Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 220715 koolmonoxidevergiftiging door gebrek cv-installatie; gebrek niet aan gemeente als verhuurder toe te rekenen; vordering afgewezen

Rb Limburg 220715 koolmonoxidevergiftiging door gebrek cv-installatie; gebrek niet aan gemeente als verhuurder toe te rekenen; vordering afgewezen

2 De feiten
2.1.
Wijlen de heer [naam overledene] is op 10 maart 2010 in zijn woning aan de [adres] overleden ten gevolge van een koolmonoxidevergiftiging. Wijlen de heer [naam overledene] huurde de woning met bedrijfsruimte sinds 1996 van de gemeente en daarvoor sedert 1972 van een andere verhuurder.

2.2.
In het proces verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw is vermeld dat de deskundigen van de afdeling BTM van het NFI, [deskundige 1] , [deskundige 2] en [deskundige 3] in samenwerking met [deskundige 4] en [deskundige 5] , branddeskundigen van de regiopolitie Midden West Brabant, op 17 maart 2010 een forensisch onderzoek hebben ingesteld. In het proces verbaal is de navolgende korte samenvatting daarover opgenomen:
“Kamerthermostaat
De kamerthermostaat werkt naar behoren.
Test Cv-ketel 1
De rookgassenafvoerbuis wordt teruggeplaatst en verbonden tussen de Cv-ketel en het rookgassenafvoerkanaal. De keteltemperatuur wordt ingesteld op 65 graden Celsius waarna de kamerthermostaat wordt ingeschakeld en de Cv-ketel in werking treedt. De Cv-ketel produceert bij de trekonderbreker heel kort een te verwaarlozen CO bij het opstarten. De Cv-ketel werkt naar behoren.
Test Cv-ketel 2
De rookgassenafvoerbuis wordt in de stand geplaatst zoals beschreven en aangegeven door de getuige [getuige] . De Cv-ketel wordt opgestart en al snel wordt er een CO gemeten met waarden van boven de 150 ppm. Naarmate de ketel langer brandt neemt het aantal ppm CO snel toe. De CO dringt door tot in de kapsalon.
Geiser
De geiser in de keuken produceert op het moment dat hij in werking wordt gesteld door bijvoorbeeld het openen van de warmwaterkraan in de keuken, kapsalon of badkamer, door het ontbreken van de juiste verbinding tussen de trekonderbreker en de rookgassenafvoerbuis CO. Deze CO is echter steeds relatief laag daar de geiser slechts kort brandt.”

2.3.
In ditzelfde proces verbaal is opgenomen (op pagina 19 onder het kopje conclusie) “Niet werd vastgesteld op welke wijze en door wie de rookgassenafvoerbuis tussen de Cv-ketel en het rookgassenafvoerkanaal werd los gemaakt (..)”

2.4.
Van Empel inspecties & Advisering BV (hierna: Van Empel) heeft een rapportage d.d. 3 juni 2010 opgesteld in opdracht van [betrokkene 1] .
Bij brief van 17 november 2011 van Van Empel gericht aan de heer [betrokkene 2] heeft Van Empel een antwoord gegeven op een aantal vragen.

2.5.
Bij beschikking van 27 november 2013 heeft de kantonrechter een voorlopig deskundigenbericht gelast. Kiwa NV (hierna: Kiwa) heeft vervolgens een voorlopig deskundigenbericht d.d. 31 maart 2014 uitgebracht, waarin zij vragen van partijen heeft beantwoord.

2.6.
Kiwa heeft (voor zover hier van belang) het volgende gerapporteerd:
Bij zowel de cv-ketel als geiser is sprake van de volgende aspecten die opgevat dienen te worden als slechte onderhoudstoestand: “losliggende rookgasafvoerleiding, niet gebeugelde rookgasafvoerleiding omdat de kans op losraken reëel aanwezig lijkt en verhoogde CO-emissie (rapport van Van Empel) (..)”.
Ten aanzien van de cv-ketel heeft Kiwa daarnaast nog vermeld: opening in het bouwkundig afvoerkanaal onder aansluiting rookgasafvoerleiding (losliggende klep in bouwkundig kanaal).

2.7.
Kiwa heeft verder de volgende gebreken geconstateerd aan de cv-installatie:
- Niet deugdelijk bevestigde rookgasafvoer
- Verhoogde emissie
- Gebrekkige ventilatie van de opstellingsruimte
- Vernauwing in het bouwkundig afvoerkanaal
- Open verbinding in opstellingsruimte door defect trekregelaar.
Met betrekking tot de geiser heeft Kiwa als gebrek aangegeven: niet deugdelijk bevestigde rookgasafvoer en als mogelijk gebrek onvoldoende toevoer van verbrandingslucht.

