de bedoelde schade op € 36.720,--, zijnde 10 jaar maal € 306,-- per maand.

2.11.
De vergoeding die [eiser] vordert voor zijn medische kosten en voor de reiskosten die met artsenbezoek gepaard gaan is uiterst summier onderbouwd. Aannemelijk is dat de CTE tot medische en reiskosten heeft geleid, maar daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat [eiser] ook voor zijn andersoortige gezondheidsklachten vergelijkbare kosten (gehad) heeft. De kantonrechter schat bedoelde kosten op € 100,-- per jaar, te rekenen over 10 jaar, dus op € 1.000,--. Het eigen risico voor de zorgverzekering moet geacht worden reeds door de andere (dan de CTE-)klachten te zijn en worden verbruikt.

2.13.
Op grond van het voorgaande is toewijsbaar een bedrag van € 64.570,-- aan materiële en immateriële schadevergoeding. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (22 november 2013) tot de voldoening. ECLI:NL:RBMNE:2017:4180