Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-NL 130515 handletsel door gehuurde hakselaar; vordering obv 6:185 BW verjaard; vordering obv 6:162 BW eveneens verjaard omdat stuitingsbrief zag op 6:185 BW

Rb Noord-NL 130515 handletsel door gehuurde hakselaar; vordering obv 6:185 BW verjaard; vordering obv 6:162 BW eveneens verjaard omdat stuitingsbrief zag op 6:185 BW

2 De vaststaande feiten

2.1.
Eliet produceert tuinmachines, zoals versnipperaars, verticuteermachines, kantenbewerkers en blazers. De versnipperaar die in deze zaak centraal staat is een hakselaar van het type Eliet Major 9, PK Honda GX 27 (hierna te noemen: de hakselaar).

2.2.
Op 23 november 2006 heeft Eliet twee hakselaars geleverd aan haar importeur, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. te [plaats] (hierna te noemen: [X]).

2.3.
Op 7 december 2006 heeft [X] aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] B.V., mede handelend onder de naam Bouwmarkt Fixet, te Leek (hierna te noemen: [Y]) een hakselaar geleverd.

2.4.
Op 18 april 2008 heeft [Y] de hakselaar verhuurd aan de heer [A] (hierna te noemen: [A] wonende te [plaats].

2.5.
De heer [B] wonende te [plaats] (hierna te noemen: [B]) heeft [A] op 18 april 2008 geholpen met het versnipperen van takken van coniferen.

2.6.
Tijdens het versnipperen van de takken is [B] op een gegeven moment met de vingers van zijn linkerhand in de messen van de hakselaar terecht gekomen, waardoor hij aan die hand ernstig letsel heeft opgelopen.

2.7.
De Voedsel en Waren Autoriteit (hierna te noemen: de VWA) heeft op 22 april 2008 een onderzoek gedaan naar de onderhavige hakselaar. In haar rapport, gericht aan de heer [Z], mede-aandeelhouder en directeur van [Y], van 13 juni 2008 heeft zij - voor zover hier van belang - het volgende geschreven:
"Constatering:
op het politiebureau te Leek heeft de productdeskundige een door u verhuurde groenafvalversnipperaar van het type …met serienummer … aangetroffen. Deze groenafvalversnipperaar is een machine als bedoeld in artikel 1, onder a, eerste lid van het Warenwetbesluit machines.
Volgens artikel 3 van het Warenwetbesluit machines, gelet op bijlage 1 van de richtlijn 98/37/EG, dienen machines zodanig te zijn samengesteld en zodanige eigenschappen te hebben, dat zij bij gebruik overeenkomstig hun bestemming geen gevaar opleveren voor de veiligheid van personen, huisdieren en goederen. Zij dienen daartoe te voldoen aan de in bijlage 1 van de richtlijn opgenomen eisen.
Tijdens een beperkte inspectie ter plaatse constateerde de productdeskundige dat de onderhavige machine tenminste niet voldoet aan punt 1.4.1., derde aandachtsstreepje, van bijlage 1 van de genoemde richtlijn. Namelijk beveiligingsinrichtingen mogen niet op een eenvoudige wijze omzeild of buiten werking kunnen worden gesteld. Er is namelijk een stekkerverbinding aanwezig in de bedrading van de beveiligingsinrichting en deze verbinding is verbroken. Hierdoor bestaat er, bij gebruik overeenkomstig de bestemming, gevaar voor de veiligheid van personen, huisdieren en goederen.
Overtreding:
het verhandelen (verhuren) van de onderhavige machine met genoemde tekortkoming is een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit machines."

