Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 170119 Sportschool ex art 6:174 BW aansprakelijk voor val bezoeker door verhoging van 8,9 cm; geen oordeel over eigen schuld

RBAMS 170119 Sportschool ex art 6:174 BW aansprakelijk voor val bezoeker door verhoging van 8,9 cm; geen oordeel over eigen schuld
- verzocht en toegewezen 20 uren x 250,00 + 6% + 21% = 6.413,00

De feiten

2.1.
Fit for free exploiteert diverse sportscholen. Zurich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Fit for free.

2.2.
Op 18 november 2015 heeft [verzoekster] Fit for free, locatie [adres] (Amsterdam), bezocht. Zij had geen lidmaatschap bij Fit for free. Zij wilde haar zoon, die aan het sporten was bij Fit for free, gedag zeggen en heeft zich gemeld bij de receptie. Een medewerker van de sportschool heeft [verzoekster] toegang tot de fitnessruimte verschaft.

2.3.
De fitnessruimte is verdeeld over drie verhoogde plateaus/verhogingen (door partijen ook aangeduid als eilanden) met daartussen een looppad. Op de verhogingen is fitnessapparatuur geplaatst. De hoogte van de verhoging (op de eerste twee foto’s hieronder links) is 8,9 centimeter. De vloer van de looppaden is bedekt met donkergrijze vloerbedekking. De vloer van de verhogingen (op de eerste twee foto’s hieronder links) is bedekt met zwarte vloerbedekking, van een rubberachtig materiaal, met oranje spikkels.

foto1

foto2

2.4.
[verzoekster] liep op het looppad van de fitnessruimte toen zij haar zoon zag. Toen zij haar zoon wilde benaderen, is [verzoekster] ten val gekomen over de plateauverhoging. Zij is recht voorover gevallen.

2.5.
Onderstaande foto geeft de locatie nader weer waar [verzoekster] ten val is gekomen. Anders dan op de foto’s was ten tijde van het ongeval nog geen aluminiumstrip bevestigd op de rand van de verhoging. De aluminiumstrip is de lichtgekleurde streep op de foto’s.

foto3

2.6.
De zijkant van de betreffende verhoging is zichtbaar op de volgende foto.

foto4

2.7.
[verzoekster] heeft Fit for free aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van haar val. Zurich heeft die aansprakelijkheid afgewezen op 22 maart 2016.

De beoordeling

3.1.
[verzoekster] verzoekt de aansprakelijkheid vast te stellen van Fit for free voor de gevolgen van de val van 15 november 2015 en vast te stellen dat Fit for free en/of Zurich gehouden is/zijn de volledige schade, althans een door de rechtbank vast te stellen percentage, van de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, als gevolg van de val te vergoeden en te bepalen dat Fit for free en/of Zurich een in goede justitie te bepalen voorschotbedrag moet/moeten betalen, met begroting van de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en Fit for free en/of Zurich te veroordelen tot betaling van die kosten.

3.2.
Aan het verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat Fit for free op grond van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 6:181 BW als bezitter of zakelijk gebruiker van een gebrekkige opstal, dan wel op grond van artikel 6:162 BW, aansprakelijk is voor de gevolgen van haar val.

3.3.
Fit for free c.s. voert verweer.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.
[verzoekster] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In dat artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen op te pakken en mogelijk af te ronden. Het verzoek strekt er onder meer toe vast te stellen dat Fit for free aansprakelijk is voor (de gevolgen van) de val van [verzoekster] op 18 november 2015. Dat valt binnen de beschrijving van artikel 1019w Rv. De rechtbank zal het verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.

4.2.
In artikel 6:174 BW is bepaald dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk is, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend. Artikel 6:181 lid 1 BW legt de aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal bij de bedrijfsmatig gebruiker daarvan tenzij het een opstal betreft en het ontstaan van de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat. De toepasselijkheid van de artikelen 6:174 BW en 6:181 BW is tussen partijen niet in geschil.

4.3.
Bij het antwoord op de vraag of een opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheid mag stellen, en dus niet gebrekkig is, komt het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze maatstaven komen overeen met de ‘kelderluikcriteria’ (Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, zie voorts Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283).

4.4.
Beoordeeld dient te worden of de verhoging in de fitnessruimte waar [verzoekster] is gevallen naar objectieve maatstaven gemeten voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen. In het kader van dit deelgeschil zal de rechtbank daarbij niet betrekken of de fitnessruimte ten tijde van de val van [verzoekster] in voldoende mate was verlicht. Partijen hebben daarover uiteenlopende stellingen ingenomen en het deelgeschil leent zich niet voor een nader onderzoek op dat punt. Verder kan ook zonder duidelijkheid over de (mate van) verlichting ten tijde van de val van [verzoekster] een beslissing worden genomen over de aansprakelijkheid van Fit for free.

