Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 140409 val van ladder bij het naar boven brengen van emmer met water

AANSPRAKELIJKHEID WERKGEVER vallen

Hof Arnhem 140409 val van ladder bij het naar boven brengen van emmer met water
4.6  [geïntimeerde] stelt dat Soweco tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. In de eerste plaats omdat de bouwlift, op het moment dat één van de metselaars [geïntimeerde] om een emmer water vroeg, al ongeveer een uur bezet was en niet kon worden gebruikt. In de tweede plaats omdat de ladder op zodanige wijze was geplaatst dat [geïntimeerde] de emmer water boven zijn macht heeft moeten tillen. [geïntimeerde] stelt dat de ladder – in strijd met het voorschrift dat de ladder één meter boven de tweede steigerlaag had moeten uitkomen – slechts een halve meter boven de tweede slag van de steiger uitkwam. Daarom kon [geïntimeerde] niet verder klimmen dan tot borsthoogte en moest hij de emmer boven zijn macht tillen om deze aan de metselaar te geven die op de steiger stond om de emmer aan te pakken. Hij zou toen van een hoogte van tussen de 2,5 en 3 meter zijn gevallen. Verder verwijt [geïntimeerde] Soweco dat er vlakbij de ladder stalen hoekijzers lagen, waarop hij bij zijn val is terechtgekomen. Ten slotte heeft Soweco – zo stelt [geïntimeerde] – onvoldoende toezicht gehouden op de werkzaamheden, temeer nu hij een lichte verstandelijke handicap heeft.

4.7  Soweco voert bij memorie van grieven gemotiveerd verweer tegen de stellingen van [geïntimeerde]. Zij wijst er in de eerste plaats op dat de Arbeidsinspectie geen overtreding van de veiligheidsvoorschriften heeft geconstateerd. Bovendien is volgens het rapport van de Arbeidsinspectie het brengen van een emmer water naar een metselaar dagelijks werk voor een opperman en is het transport via een ladder van kleinere voorwerpen een gebruikelijke werkwijze in de bouwwereld. De ladder waarmee [geïntimeerde] naar boven is geklommen voldeed aan de daaraan te stellen eisen, was stabiel opgesteld en stak minimaal één meter boven de tweede slag uit. Bovendien werd er door de voorman ten tijde van het ongeval voldoende toezicht gehouden. Nadere instructies zouden het ongeval niet hebben kunnen voorkomen.

4.8  Het hof beoordeelt de vraag of Soweco heeft voldaan aan haar zorgplicht als volgt.

Bouwlift
4.9  De bouwlift wordt volgens de stellingen van Soweco gebruikt om goederen, die zich niet lenen voor vervoer per ladder, naar boven te brengen. De ladder was op het moment dat [geïntimeerde] de emmer water naar boven bracht bezet doordat er een kruiwagen met specie in stond. [geïntimeerde] stelt dat hij normaal gesproken de emmer water met behulp van de bouwlift naar de tweede slag van de steiger zou hebben gebracht. Naar het oordeel van het hof is het gebruik van een ladder – mits deze ladder veilig is, waarover in het navolgende meer – een geschikt hulpmiddel voor het naar boven brengen van een emmer water. Voorgaande volgt zowel uit het rapport van de Arbeidsinspectie als uit de verklaring van collega’s van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] zelf. Dat [geïntimeerde] zelf niet eerder een emmer met water via de ladder naar boven heeft gebracht, doet aan het voorgaande niet af.

Hoekijzers
4.10  [geïntimeerde] stelt dat er hoekijzers vlakbij de ladder lagen. Deze hoekijzers zouden te dicht bij de ladder hebben gelegen. Op de foto bij het rapport van de Arbeidsinspectie zijn de hoekijzers zichtbaar. De Arbeidsinspectie heeft de aanwezigheid van de hoekijzers niet als een overtreding aangemerkt. Naar het oordeel van het hof kan de enkele aanwezigheid van hoekijzers niet leiden tot aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW. De aanwezigheid van materialen op een bouwplaats is niet ongebruikelijk. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de enkele aanwezigheid van hoekijzers de schade bij [geïntimeerde] heeft veroorzaakt. De aanwezigheid van de hoekijzers heeft de schade hooguit vergroot, maar heeft niet het ongeval veroorzaakt en is dus op zichzelf beschouwd geen grond voor aansprakelijkheid van Soweco op grond van artikel 7:658 BW.

Ladder
4.11  Het geschil tussen partijen spitst zich vervolgens toe op de vraag of de ladder waarop [geïntimeerde] omhoog klom, zodanig boven de tweede slag van de steiger uitstak dat deze voldoende veilig was. Tussen partijen is niet in geschil dat de ladder volgens de gebruiksinstructie minimaal één meter boven de rand van een object, in casu de tweede slag diende uit te steken.Volgens Soweco was dit het geval. Dit is door [geïntimeerde] gemotiveerd betwist.

4.12  Uit de foto die als bijlage bij het rapport van de Arbeidsinspectie is gevoegd, leidt het hof af dat de eerste slag van de steiger zich in ieder geval op een hoogte van meer dan twee meter bevond. Dat kan worden afgeleid uit het vaststaande feit dat er tussen de sporten van de ladder 24 centimeter zit en er blijkens de foto tot de eerste steiger meer dan negen van die zogenaamde tussenruimten zijn. [geïntimeerde] stelt dat tussen de eerste en tweede slag van de steiger minimaal twee meter heeft gezeten. Aldus – zo stelt [geïntimeerde] – was de tweede slag op minimaal vier meter en kan de ladder niet minimaal één meter boven de tweede slag hebben uitgestoken. Soweco heeft deze redenering van [geïntimeerde] betwist en stelt dat er tussen de eerste en tweede slag een beperktere ruimte zat, zodat de tweede slag zich op circa drie meter hoogte bevond.

Toezicht
4.13  In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende toezicht was ten tijde van het ongeval. Tussen partijen is niet in geschil dat als voorman de heer [voorman] aanwezig was op de bouwplaats. [geïntimeerde] heeft op 1 december 2003 het certificaat van vakbekwaamheid Basisveiligheid VCA behaald. Vooralsnog is het hof van oordeel dat, indien de ladder minder dan één meter boven de tweede slag uitstak, (de voorman van) Soweco onvoldoende toezicht heeft gehouden, omdat Soweco in dat geval een onveilige situatie heeft laten bestaan.

4.14  Het hof stelt Soweco in de gelegenheid te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW heeft voldaan, in het bijzonder ten aanzien van de veiligheid van de ladder en het toezicht. Het hof ziet geen aanleiding voor omkering van de bewijslast, zoals door Soweco voorgestaan.
  
Causaal verband zorgplicht - ongeval?
4.15  Soweco stelt dat het ongeval is veroorzaakt door een omstandigheid die zij ook met voldoende zorg redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen, zoals een black out of zich verstappen. Deze stelling is door [geïntimeerde] uitdrukkelijk betwist. Het hof laat Soweco dan ook toe te bewijzen dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden indien zij aan haar zorgplicht zou hebben voldaan.

4.16  Door Soweco is als productie 3 bij memorie van grieven het ongevalformulier dat is ingevuld door uitvoerder [uitvoerder] in het geding gebracht. Door [geïntimeerde] is bij memorie van antwoord opgemerkt dat de eerste pagina’s van dit formulier ontbreken. Het hof stelt Soweco in de gelegenheid het volledige ongevalformulier bij akte in het geding te brengen, waarna [geïntimeerde], desgewenst, de gelegenheid krijgt bij antwoordakte te reageren. LJN BJ1997