Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 300518 bijwerkingen Seroxat; vordering op grond van productaansprakelijkheid vervallen

RBMNE 300518  geneesmiddelenfabrikant heeft onrechtmatig gehandeld door niet te waarschuwen voor bijwerkingen van Seroxat voor jongeren;
- vordering op grond van productaansprakelijkheid vervallen

Zie ook hieronderRBMNE 010420 niet ontvankelijk; verzoek voorschot had bij hof moeten worden aangebracht nu er hoger beroep is ingesteld tegen uitspraak bodemrechter

2.4.

Voor productaansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:185 BW bepaalt artikel 6:191 BW naast een korte verjaringstermijn een absolute vervaltermijn: het recht op schadevergoeding vervalt hoe dan ook tien jaar nadat het gebrekkige product in het verkeer is gebracht. Stuiting of schorsing van deze termijn is niet mogelijk. Omdat Seroxat in 1991 in het verkeer gebracht is, is deze vervaltermijn ruimschoots verlopen.

2.5.
[eiser] pleit voor doorbreking van die vervaltermijn, omdat hij pas in 2015 het verband tussen zijn problemen en het gebruik van Seroxat ontdekt heeft. Hij beroept zich daarbij op artikel 6:248 lid 2 BW, op de uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW5695) waarin een arbeidsrechtelijke vervaltermijn buiten toepassing werd gelaten, en op de jurisprudentie over verjaring in asbestzaken. Dat beroep gaat niet op. Weliswaar moet ook een wettelijke regel buiten toepassing blijven, voor zover die toepassing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:2 lid 2 BW), maar dan gaat het om uitzonderlijke gevallen. Zoals de Hoge Raad het formuleert in de zojuist genoemde arbeidszaak:

Daarbij verdient wel opmerking dat reeds in het algemeen de rechter terughoudendheid past bij de beoordeling van een beroep op de redelijkheid en billijkheid, en dat de omstandigheid dat het gaat om een regel van dwingend recht, meebrengt dat voor honorering van een zodanig beroep nog minder ruimte bestaat dan bij de toepassing van art. 6:248 lid 2 in het algemeen al het geval is, en dat de motivering van een dergelijk oordeel aan hoge eisen moet voldoen ( ... )

2.6.
Voor doorbreking van een vervaltermijn zijn dus zeer uitzonderlijke omstandigheden vereist, die toepassing van de termijn onaanvaardbaar maken. Daarvoor is niet voldoende dat [eiser] pas recent ontdekt heeft dat er een verband kan bestaan tussen zijn klachten en het gebruik van Seroxat. Dat iemand soms pas na het verlopen van een vervaltermijn (of van een verjaringstermijn) ontdekt dat hij recht had op schadevergoeding, en dat hij dat recht dan niet meer geldend kan maken, is een gevolg van regels waar de wetgever bewust voor gekozen heeft. De asbestzaken zijn uitzonderlijk onder meer in die zin dat asbestziekten zich doorgaans pas na tientallen jaren openbaren, wanneer de verjaringstermijn al lang is verstreken, zodat deze vorderingen bijna altijd zijn verjaard voordat de schade ontdekt wordt. Zoiets is in deze zaak niet aan de orde. Overigens gaat het in de asbestzaken over verjaring, wat volgens de Hoge Raad in het genoemde arrest (onder 4.2.4) een ‘wezenlijk andere vraag’ is. ECLI:NL:RBMNE:2018:2298