2.8.
Bij haar rapport heeft de VWA een proces-verbaal gevoegd, waarin het volgende - voor zover van belang - is opgenomen:
"Op maandag 21 april 2008 ontving ik, verbalisant, een e-mail van mijn teamleider. (…) In dit bericht las ik het volgende:
"Afgelopen vrijdag is bij de Arbeidsinspectie een ongeval met een hakselaar gemeld door de Politie Korps Leek. Zij zijn bij het ongeval geweest waarbij een man zijn arm in een hakselaar heeft gehad. Dit was in de privé sfeer. Een privé persoon heeft een kameraad ingeschakeld om te helpen met verhakselen van takken ed. De kameraad heeft daarvoor hakselaar gehuurd bij [Y] in [plaats]. De kameraad doet dit werk normaliter ook. De hakselaar is getest door politie en de beveiliging is volgens hen niet in orde. De brandstof machine blijft gewoon doordraaien. Afgesproken dat de politie de hakselaar in beslag neemt, Dit doen zij, de hakselaar nemen ze mee naar bureau te Leek. Daar bevindt het apparaat zich nu. (…)"
(…)
Ik zag tijdens een beperkte inspectie ter plaatse dat de onderhavige machine tenminste niet voldoet aan punt 1.4.1, derde aandachtsstreepje, van bijlage 1 van de genoemde richtlijn. De beveiligingsinrichtingen mogen namelijk niet op een eenvoudige wijze omzeild of buiten werking kunnen worden gesteld. De beveiligingsinrichting is op een eenvoudige wijze buiten werking gesteld. Er is namelijk een stekker verbinding aanwezig in de bedrading van de beveiligingsinrichting en deze verbinding is verbroken. Hierdoor bestaat er gevaar, bij gebruik overeenkomstig de bestemming, voor de veiligheid van personen, huisdieren en goederen. (…)
Ik, verbalisant, zag verder dat de stekker van de bedrading in een opening van de motorbehuizing was gestoken. Deze bedrading is tevens verbonden met de microschakelaar van de noodstop bij de invoeropening, wat inhoudt dat ook de noodstop niet meer functioneert. Ik zag namelijk dat de kooi, welke de bewegende messen die het groenafval versnipperen afschermt, omhoog bewogen kon worden. Door het omhoog bewegen van de kooi hoort een microschakelaar de machine uit te schakelen. Door de machine uit te schakelen zullen de messen van de machine tot stilstand komen. Ik zag en hoorde, nadat ik de motor van de groenafvalversnipperaar had gestart, bij het omhoog plaatsen van de kooi dat de motor van de onderhavige machine niet uitgeschakeld werd. Ik zag dat de bewegende messen eenvoudig aanraakbaar waren. Hierdoor bestaat er gevaar voor ernstig letsel aan de handen en/of armen. Tevens zag ik dat onder de messen een opvangbak voor versnipperd groenafval is gemonteerd. Ik zag dat deze opvangbak naar beneden hing. Deze opvangbak is aan één zijde te openen door een ijzeren pen te verwijderen. Ik zag dat deze pen niet kon worden verwijderd als de kooi gesloten was. (…)"

2.9.
Bij brief van 1 december 2009 heeft de advocaat van [B] aan [Y] het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"De belangen van de heer [B] (…) worden door mij behartigd in verband met een aan hem overkomen ongeval met een hakselmachine c.q. groenafval-verwerkingsmachine op 18 april 2008.
Cliënt werkt in de groenvoorziening en werkt in dat kader regelmatig met hakselmachines en is dan ook bekend met de werking van dergelijke apparaten.
Op voormelde datum heeft cliënt de heer [A] (…) geholpen met het versnipperen van takken. Cliënt is met zijn linkerhand in de machine getrokken op het moment dat hij aan één der takken trok, waardoor ernstig letsel aan zijn linkerhand is ontstaan.
De hakselmachine c.q. de groenafval-verwerkingsmachine is door de heer [A] bij u op 18 april 2008 gehuurd.
Uit onderzoek door de Voedsel en Warenautoriteit c.q. het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is gebleken dat de beveiligingsinrichting van de bewuste machine buitenwerking was gesteld ten gevolge waarvan voornoemd ongeval heeft kunnen plaatsvinden.
Door een onveilige machine te verhuren is het risico op ongevallen ontstaan, welke risico's zich heeft verwezenlijkt. Cliënt houdt u daarvoor aansprakelijk.
Namens cliënt stel ik u dan ook formeel aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade, (zowel materieel als immaterieel), inclusief ook de wettelijke rente en de kosten ex artikel 6:96 BW, welke is ontstaan ten gevolge van het aan hem op 18 april 2008 overkomen ongeval zoals hierboven omschreven.
Gemakshalve voeg ik kopie bij van het boeterapport dat door mij werd ontvangen."

