Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 161116 Deelgeschil. Val van schoonmaker door lichtstraat van dak. schending zorgplicht

Rb Midden-Nederland 161116 Deelgeschil. Val van schoonmaker door lichtstraat van dak. schending zorgplicht;
- kosten gevorderd en toegewezen; € 3.350,15 incl BTW en kantoorkosten + griffierecht

4 De beoordeling

4.1.
De aansprakelijkheidsvraag kan in een deelgeschil aan de orde komen. De aansprakelijkheid betreft een geschil aan het begin van het traject van de onderhandelingen en een oordeel van de kantonrechter over de aansprakelijkheidsvraag kan, afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, het beginpunt zijn voor buitengerechtelijke onderhandelingen over de overige geschilpunten over (bijvoorbeeld) het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade en/of de omvang van die schade. Net als bij andere deelgeschillen zal echter moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat de toedracht van het ongeval voldoende vast om de aansprakelijkheidsvraag te kunnen beantwoorden. Het aan de orde zijnde geschil leent zich dan ook voor behandeling in de deelgeschilprocedure, nu op basis van de thans beschikbare stukken en zonder nadere bewijslevering kan worden beslist. Daartoe is het volgende overwogen.

4.3.
Over de in het rapport van de arbeidsinspectie weergegeven toedracht van het ongeval (zie hiervoor in 2.2) verschillen partijen niet van mening. Vaststaat dat op de werkplek geen veiligheidsvoorzieningen ter voorkoming van valgevaar waren aangebracht. Niet in geschil is dat [verzoeker] was geïnstrueerd dat hij niet op de lichtstraten moest gaan staan. Ter zitting heeft [verweerder] toegelicht dat [A] aan [verzoeker] heeft uitgelegd dat hij op de damwanden moest lopen en voldoende afstand diende te houden tot de lichtstraten en steeds moest terugkeren naar de goot. Volgens [verweerder] heeft [A] de eerste anderhalf uur dat [verzoeker] aan het werk was er op toegezien dat hij zich aan deze instructie hield. [verzoeker] heeft deze gang van zaken niet betwist en heeft naar voren gebracht dat hij bekend was met het gevaar dat hij door de lichtstraat zou zakken als hij erop zou gaan staan. De wijze waarop [verzoeker] door [verweerder] is geïnstrueerd staat daarmee voldoende vast. Niet valt in te zien wat nadere bewijslevering of een inspectie ter plaatse, zoals [verweerder] voorstelt, daaraan zou kunnen toevoegen. Ook in het feit dat de procedure bij de arbeidsinspectie niet is afgerond, zoals [verweerder] stelt, ziet de kantonrechter onvoldoende reden om voor de beoordeling van het geschil tussen [verzoeker] en [verweerder] niet uit te gaan van hetgeen in het inspectierapport is opgenomen over de toedracht van het ongeval. Uit het door [verweerder] overgelegde bezwaarschrift van 1 augustus 2016 blijkt dat de bezwaren tegen het inspectierapport betrekking hebben op de volgens [verweerder] onjuiste weergave van de verklaringen van Verheul over het gebruik van valbeveiliging in het algemeen en de vraag of hij bekend is met een RI&E (Risico Inventarisatie en Evaluatie). Deze verklaringen hebben betrekking op veiligheidspreventie in het algemeen en zien niet specifiek op de veiligheidsmaatregelen die al of niet hadden moeten worden genomen ter voorkoming van het ongeval dat [verzoeker] is overkomen. [verweerder] heeft ter zitting ook geen andere bezwaren tegen de bevindingen van de arbeidsinspectie naar voren gebracht.

4.4.
Vaststaat dat [verzoeker] het ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarmee is [verweerder] op grond van artikel 7:658 lid 2 BW in beginsel aansprakelijk voor de ten gevolge van dit ongeval geleden schade, tenzij voldoende duidelijk is dat [verweerder] heeft voldaan aan haar zorgplicht door zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig zijn om deze schade te voorkomen.

4.5.
Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan, moet in aanmerking worden genomen dat met de zorgplicht van de werkgever weliswaar niet wordt beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. De werkgever is niet alleen verplicht aanwijzingen te verstrekken om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, maar ook om daartoe de geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Op grond van de hierna volgende overwegingen heeft [verweerder] aan de laatstgenoemde verplichting niet voldaan.

4.6.
Het werk werd uitgevoerd op een hoogte van 7 meter en gelet op de kwetsbaarheid van de lichtstraten bestond een valgevaar vanaf die hoogte. Dat is aanmerkelijk meer dan de in het Arbeidsomstandighedenbesluit voor het nemen van veiligheidsmaatregelen bepaalde hoogte van 2,5 meter. [verweerder] was op grond van de voorschriften van het Arbeidsomstandighedenbesluit dan ook verplicht een veiligheidsvoorziening te treffen ter voorkoming van het vallen. De kantonrechter gaat voorbij aan het betoog van [verweerder] dat, als [verzoeker] zich aan de instructie zou hebben gehouden, er geen sprake was van valgevaar. In het Arbeidsomstandighedenbesluit is naar objectieve maatstaven beoordeeld onder welke omstandigheden en vanaf welke hoogte het risico van vallen preventieve maatregelen vereist. Aan deze beoordeling komt meer gewicht toe dan aan de eigen beoordeling van [verweerder]. Juist omdat bij werkzaamheden op grote hoogte een kleine misstap of een onverhoedse beweging grote gevolgen kan hebben is het voorschrift om valbeveiliging toe te passen in het leven geroepen. Daar komt in dit geval nog bij dat dat het risico van misstappen of uitglijden werd verhoogd doordat het dak van de loods hellend was en glad door het gebruik van water voor het schoonmaken. Het feit dat de valharnassen en vallijnen vanwege het ontbreken van bevestigingspunten niet konden worden gebruikt, ontheft [verweerder] niet van zijn verplichting veiligheidsmaatregelen te nemen. Het had op zijn weg gelegen andere methoden, zoals de in het Arbeidsbesluit gegeven voorbeelden, toe te passen.

4.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [verweerder] niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht en aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden als gevolg van het ongeval. De omstandigheid dat [verweerder] niet de financiële middelen heeft om de schade te voldoen doet aan de aansprakelijkheid niet af. Het verzoek zal daarom worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald.

4.8.
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv. de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.9.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 3.350,15 inclusief BTW en kantoorkosten te vermeerderen met het griffierecht van € 79,00.
Het betoog van [verweerder] dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het geschil zich niet leent voor behandeling als deelgeschil, gaat gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen niet op. Naar het oordeel van de kantonrechter is het gehanteerde tarief redelijk en is het aantal bestede uren in overeenstemming met de aard en complexiteit van dit deelgeschil. Voor matiging van deze kosten vanwege de financiële situatie van [verweerder] ziet de kantonrechter - hoe moeilijk deze situatie voor [verweerder] ook is - onvoldoende grond. De kosten zullen dan ook worden toegewezen als verzocht. ECLI:NL:RBMNE:2016:7082