3 Het geschil
3.1.
[eisers] vordert:
- voor recht te verklaren dat de gemeente jegens [eisers] aansprakelijk is voor alle schade die zij hebben geleden ten gevolge van de koolmonoxidevergiftiging in de [adres] :
- veroordeling van de gemeente tot vergoeding van de door haar als gevolg van koolstofmonoxidevergiftiging in de [adres] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat,
- de gemeente te veroordelen in de proceskosten met inbegrip van de kosten van de deskundige.
[eisers] heeft aan haar vordering het navolgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten inclusief cv-ketel en geiser.
Het ongeval is het gevolg van het niet althans het niet deugdelijk onderhouden of tijdig vervangen van de cv-installatie die deel uitmaakt van het gehuurde of onderdelen daarvan. Dit terwijl de gemeente in haar hoedanigheid van verhuurder verantwoordelijk is voor het deugdelijk en veilig functioneren en onderhouden van de cv-ketel.
Er is sprake van wanprestatie in de huurrelatie en van schending van de zorgplicht die is neergelegd in artikel 1a van de Woningwet. Ook uit het bouwbesluit en het gebruiksbesluit brandveilige bouwwerken volgt dat er sprake moet zijn van een veilige situatie. Voorts is de gemeente conform afspraak met het ministerie van VROM en de VNG eerstelijnstoezichthouder voor de veiligheid van gasinstallaties. De gemeente is haar verplichtingen niet nagekomen en is aansprakelijk voor de gevolgen die het nalaten met zich heeft gebracht.

3.2.
De gemeente voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [eisers] de gemeente op de eerste plaats aansprakelijk stelt op grond van de huurrelatie die heeft bestaan tussen wijlen de heer [naam overledene] en de gemeente.

4.2.
Weliswaar heeft [eisers] ook gesteld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld, echter heeft [eisers] hierbij nagelaten feiten en omstandigheden te stellen die kunnen leiden tot aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. De kantonrechter zal hieraan dan ook voorbij gaan. Verder heeft [eisers] als grondslag aangevoerd: schending van artikel 1a van de Woningwet; het feit dat uit het bouwbesluit en het gebruiksbesluit brandveilige bouwwerken volgt dat er sprake moet zijn van een veilige situatie en het feit dat de gemeente conform afspraak met het ministerie van VROM en de VNG eerstelijnstoezichthouder voor de veiligheid van gasinstallaties is. Deze grondslagen kunnen echter niet leiden tot aansprakelijkheid, zodat de kantonrechter ook hieraan voorbij zal gaan.

4.3.
De kantonrechter dient dan ook - gelet op het voorgaande - te beoordelen of de gemeente aansprakelijk is in haar hoedanigheid van (voormalig) verhuurder van wijlen de heer [naam overledene] . In dat kader is tussen partijen in geschil of de cv-ketel en geiser deel uitmaken van de huurovereenkomst en zo ja of er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW en zo ja of dit aan de gemeente kan worden toegerekend (artikel 7:208 BW). Alleen indien al deze drie vragen bevestigend beantwoord worden, is de gemeente aansprakelijk.

4.4.
De kantonrechter tekent hierbij aan dat bij overlijdensschade (artikel 6:108 BW) vast omlijnd is welke personen aanspraak kunnen maken op schadevergoeding en welke schadeposten in welke omvang voor vergoeding in aanmerking komen. Ingevolge lid 1 gaat het daarbij primair om de schade door het derven van levensonderhoud. Daarnaast is de aansprakelijke persoon blijkens lid 2 nog verplicht om de kosten van lijkbezorging te vergoeden. Andere vermogensschade dan in art. 108 is genoemd, komt in geval van overlijden in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de immateriële schade van de nabestaanden. De kantonrechter zal thans overgaan tot bespreking van de aansprakelijkheidsvraag.

4.5.
Veronderstellenderwijs dat vast staat dat de cv-ketel en geiser onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst en dat eveneens vast staat dat er sprake is van een gebrek, is de kantonrechter van oordeel dat de vraag of het gebrek aan de gemeente is toe te rekenen, ontkennend beantwoord dient te worden. De gemeente is dan ook niet aansprakelijk in haar hoedanigheid van (voormalig) verhuurder.

4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt.