4.5.
De rechtbank acht de volgende omstandigheden van belang. In de fitnessruimte van een sportschool bewegen de bezoekers veelvuldig heen en weer. De aandacht van de bezoekers zal daarbij met name uitgaan naar het zich verplaatsen naar een volgend fitnessapparaat. De verhogingen in de fitnessruimte van Fit for free moeten daarbij worden betreden; daarop staat immers de fitnessapparatuur geplaatst. Fit for free kon er daarbij, als professionele organisatie, niet zonder meer van uitgaan dat de bezoekers altijd een hoge mate van oplettendheid betrachten met betrekking tot de aangebrachte verhogingen. De aandacht van de bezoekers is in de eerste plaats immers gericht op de fitnessapparaten en de beschikbaarheid daarvan. Dat brengt met zich dat aan de verhogingen, en in het bijzonder daar waar de verhoging aanvangt, de eis mag worden gesteld dat die in voldoende mate zichtbaar zijn voor de bezoekers van de sportschool, ongeacht of het frequente bezoekers betreft dan wel gaat om een incidenteel bezoek. Aan die eis is in dit geval niet voldaan. Zowel de vloer van het looppad als van de verhoging is donker van kleur. De vloerbedekking op het looppad is donkergrijs en die op de verhoging zwart met oranjekleurige ‘spikkels’. Partijen twisten over de vraag of aan de zijkant van de verhoging dezelfde vloerbedekking is aangebracht als op de verhoging, te weten een zwarte bedekking met oranje spikkels. De rechtbank acht echter niet van doorslaggevende betekenis of de zijkant bedekt is met die vloerbedekking. Relevant is dat de zijkant van de verhoging, net zoals de verhoging en het looppad, donker van kleur is. Op basis van kleur is er dan ook geen duidelijk waarneembaar onderscheid tussen het looppad en de verhoging. Niet voor iedere bezoeker zal kenbaar zijn dat om naar de fitnessapparatuur te gaan een verhoging van 8,9 centimeter dient te worden betreden, temeer niet nu een duidelijke markering tussen het donkerkleurige looppad en de eveneens donkerkleurige verhoging ontbreekt. Ten tijde van de val ontbrak de (op de foto’s zichtbare) aluminiumstrip.

Dat het in de lijn der verwachting lag dat in de ruimte verhogingen zijn geplaatst omdat dit gebruikelijk is in fitnessruimten zoals Fit for free stelt, is niet gebleken. Maar zelfs als aangenomen moet worden dat dit het geval is, laat dit onverlet dat bezoekers gericht zijn op hetgeen zich op de verhogingen afspeelt en de verhoging dus duidelijk gemarkeerd dient te zijn.

4.6.
Wanneer bezoekers die niet in hoge mate oplettend zijn de verhoging betreden, bestaat het risico van een val, met als gevolg schade. Alhoewel de gevolgen van een val over een verhoging met een hoogte zoals in dit geval aan de orde niet altijd groot zullen zijn, is de kans, zeker gezien de aanwezigheid van fitnessapparatuur, op ernstig letsel wel aanwezig. Voor Fit for free moet het verder niet bezwaarlijk zijn geweest om veiligheidsmaatregelen te treffen. De later aangebrachte aluminiumstrips zouden reeds afdoende zijn geweest. Hierdoor wordt de verhoging, ook als dat niet de primaire functie was van deze strips, immers gemarkeerd. Verder had Fit for free op de verhoging een andere kleur vloerbedekking kunnen (laten) aanbrengen.

4.7.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de situatie in de fitnessruimte van Fit for free op de plek waar [verzoekster] ten val is gekomen niet voldoet aan de veiligheidseisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden moet stellen en dat dus sprake is van een gebrekkige opstal (6:174 BW), althans dat Fit for free een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen die leidt tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. Het deel van het verzoek dat de strekking heeft de aansprakelijkheid van Fit for free vast te stellen voor de gevolgen van de val, is toewijsbaar.

4.8.
[verzoekster] verzoekt daarnaast vast te stellen dat Fit for free en/of Zurich de volledige door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden, dan wel een in goede justitie te bepalen percentage. Fit for free c.s. betogen dat de schade mede een gevolg is van aan [verzoekster] toe te rekenen omstandigheden. Zij is onoplettend geweest in een situatie waarin zij extra oplettend had moeten zijn. Het debat van partijen heeft zich toegespitst op de vraag of Fit for free aansprakelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van de val van [verzoekster] . Fit for free c.s. heeft summier onderbouwd waarom sprake zou zijn van eigen schuld van [verzoekster] en [verzoekster] heeft in het geheel geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op dit punt. Voor een beoordeling van het bestaan van eigen schuld en de mate daarvan is een nader onderzoek nodig waarvoor de deelgeschilprocedure zich niet leent. Dit deel van het verzoek wordt afgewezen.

4.9.
Het verzoek tot het vaststellen van een voorschot wordt afgewezen nu een concreet verzoek daartoe ontbreekt en [verzoekster] evenmin op enige wijze inzicht heeft gegeven in de hoogte van de geleden en nog te lijden schade.

4.10.
[verzoekster] vordert daarnaast de kosten van het deelgeschil. Bij de begroting van de kosten dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. De advocaat van [verzoekster] heeft haar kosten begroot op € 6.413,00 inclusief 21% btw en 6% kantoorkosten. Tegen het aantal uren is bezwaar gemaakt, maar de rechtbank verwerpt die verweren. Mede gezien de omvang van de (te bestuderen) stukken acht de rechtbank het redelijk dat 20 uren zijn gerekend voor het opstellen van het verzoekschrift. De kosten worden begroot zoals gevorderd, te vermeerderen met het griffierecht van € 291,00. ECLI:NL:RBAMS:2019:271