Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 120917 duimluxatie; € 1.500 smartengeld

Hof Den Haag 120917 duimluxatie agent agv verzet bij aanhouding; agent hoeft niet uit hoofde van zijn functie op de koop toe te nemen dat jegens hem geweld wordt gebruikt;
- duimluxatie; € 1.500 smartengeld

7. Vaststaat dat [X] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door zich te verzetten tegen zijn aanhouding, dat deze onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend en dat [appellant] als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen. Op [X] is op grond van artikel 6:162 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de verplichting komen te rusten de als gevolg van zijn onrechtmatige verzet door [appellant] geleden schade aan hem te vergoeden. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat – immateriële schade – heeft [appellant] recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding (artikel 6:106 lid 1 onder b BW). Daarbij is niet van belang of [X] al dan niet het oogmerk heeft gehad om [appellant] te verwonden en of door [X] al dan niet buitensporig geweld is gebruikt. Ook als sprake zou zijn geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, staat dat er niet aan in de weg om, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid (aansprakelijkheid voor fysiek geweld) en van de schade (letselschade), de schade van [appellant] aan [X] als een gevolg van diens onrechtmatig handelen toe te rekenen. Evenmin kan aan het recht op vergoeding van immateriële schade afdoen dat [appellant] politieagent is. Het hof onderschrijft niet dat een politieagent uit hoofde van zijn functie tot op zekere hoogte op de koop toe moet nemen dat jegens hem bij de rechtmatige uitoefening van zijn functie geweld wordt gebruikt en dat hij eerst recht heeft op vergoeding van zijn als gevolg daarvan geleden (immateriële) schade als bepaalde grenzen zijn overschreden.

8. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de erfgenamen, als rechtsopvolgers onder algemene titel van [X] , jegens [appellant] gehouden zijn tot vergoeding van immateriële schade en dat er geen gronden zijn om deze vergoeding vast te stellen op nihil.

9. In de strafzaak tegen [X] is voor [appellant] als benadeelde partij aanspraak gemaakt op een bedrag van aanvankelijk € 600 en nadien € 1.500 tot vergoeding van zijn immateriële schade. Bij arrest van 10 februari 2015 heeft het hof Amsterdam deze vordering toegewezen. Tegen dit arrest is door [X] beroep in cassatie ingesteld. Doordat [X] vervolgens hangende het cassatieberoep is overleden, moet evenwel aangenomen worden dat de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging, met als gevolg dat ook de benadeelde partij van rechtswege niet-ontvankelijk is verklaard (HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1242). Dit betekent derhalve dat [appellant] niet beschikt over een rechterlijke titel voor zijn aanspraak op immateriële schadevergoeding.

10. Bij de vaststelling van de hoogte van de aan [appellant] toekomende vergoeding dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor [appellant] . Tevens dient gelet te worden op in vergelijkbare gevallen toegewezen bedragen.

11. Het gaat om een naar het zich aanvankelijk liet aanzien eenvoudig letsel (duim uit de kom), waarvoor [appellant] evenwel moest worden geopereerd en waarvoor [appellant] verdere medische en fysiotherapeutische behandeling heeft ondergaan. Het letsel heeft geleid tot atrofie van de duimspieren en enig krachtverlies, zodanig dat sprake is van enige blijvende invaliditeit (6% van de duim). Ook thans is er nog sprake van zeurende pijn. Als gevolg van het letsel is [appellant] enige tijd arbeidsongeschikt geweest. Ook ondervindt hij, naar hij stelt doch door [X] onder overlegging van facebookpagina’s ten dele is betwist, beperkingen bij het schilderen van zijn huis en het verrichten van werkzaamheden in de tuin.

12. De gevolgen van het letsel in de door [appellant] als meest vergelijkbare zaak genoemde uitspraak (ANWB Smartengeldgids, nummer 730) acht het hof duidelijk ernstiger, nu het in die zaak ging om een langdurig niet meer kunnen gebruiken van de rechterhand en een blijvende invaliditeit van 5% van de gehele mens. In andere zaken waarvan de omstandigheden in verschillende opzichten min of meer vergelijkbaar waren, zijn veel lagere bedragen toegekend. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op rechtbank Den Haag 22 juli 2008, partketnr. 09/765175-08 (Smartengeldgidsnr. 1452), in welke zaak € 1.315 is toegewezen, en rechtbank ’s-Hertogenbosch 19 april 2013, partketnr. 01-840898-11 (Smartengeldgidsnr. 1437), in welke zaak € 1.500 is toegewezen.

13. Met inachtneming van alle in deze zaak gebleken omstandigheden acht het hof een vergoeding van € 1.500 billijk, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen. [appellant] heeft verder aanspraak op wettelijke rente over de hem toekomende schadevergoeding met ingang van 6 februari 2013, zodat de hierop betrekking hebbende vordering eveneens zal worden toegewezen. ECLI:NL:GHDHA:2017:2526