Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 030210 aanvangsmoment verjaring regresvordering waarborgsfonds op het moment dat wbf de schade vergoedt;

Rb Alkmaar 030210 aanvangsmoment verjaring regresvordering waarborgsfonds op het moment dat wbf de schade vergoedt; bewijsnood m.b.t. schade veroorzaat door verlating plaats ongeval, derhalve aan gedaagde zelf te wijten.
7. Partijen verschillen van mening over het moment waarop de verjaringstermijn een aanvang heeft genomen. [gedaagde] stelt dat dit 17 maart 2003 is geweest, zijnde de dag volgend op de dag dat het Waarborgfonds bekend was geworden met de schade. Het Waarborgfonds betoogt echter dat van verjaring geen sprake is, aangezien artikel 3:310 BW zo moet worden gelezen dat de verjaringstermijn pas is gaan lopen per datum dat het Waarborgfonds Univé schadeloos had gesteld.

8. Artikel 3:310 BW brengt impliciet met zich mee dat de verjaringstermijn pas gaat lopen indien de vordering tot vergoeding van schade opeisbaar is. In het onderhavige geschil betekent dit dat de termijn niet eerder begint te lopen dan op het moment dat het Waarborgfonds de schade heeft geleden, zijnde het moment dat het Waarborgfonds de schade heeft uitgekeerd aan Univé. Het Waarborgfonds heeft uiteindelijk onbetwist gesteld dat hij die schade op 16 november 2004 heeft afgewikkeld. Daarmee heeft de verjaringstermijn in ieder geval niet eerder dan 17 november 2004 een aanvang genomen ten gevolge waarvan onderhavige vordering op de dag der dagvaarding (24 juni 2009), nog niet was verjaard. Het beroep op verjaring kan [gedaagde] derhalve niet baten. In het licht van het voorgaande is thans niet meer relevant of de verjaring van de vorderingen jegens [gedaagde] is gestuit.

9. Subsidiair verweert [gedaagde] zich ten aanzien van de hoogte van de schade. Volgens [gedaagde] heeft hij de achterkant van de auto van Van Turnhout geraakt, waaruit voortvloeit dat de botsing geen schade aan andere delen dan de achterkant van de auto (zoals de gevorderde schade met betrekking tot de schokdempers) veroorzaakt kan hebben.
Nu de schade is vastgesteld door een erkend en beëdigd expert, had het op de weg gelegen van [gedaagde] om meer gespecificeerd aan te geven waarom de schade aan de schokdempers niet veroorzaakt kan zijn door het ongeval. Indien [gedaagde] daartoe een contra-expertise had willen laten uitvoeren had hij zich zelf die mogelijkheid niet moeten ontnemen door van de plaats van het ongeval weg te rijden. Dat [gedaagde] thans door eigen toedoen in bewijsnood zit, dient voor zijn risico te blijven. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd terzijde gelaten.

10. De vordering van het Waarborgfonds in hoofdsom is dan ook met rente toewijsbaar.

11. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is eveneens toewijsbaar nu de door het Waarborgfonds verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en de hoogte daarvan in overeenstemming is met de richtlijnen uit het rapport Voorwerk II.

12. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
LJN BL4897