Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 071107 whiplash, smartengeld verhoogd vanwege weigering ass. klachten te erkennen

Rb Zutphen 071107 whiplash, smartengeld verhoogd vanwege weigering ass. klachten te erkennen
2.16. [eiser] heeft gesteld dat hij ten gevolge van het ongeval last heeft van voortdurende nekklachten, spierspanningshoofdpijn en een depressief toestandsbeeld. Voorts is sprake van verminderde concentratie, verminderde aandrift, versnelde uitputbaarheid en slecht te controleren emotionaliteit. Het maken van gezamenlijke tochtjes op de motor, stedenbezoek en andere korte uitstapjes zijn niet meer mogelijk. Het dagelijks en het sociaal functioneren zijn door het ongeval ernstig beperkt. [eiser] is feitelijk volledig arbeidsongeschikt. Als gevolg van het ongeval heeft hij de winkel, die hij als zijn levenswerk beschouwde, verloren. Op alle terreinen van het leven treden ernstige belemmeringen op als gevolg van concentratieproblemen, motivatieverlies en extreme moeheid, die alle zijn te beschouwen als verschijnselen van een depressie die weer veroorzaakt is door het ongeval.
Een en ander is door OVZ niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het vorenstaande rechtvaardigt het toekennen van een immateriële schadevergoeding van
€ 10.000,--. Anders dan [eiser] heeft [eiser] als gevolg van het ongeval tevens depressieve klachten ontwikkeld, hetgeen een hoger bedrag aan smartengeld rechtvaardigt.

2.17. Voormeld bedrag wordt -naar aanleiding van hetgeen in het tussenvonnis van
30 juni 2004 (r.o. 2.7) en in het tussenvonnis van 15 maart 2006 (r.o. 2.12.) is overwogen- verhoogd met € 5.000,--. In de rapportage van prof. dr. G.F. Koerselman zijn immers voldoende aanknopingspunten te vinden voor de aanname dat het ontstaan van de depressieve klachten van [eiser] en de ernst van die klachten mede zijn terug te voeren op het feit dat OVZ de klachten van [eiser] ten onrechte niet als ongevalsgevolg heeft willen erkennen en als gevolg daarvan lange tijd weigerachtig is geweest om door middel van bevoorschotting het wegvallen van [eiser] in de zaak financieel op te vangen als ge[eiser]arva[eiser] hebben moeten besluiten de winkel, hun levenswerk, te sluiten. OVZ heeft aldus gehandeld in strijd met de gedragsregels bij de behandeling van personenschade in het verkeer, opgenomen in Bedrijfsregeling no 15, hetgeen onrechtmatig is jegens [eiser].

2.18. Aan [eiser] zal dan ook ter zake van immateriële schadevergoeding worden toegekend een bedrag van in totaal € 15.000,--vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de ongevalsdatum over een bedrag van € 10.000,-- als gevorderd en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,-- vanaf de dag der dagvaarding.

2.19. De slotsom houdt in dat de vorderingen van [eiser] in hoofdsom voor toewijzing vatbaar zijn tot een bedrag van € 340.528,53.

2.20. OVZ dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding, de kosten van de deskundigenberichten daaronder begrepen. Nu OVZ de kosten van de deskundigenberichten integraal heeft voldaan[eiser]r da[eiser] daaraan door middel van voorschotbetalingen hebben behoeven bij te dragen, zal deze post verder buiten beschouwing blijven. In de omstandigheid dat de st[eiser]n va[eiser] en de onderbouwing van veel schadeposten elkaar grotendeels overlappen wordt aanleiding gevonden om bij de begroting van het procureurssalaris zowel ten aanzien van [eiser] als ten aanzien van [eiser] uit te gaan van een gemiddeld liquidatietarief VI. Bij de proceskosten zal verder niet worden onderscheiden tussen de door [eiser] en de door [eiser] -echtelieden- gemaakte advocaatkosten. Beiden hebben immers dezelfde advocaat, zodat een splitsing van kosten niet doelmatig voorkomt.
De kosten van het incident zullen worden gecompenseerd, omdat partijen daarin over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld.
LJN BB8032