4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat - anders dan [eisers] stelt - er geen grond aanwezig is om de bevindingen van het NFI buiten beschouwing te laten.
Het feit dat het (voorlopig) deskundigenbericht van Kiwa tot stand is gekomen na een uitspraak van de kantonrechter, betekent immers niet dat aan een andere rapportage geen gewicht mag worden toegekend.

4.8.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat er naast de loshangende rookgasafvoer(en) ook andere gebreken zijn aan de cv-ketel (en geiser) die de oorzaak zijn van de koolmonoxidevergiftiging en verwijst daarbij naar de rapportage van Kiwa (zoals ook opgenomen onder punt 2 van de feiten). De gemeente stelt zich daarentegen op het standpunt dat de oorzaak gelegen is in het loshangen van de rookgasafvoeren.
Ter ondersteuning hiervan verwijst de gemeente naar de bevindingen van het NFI en de politie. Het NFI is van mening dat de cv-ketel naar behoren werkt, indien de rookgasafvoer goed is aangesloten.

4.9.
Ten aanzien van de conclusie van het NFI dat de cv-ketel goed werkt indien de rookgassenafvoerbuis juist was aangesloten, heeft Kiwa als volgt gerapporteerd:
“Deze conclusie is waarschijnlijk niet gebaseerd op een volledige beoordeling en om deze reden waarschijnlijk onjuist (..)”. De kantonrechter acht dit onvoldoende om de conclusie van het NFI ter zijde te stellen. Kiwa heeft immers haar conclusie gebaseerd op vermoedens.

4.10.
Daar komt bij dat de heer [naam monteur 1] (medewerker van Thissen Installatietechniek) in oktober 2009 een storing heeft verholpen aan de cv-ketel en daarover heeft verklaard (zie proces verbaal; conclusie van antwoord productie 8) “dat er geen aanleiding was om de ketel buiten bedrijf te stellen” en dat de afvoer van het rookgas gedeelte er “in orde” uitzag. Ook de heer [naam monteur 2] (technisch beheerder van de gemeente) is naar de cv-ketel gaan kijken - in of omstreeks november 2009 - en heeft verklaard (zie proces verbaal conclusie van antwoord; productie 4) dat de procedure van de gemeente is om een cv-ketel om de 20 jaar te vervangen. Nu er diverse storingen aan de cv-ketel geweest waren en de cv-ketel ouder dan 20 was, vond [naam monteur 2] dat deze vervangen moest worden. Er was echter geen acute noodzaak daartoe.

4.11.
De oorzaak voor de koolmonoxidevergiftiging dient dan ook toegeschreven te worden aan de loshangende rookgasafvoeren. Dat andere gebreken aanleiding zijn hiervan, is onvoldoende onderbouwd door [eisers] . Dit geldt temeer nu Kiwa zelf heeft geantwoord op de vraag door welke oorzaak de koolmonoxide is ontstaan:
“De koolmonoxide zal in de woning zijn terecht gekomen door de losliggende rookgasafvoeren van de geiser in de keuken (begane grond) en de losliggende rookgasafvoer van de cv-ketel (kelder).” Weliswaar ontbrak - zoals Kiwa heeft gerapporteerd - een deugdelijke bevestiging voor de rookgasafvoeren, echter betekent dit niet dat dit de oorzaak is van de losliggende rookgasafvoeren. Hierover heeft Kiwa niet gerapporteerd. Onduidelijk is dan ook hoe deze rookgasafvoeren los zijn gekomen.

4.12.
Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de loshangende rookgasafvoeren de gemeente niet verweten kan worden. De gemeente was doende een nieuwe cv-ketel te regelen. Dit nadat wijlen de heer [naam overledene] voor het eerst bij de gemeente gemeld heeft dat er storingen zijn aan de cv-ketel omstreeks oktober 2009, welke storing verholpen is door de heer [naam monteur 1] . Daar komt bij dat de gemeente niet betrokken was bij de installatie van de cv-ketel (bouwjaar cv ketel 1989) en het onderhoud daarvan (tot oktober 2009).
De gemeente wist niet en had niet kunnen weten dat deze afvoeren los zouden raken. Opmerkelijk is dat zowel de rookgasafvoer van de geiser (keuken) als die van de cv- ketel (kelder) loshing. Een verklaring hiervoor ontbreekt.
De loshingende rookgasafvoeren komen ‘zomaar’ aan het licht en kunnen gelet op al het voorgaande niet aan de gemeente worden toegerekend.

4.13.
De vorderingen van [eisers] liggen dan ook voor afwijzing gereed. ECLI:NL:RBLIM:2015:6288