2.10.
Bij brief van 10 februari 2010 heeft de advocaat van [Y] aan [X] het volgende geschreven:
"Omstreeks november/december 2006 heeft cliënte van u een groenafvalversnipperaar gekocht voor de prijs van € 1.613,60 (exclusief BTW), welke door u aan cliënte is gefactureerd middels factuur 52858 d.d. 7 december 2006. Cliënte heeft de groenafvalversnipperaar gekocht om deze te verhuren aan haar klanten.
Cliënte heeft de van u gekochte groenafvalversnipperaar op 18 april 2008 verhuurd aan de heer [A] te [plaats] om takken te versnipperen. De heer [A] is hierbij geholpen door de heer [B] (…). Tijdens het versnipperen is de heer [B] met diens linkerhand in de machine getrokken op het moment dat hij aan en van de takken trok als gevolg waarvan er ernstig letsel is ontstaan aan zijn linkerhand.
Naar aanleiding van het ongeval is de groenafvalversnipperaar onderzocht door de Voedsel en Warenautoriteit te Groningen en is deze tot de conclusie gekomen dat de groenafvalversnipperaar niet voldoet aan de eisen van artikel 3 van het Warenwetbesluit, alsmede de daarin genoemde bijlage van de Europese richtlijn 98/37/EG. Volgens de Voedsel en Warenautoriteit kan de op de groenafvalversnipperaar aanwezige beveiligingsinrichting op eenvoudige wijze worden omzeild en/of buiten werking worden gesteld.
Middels brief d.d. 1 december 2009 is cliënte door de advocaat van de heer [B] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en nog te lijden schade. Een kopie van de dienaangaande door cliënte ontvangen brief kunt u bijgevoegd aantreffen.
Cliënte heeft de brief inmiddels doorgeleid naar haar verzekeraar (ASR Schadeverzekering N.V.) met het verzoek een standpunt in te nemen. Indien en voor zover de verzekeraar van cliënte tot het standpunt mocht komen dat er geen of geen volledige dekking zal worden verleend, stel ik u namens cliënte op voorhand nadrukkelijk aansprakelijk voor de door haar geleden en nog te lijden schade aangezien door u een groenafvalversnipperaar is verkocht die niet aan de eisen voldoet. U wordt dan ook geadviseerd om deze brief door te leiden naar uw eigen verzekeraar.
Uit het door de Voedsel en Warenautoriteit tegen u opgemaakt boeterapport blijkt ook uit het verhoor d.d. 30 januari 2009 van uw operationeel manager d.d. dat u bekend bent met het probleem en dat het oordeel van de fabrikant omtrent een eventuele terugroepactie wordt afgewacht. Tot dusverre heeft cliënte niet nader van u mogen vernemen."

2.11.
Bij brief van 4 juni 2010 heeft [X] aan ASR medegedeeld dat zij elke aansprakelijkheid met betrekking tot het ongeval en het daaruit voortvloeiende letsel afwijst. In haar brief heeft zij het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"De betreffende machine is niet voor het eerst door ons op de Europese markt gebracht, maar door de Belgische fabrikant Eliet. Deze Europese fabrikant heeft genoemde machine met CE goedkeuring op de Europese markt gebracht en wij hebben deze ongewijzigd verkocht aan uw cliënt [Y].
Verder verwijst u naar de conclusie en een rapport van de arbeidsinspectie dat bedoelde machine niet goed functioneerde vanwege een verbroken stekkerverbinding en dat genoemd probleem bij meerdere machines bestond. Dat rapport is bij ons niet bekend. Bij de door [Y] verhuurde machine was inderdaad door de gebruiker bewust een stekkerverbinding verbroken en zijn nog enkele andere beveiligingen onklaar gemaakt. Bij ons is er niets van bekend dat dit bij meerdere machines gebeurd zou zijn. In de 12 jaar dat wij deze machine in Nederland importeren is ons daar nooit iets van gebleken.
Wel hebben wij een rapport gezien van de Voedsel en Waren Autoriteit Groningen, waarin men concludeerde dat de bewuste machine niet zou voldoen aan artikel 3 van het Warenwetbesluit en de Europese richtlijn 98/37/EG. In januari 2009 hebben ambtenaren van deze instantie ook ons hun conclusies medegedeeld en daarvan een boeterapport opgemaakt. Op dat moment was dat de enige informatie waarover wij beschikten.
Later bleek dat deze ambtenaren een onvolledig onderzoek hebben verricht en dat gebruiker de heer [B] willens en wetens meerdere beveiligingen van deze machine heeft gesaboteerd om hem sneller te laten werken.
Een door ons en door fabrikant Eliet ingediend bezwaar tegen de boeteoplegging door genoemde Voedsel en Warenautoriteit is nog steeds in behandeling bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
In het thuisland van de Belgische fabrikant Eliet ziet de overheid na onderzoek geen reden tot het nemen van maatregelen tegen deze zogenaamd onveilige machine.
Na een hoorzitting in Nederland tijdens de verweer procedure tegen het onderzoek van de Keuringsdienst van Waren kwam de commissie tot de conclusie dat er geen bewijs is dat genoemde machine niet voldoet aan de Europese richtlijnen met betrekking tot veiligheid."

2.12.
Bij brief van 7 maart 2011 heeft de advocaat van [B] aan ASR mededeling gedaan van de tot dan toe door [B] geleden schade ten bedrage van € 79.881,81.

