Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 110122 botsing trein en op overweg stilgevallen tractor; deskundigenonderzoek tzv claim op dealer

GHARL 110122 botsing trein en op overweg stilgevallen tractor; deskundigenonderzoek tzv claim op dealer

in vervolg op:
GHARL 130421
 botsing trein en op overweg stilgevallen tractor; claim op producent tractor (afgewezen) tzv dealer volgt deskundigenonderzoek

2
2.
De verdere beoordeling van het geschil

2.1
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat en waarom het ervan uitgaat dat de tractor op de overweg stil is komen te staan vanwege de door de deskundigen van HAN vastgestelde knik in de brandstofleiding van de tractor (5.10). Het hof heeft verder overwogen dat Vivat nog niet heeft bewezen dat de monteur van [geïntimeerde] bij de (garantie)werkzaamheden van november 2007 een fout heeft gemaakt en dat daardoor de knik in de brandstofleiding is ontstaan en dat het hof op dit punt behoefte heeft aan voorlichting door een of meer deskundigen. Het hof heeft ook al een aantal aan de deskundige(n) te stellen vragen geformuleerd (5.15).

2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aantal en de persoon van de deskundige(n), de te stellen vragen en het voorschot op de kosten. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2.3
Partijen zijn het eens over de benoeming van één deskundige, de heer ing. [de deskundige] . Ing. [de deskundige] heeft aangegeven vrij te staan tegenover partijen en heeft zich bereid verklaard een benoeming tot deskundige te aanvaarden. Het hof zal hem tot deskundige benoemen.

2.4
Het hof zal de kosten op het voorschot van de kosten van ing. [de deskundige] op basis van de door hem gegeven prognose (25 uur à € 105,- ex BTW) vaststellen op € 3.250,- . Omdat de bewijslast van haar stelling dat een monteur van [geïntimeerde] een fout heeft gemaakt en de tractor daardoor stil is komen te staan op Vivat rust, en de deskundige op dit punt onderzoek zal doen, zal het hof Vivat belasten met het voorschot op de kosten van de deskundige. Indien partijen zich niet kunnen vinden in dit voorschot, kunnen zij dat laten weten, waarna het hof op hun bezwaren zal beslissen.

2.5
In het tussenarrest heeft het hof de volgende vragen geformuleerd:
a. Door welke oorzaken kan de knik in de brandstofleiding, die door de onderzoekers van HAN is vastgesteld, zijn ontstaan?
b. Kan een dergelijke knik (ook) zijn ontstaan bij de reparatie die in november 2007 heeft plaatsgevonden?
Zo ja, op welke manier en zou dat bij zorgvuldige uitvoering van de reparatie zijn voorkomen?
c. Als een dergelijke knik bij de reparatie ontstaat, hoe groot is de kans dat dit wordt ontdekt wanneer de tractor na de reparatie op vol vermogen wordt getest?
Zijn er andere manieren om na de reparatie te testen of een knik in de brandstofleiding is ontstaan?
d. Als een dergelijke knik bij de reparatie ontstaat, hoe lang duurt het dan naar verwachting dat bij intensief gebruik van de tractor problemen zich in de brandstoftoevoer voordoen?
e. Hoe groot acht u de kans, gelet op wat u heeft vastgesteld over de mogelijke oorzaken van het ontstaan van de vastgestelde knik in de brandstofleiding en het gebruik dat van de tractor is gemaakt, dat de knik bij de reparatiewerkzaamheden is ontstaan? Speelt bij uw oordeel een rol dat ook in de slang van de airco een knik is ontstaan?
f. Geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die mogelijk van belang zijn voor het oordeel over het geschil tussen partijen?
Partijen hebben aangegeven met deze vragen te kunnen instemmen en ing. [de deskundige] heeft verklaard met deze vragen uit de voeten te kunnen, zodat het hof hem deze vragen zal voorleggen.

2.6
[geïntimeerde] heeft daarnaast aanvullende vragen geformuleerd. Vivat heeft tegen deze aanvullende vragen bezwaar gemaakt. Het hof zal de aanvullende vragen van [geïntimeerde] hierna bespreken.

2.7
Vraag a van [geïntimeerde] ziet op mogelijke andere oorzaken van het ongeval dan een knik in de brandstofleiding. Met deze vraag wil [geïntimeerde] terugkomen op de bindende eindbeslissing van het hof op het geschil tussen partijen over de oorzaak van het stil komen staan van de tractor op de overweg. Het hof ziet daar geen reden voor en zal de vraag dan ook niet overnemen.
Vraag b van [geïntimeerde] komt overeen met de vragen a en b van het hof. In de door [geïntimeerde] geformuleerde subvragen wordt een aantal mogelijke oorzaken gesuggereerd. Het hof gaat ervan uit dat de deskundige die mogelijke oorzaken zal betrekken bij zijn onderzoek. Het hof merkt daarbij wel op dat de subvragen over het (al dan niet verantwoorde) ‘rijgedrag’ van de chauffeur het bestek van het onderzoek van de deskundige te buiten gaan. Dat geldt ook voor de op speculaties gebaseerde vraag over het ‘sleutelen’ of een andere eigen handeling aan de tractor door de chauffeur of een andere medewerker van Westo. De deskundige kan deze subvragen/opmerkingen sowieso buiten beschouwing laten.
Bij zijn antwoord op het tweede deel van vraag b en op vraag c van het hof kan de deskundige de subvragen bij vraag c van [geïntimeerde] betrekken.
Het hof gaat ervan uit dat indien de deskundige slechts een beperkte mate van zekerheid kan geven aan zijn antwoorden, bijvoorbeeld omdat een ander antwoord ook zeer goed verdedigbaar is, hij dat tot uitdrukking brengt in de beantwoording van de aan hem gestelde vragen. Daarvan uitgaande heeft vraag d van [geïntimeerde] geen meerwaarde.
Voor vraag e van [geïntimeerde] geldt hetzelfde. De kern van die vraag ligt ook al besloten in de door het hof geformuleerde slotvraag.

2.8
De conclusie is dat het hof de door [geïntimeerde] geformuleerde vragen niet overneemt, maar dat de deskundige met een deel van deze vragen rekening kan houden bij de beantwoording van de hem door het hof gestelde vragen. ECLI:NL:GHARL:2022:133