Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 131010 letsel na schietincident; smartengeld ivm vnl psychisch letsel

Rb Amsterdam 131010 letsel na schietincident; smartengeld ivm vnl psychisch letsel


Smartengeld
4.13.  [A] heeft zijn vordering ten aanzien van deze schadepost aangepast in die zin dat hij thans een bedrag van € 4.850 (€ 9.000,= minus het bedrag van € 4.150,= dat hij reeds van het Schadefonds heeft ontvangen) aan smartengeld vordert. Volgens [A] sluit de hoogte van het totale smartengeld aan bij het bedrag dat de rechtbank in het strafvonnis aan hem heeft toegewezen en is het in overeenstemming met de omstandigheden waaronder en de wijze waarop het incident heeft plaatsgevonden (een poging tot moord met een vuurwapen) en met de aard en de ernst van het door hem opgelopen letsel. [A] stelt blijvend psychisch letsel aan het incident te hebben overgehouden. Nachtmerries en angsten spelen hem nog steeds parten, ook al heeft hij daarvoor psychische hulp gehad, aldus [A].

4.14.  De rechtbank verwerpt het verweer van [B] c.s. dat bij het bepalen van de hoogte van het bedrag aan smartengeld rekening moet worden gehouden met de draagkracht van de degene die het smartengeld dient te voldoen. De vergoeding van immateriële schade ziet op vergoeding van het leed dat [A] als gevolg van het incident heeft geleden. Bij de bepaling van de hoogte van deze vergoeding heeft dat leed als uitgangspunt te gelden en niet de draagkracht van de pleger van de onrechtmatige gedraging.

4.15.   Bij de begroting van het smartengeld naar billijkheid dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder in ieder geval de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan [B] c.s. te maken verwijt en de aard, ernst en duur van het geconstateerde letsel. Daarbij wordt acht geslagen op de bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend. [A] is zonder dat daartoe enige noodzaak bestond abrupt door [B] jr. met een vuurwapen beschoten als gevolg waarvan hij lichamelijk letsel en psychisch letsel heeft opgelopen. Voorstelbaar is dat dit incident een enorme impact op het leven van [A] heeft gehad en nog steeds heeft, zeker gelet op de jeugdige leeftijd, zestien jaar, die [A] ten tijde van het incident had. De rechtbank acht aannemelijk, onder meer gelet op de eigen verklaring van [A], dat [A] blijvend psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van het incident. Daarbij speelt voor de rechtbank geen rol dat [A] voor deze psychische klachten thans niet meer wordt behandeld. Immers, het staken van een behandeling betekent niet vanzelfsprekend dat daarmee ook de klachten van [A] verdwenen zijn, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van [A] ter comparitie. Door deze psychische klachten heeft [A] zijn studie niet kunnen afronden, heeft zijn loopbaan zich anders ontwikkeld dan [A] zich voor het incident had voorgesteld en ervaart hij naar eigen zeggen een verandering in zijn persoon, onder andere in zijn manier van reageren. Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank een totaal- bedrag van € 9.000,= aan smartengeld billijk. De rechtbank zal aan [A] dan ook het gevorderde bedrag van € 4.850,= (€ 9.000,= minus € 4.150,=, zie r.o. 4.13) aan smartengeld toewijzen. LJN BQ1104