Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 181212 whiplash; verlies levensvreugde eerste jaar na ongeval; € 5.000,00 smartengeld

Hof Amsterdam 181212 whiplash; Hof beperkt looptijd VAV tot 1 jaar wegens pre-existente klachten;
- verlies levensvreugde eerste jaar na ongeval; € 5.000,00 smartengeld

Hoger beroep van rb-amsterdam-160311-causaliteitsonzekerheid-mbt-psychische-decompensatie-dient-niet-geheel-en-onverkort-in-het-nadeel-van-betrokkene-te-werken

3.16 Immateriële schadevergoeding

3.16.1 De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de marginale psychische toestand van [benadeelde] voor het ongeval, de na het ongeval opgetreden verslechtering en de psychische decompensatie van [benadeelde], het verblijf van drie dagen in het ziekenhuis in verband met een hersenschudding en het daarop aansluitende verblijf bij [de vriend/belangenbehartiger van [benadeelde]] omdat [benadeelde] niet voor zichzelf kan zorgen, alsmede het niet kunnen voortzetten van zijn arbeidzame leven na het ongeval, een vergoeding van € 15.000,= ter zake van smartengeld billijk geacht en een derde deel daarvan, derhalve € 5.000,=, toegewezen.

3.16.2Beide partijen zijn tegen dit oordeel opgekomen, [benadeelde] met grief XIII (stellende dat een bedrag van € 100.000,= billijk is) en London c.s. met grief 6 (stellende dat er in het geheel geen reden is smartengeld toe te kennen, subsidiair dat maximaal € 5.000,= billijk zou zijn).

3.16.3 [benadeelde] heeft het door hem gevorderde bedrag gebaseerd op de omstandigheid dat hij na het ongeval tot nagenoeg niets meer in staat is, waarvan hij zich wel degelijk bewust is. Volgens hem heeft de rechtbank alleen in aanmerking genomen dat hij zijn werkzaamheden na het ongeval niet heeft kunnen voortzetten en is daarbij miskend dat hij daarnaast ook elke levensvreugde moet missen.

3.16.4 Nog daargelaten dat de stelling van [benadeelde] dat de rechtbank alleen acht heeft geslagen op het niet meer kunnenwerken na het ongeval geen steun vindt in de door de rechtbank gegeven motivering van haar beslissing, stuit de grief van [benadeelde] reeds af op hetgeen hiervoor omtrent het causaal verband is overwogen. Ook in het kader van de vordering tot vergoeding van smartengeld heeft te gelden dat [benadeelde], naar het oordeel van het hof, in de situatie zonder ongeval in ieder geval met ingang van 1 maart 2007 in een vergelijkbare situatie zou hebben verkeerd als in de situatie met ongeval. Daarvan uitgaande, en voorts gelet op de door de rechtbank genoemde omstandigheden zoals hiervoor onder 3.16.1 weergegeven, alsmede in aanmerking nemende het verlies aan levensvreugde in het j aar na het ongeval, is het hof van oordeel dat een smartengeldvergoeding van in totaal € 5.000,= billijk is. Dit betekent dat de grief van [benadeelde] faalt en die van London c.s. {welke grief zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat een vergoeding van € 15.000,= ter zake van smartengeld billijk is) slaagt. PIV-sitenu ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHAMS:2012:4041