Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 281112 uitsluiting subrogatie op collega's ex 7:962 lid 3 BW geldt ook mbt ingeleend personeel

Rb Amsterdam 281112 uitsluiting subrogatie op collega's ex 7:962 lid 3 BW geldt ook mbt ingeleend personeel

4. De beoordeling

4.1. De rechtbank zal allereerst beoordelen of Anderzorg een beroep kan doen op de subrogatiebepaling van artikel 7:962 lid 1 BW. Tussen partijen staat vast dat [Gedaagde 1] en [benadeelde]in elk geval tot aan het weekend waarin het ongeval plaatsvond, beiden feitelijk bij [bestratingsbedrijf] werkzaam waren, met dien verstande dat [Gedaagde 1] door [bestratingsbedrijf] was ingeleend via MPO. VoIgens [Gedaagde 1] en London moet daaraan de consequentie worden verbonden dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:962 lid 3 BW, met als gevolg dat Anderzorg niet in de rechten van [benadeelde]kan subrogeren voor het verhaal van de voor [benadeelde]betaalde zorgkosten. Anderzorg stelt zich echter op het standpunt dat nu [Gedaagde 1] bij [bestratingsbedrijf] werkzaam was als uitzendkracht en er tussen [Gedaagde 1] en [bestratingsbedrijf] dus geen formele arbeidsrelatie bestond, de subrogatie-uitsluiting van artikel 7:962 lid 3 BW in dit specifieke geval niet opgaat.

4.2. Vooropgesteld wordt dat de tekst van artikel 7:962 lid 3 BW geen onderscheid maakt tussen formele en materiële werkgevers. Er wordt - in algemene zin - gesproken van “degene die in dienst staat tot dezelfde werkgever”. Mede gelet op de steeds toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om de reikwijdte van de woorden "in dienst tot” zo beperkt uit te leggen, dat iemand die door tussenkomst van een uitzendbureau bij dezelfde werkgever werkzaam is als de verzekerde, daar niet onder zou vallen, nog daargelaten dat uit de onvoldoende betwiste weergave van de concrete gang van zaken ten tijde van het in dienst treden van [Gedaagde 1] valt af te leiden dat zowel [Gedaagde 1] als [bestratingsbedrijf] bij het aangaan van het dienstverband heeft beoogd dat [Gedaagde 1] voor [bestratingsbedrijf] zou gaan werken en dat de tussenkomst van MPO veeleer van administratieve aard was. Voor zover Anderzorg betoogt dat de omstandigheid dat [Gedaagde 1] ten tijde van het ongeval (slechts) één maand werkzaam was bij [bestratingsbedrijf], aanleiding biedt om subrogatie in dit geval wel toe te staan, volgt de rechtbank haar daarin niet. Nergens blijkt uil dat sprake moet zijn van een dienstverband dat gedurende een bepaalde periode heeft bestaan. Dat MPO het dienstverband van [Gedaagde 1] met terugwerkende kracht op 3 juli 2009 heeft beëindigd, doet evenmin af aan het oordeel van de rechtbank. Beslissend is de situatie zoals die was ten tijde van het ongeval en een door de gevolgen van het ongeval ingegeven beslissing van MPO om het dienstverband van [Gedaagde 1] met terugwerkende kracht te beëindigen, maakt die situatie niet anders.

4.3. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [Gedaagde 1] ten tijde van het ongeval in dienst stond tot dezelfde werkgever als [benadeelde] en dat Anderzorg om die reden niet in de rechten van [benadeelde]kan subrogeren voor het verhaal van de voor [benadeelde] betaalde zorgkosten. De vorderingen van Anderzorg zullen derhalve worden afgewezen.

4.4. De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking. PIV-site