Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 100614 € 10.000 smartengeld vanwege blijvende beperkingen Tossy III AC luxatie schouder

Hof 's-Hertogenbosch 100614 eisvermeerdering mbt huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid ism goede procesorde, mbt smartengeld toegestaan;
- € 10.000 smartengeld vanwege blijvende beperkingen Tossy III AC luxatie schouder

vervolg op: hof-s-hertogenbosch-171213-val-fietser-door-gat-in-wegdek-val-bewezen-met-getuigenverklaringen-eigenaar-weg-aansprakelijk

10.5.

De smartengeldvordering

10.5.1.
Uit de door [appellant] overgelegde medische gegevens volgt dat sprake is van “Tossy III AC luxatie schouder links” (vgl. r.o. 7.11 tussenarrest 17 december 2013). In het rapport wordt (onder V) geconcludeerd dat bij [appellant] sprake is van restklachten en beperkingen als gevolg van een doorgemaakte AC luxatie. Op basis van de gestelde diagnose, het lichamelijk onderzoek en röntgenonderzoek en op basis van de gegevens van het medisch dossier is er volgens de deskundige sprake van beperkingen bij de beroepsuitoefening, de activiteiten van het dagelijks leven, de zelfverzorging, de huishoudelijke bezigheden, de hobby, de recreatie en sportbeoefening. De beperkingen betreffen onder meer: tillen (op en boven schouderhoogte sterk beperkt); duwen en trekken (op en boven schouderhoogte sterk beperkt); dragen (links matig-sterk beperkt); reiken (op en boven schouderhoogte links matig-sterk beperkt), en bovenhands werken (sterk beperkt). In het rapport staat verder vermeld dat de prognose ten aanzien van de klachten voor wat betreft het AC gewricht slecht is, dat een vroegtijdige artrose zeer waarschijnlijk is en dat dit zal leiden tot meer klachten en ook mogelijk meer beperkingen. Op basis van de gesignaleerde beperkingen wordt het percentage functionele invaliditeit gehele persoon (GP) in het rapport geschat op 8%.

10.5.2.
Het hof is van oordeel dat [appellant] met het rapport voldoende bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat sprake is van blijvende beperkingen aan zijn linkerarm/schouder. BL Industrie Services heeft onvoldoende concrete bezwaren tegen het rapport ingebracht die meebrengen dat het rapport niet bij de beoordeling kan worden betrokken. De enkele omstandigheid dat het rapport eenzijdig is opgesteld, brengt niet mee dat aan het rapport geen bewijswaarde toekomt.

10.5.3.
Dat de in het rapport gesignaleerde beperkingen mogelijk mede zijn veroorzaakt door tekortschieten bij de medische behandeling van het letsel, staat naar het oordeel van het hof niet eraan in de weg de gevorderde schade, gelet op de aard van de overtreden norm (te weten een veiligheidsnorm gericht op het voldoende zorgdragen voor een goed wegdek ter voorkoming van ongevallen als de onderhavige) en van de schade (te weten letselschade), als gevolg van het ongeval aan BL Industrie Services toe te rekenen. Bijzondere omstandigheden, zoals nalaten van [appellant] zelf in het kader van zijn herstelproces, zijn gesteld noch gebleken. Het verweer van BL Industrie Services dat de beperkingen niet vanzelfsprekend in causaal verband staan tot het ongeluk, stuit op het voorgaande af. Met haar stelling dat de slechte toekomstprognose blijkens het rapport waarschijnlijk vroegtijdige artrose is, ziet BL Industrie Services tenslotte nog eraan voorbij dat het blijkens de conclusie (onder V) van het rapport gaat om posttraumatische artrose zodat mogelijke vroegtijdige artrose dus als een gevolg van het ongeval kan worden aangemerkt.

10.5.4.
Uitgaande van de aard en de ernst van het letsel acht het hof het billijk aan [appellant] een bedrag aan smartengeld toe te kennen van € 10.000,--. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [appellant] als gevolg van het ongeval twee keer aan zijn schouder is geopereerd, dat hij na het ongeval op aangepaste wijze heeft gewerkt (waarbij hij niet hoefde te tillen en dragen; vgl. rapport onder 1.3.2) en dat hij dagelijks de gevolgen van zijn beperkingen ervaart zowel met betrekking tot zelfverzorging en huishoudelijke bezigheden als op het gebied van hobby, recreatie en sportbeoefening. Voorts heeft [appellant], zoals volgt uit zijn onweersproken stellingen, nog steeds pijnklachten. Uit de anamnese in het rapport (onder 1.2) volgt dat het gaat om dagelijks aanwezige pijnklachten, dat de pijn zeurend van aard is en wisselt in intensiteit afhankelijk van bewegen en dat de nachtrust wordt verstoord als gevolg van de pijn. Ten slotte acht het hof van belang dat er sprake is van een slechte toekomstprognose en dat er een reële kans is dat de klachten zullen verergeren.

10.5.5.
Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof voorts het door [appellant] gevorderde bedrag aan expertisekosten van € 508,20 zal toewijzen. Het hof is van oordeel dat deze kosten redelijk zijn en ook redelijkerwijs noodzakelijk waren om afdoende inzicht te verkrijgen in de aard en ernst van het letsel van [appellant], een en ander ter staving van de smartengeldvordering van [appellant].

ECLI:NL:GHSHE:2014:1719