2.13.
Op 29 april 2011 respectievelijk 4 mei 2011 hebben ASR en [B] een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin zij verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
"- de maatschappij betaalt aan [B] een bedrag van € 72.500,00, waarvan reeds bij wijze van voorschot onder algemene titel € 7.500,00 werd voldaan;
- [B] verleent tegen ontvangst van de betaling van € 65.000,00 aan de maatschappij en haar verzekerde(n), [Y] (ook wel genaamd Fixet) definitieve en finale kwijting en décharge voor alle ten gevolge van het in de considerans vermelde ongeval door [B] geleden en te lijden materiële schade (waaronder eventuele schade als gevolg van verlies van arbeidsvermogen), immateriële schade (smartengeld), rente en kosten"

2.14.
Bij akte van cessie van 12 november 2012 heeft de naamloze vennootschap De Friesland Zorgverzekeraar N.V. te Leeuwarden (hierna te noemen: De Friesland) al haar (eventuele) rechten volgend uit en verband houdend met het vergoeden van (zorg)kosten aan [B] als gevolg van het ongeval op 18 april 2008 overgedragen aan ASR, hetgeen ASR heeft aanvaard en waarvoor ASR aan De Friesland een bedrag van € 21.063,79 heeft betaald. In de akte is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"In aanmerking nemende:
dat de heer [B] op 18 april 2008 betrokken was bij een ongeval met een hakselaar als gevolg waarvan de linkerhand van [B] ernstig verminkt en volledig disfunctioneel is geraakt ("het Ongeval");
dat [B] op 1 december 2009 een verzekerde van ASR, [Y] B.V., hiervoor aansprakelijk heeft gesteld;
dat tussen [B] en ASR een geschil is gerezen omtrent de omvang van de door [B] geleden schade;
dat [B] en ASR bij vaststellingsovereenkomst van 4 mei 2011 hun geschillen hebben beëindigd, waarbij ASR aan [B] een bedrag van € 72.500,= heeft betaald;
dat ASR daarnaast een bedrag van € 21.063,79 aan de zorgverzekeraar van [B], De Friesland heeft voldaan;
dat ASR thans termen aanwezig acht dit bedrag van € 21.063,79 te verhalen op een derde, te weten Eliet Europe N.V.;"

2.15.
Bij akte van cessie van 14 november 2012 heeft [B] al zijn (eventuele) rechten volgend uit en verband houdend met het ongeval op 18 april 2008 overgedragen aan ASR, hetgeen ASR heeft aanvaard en waarvoor ASR een bedrag van € 72.500,00 aan [B] en een bedrag van € 10.190,23 ten behoeve van [B] aan zijn belangenbehartiger Keuning Advocaten heeft betaald. In de akte is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"In aanmerking nemende:
dat de heer [B] op 18 april 2008 betrokken was bij een ongeval met een hakselaar als gevolg waarvan de linkerhand van [B] ernstig verminkt en volledig disfunctioneel is geraakt ("het Ongeval");
dat [B] op 1 december 2009 een verzekerde van ASR, [Y] B.V., hiervoor aansprakelijk heeft gesteld;
dat tussen [B] en ASR een geschil is gerezen omtrent de omvang van de door [B] geleden schade;
dat [B] en ASR bij vaststellingsovereenkomst van 4 mei 2011 hun geschillen hebben beëindigd, waarbij ASR ten behoeve van [B] een bedrag van € 72.500,= (schade) en € 10.190,23 (buitengerechtelijks kosten) heeft betaald;
dat ASR thans termen aanwezig acht dit bedrag te verhalen op een derde, te weten Eliet Europe N.V.;"

2.16.
Bij brief van 14 november 2012 heeft ASR Eliet het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"ASR is als aansprakelijkheidsverzekeraar van [Y] B.V. aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een ongeval, waarbij de heer [B] ernstig letsel aan zijn linkerhand heeft opgelopen. Dit letsel kon ontstaan doordat de beveiliging van een door u geproduceerde hakselaar (type Eliet Major) niet functioneerde.
De heer [B] had de hakselaar bij [Y] (een verzekerde van ASR) gehuurd. [Y] had de hakselaar gekocht bij [X] B.V. Dit bedrijf heeft ASR medegedeeld dat u de hakselaar heeft geproduceerd.
De Nederlandse arbeidsinspectie heeft onderzoek gedaan. Zij is tot de conclusie gekomen dat de beveiliging van de betreffende machine niet goed functioneerde, doordat de stekkerverbinding van de beveiligingsinrichting verbroken was. Uit het rapport van de arbeidsinspectie blijkt overigens dat het genoemde probleem bij meerdere van uw machines bestond.
ASR heeft de schade van € 72.500,= (plus een bedrag van € 10.190,23 aan buitengerechtelijke kosten) van de heer [B] tegen cessie voor haar rekening genomen. Daarnaast heeft ASR een bedrag van € 21.063,79 aan de zorgverzekeraar van [B], De Friesland Zorgverzekeraar betaald. Ook dit bedrag wens ASR op u te verhalen. In totaal heeft ASR dus een bedrag van € 103.754,02 betaald.
U bent als producent van de hakselaar op grond van artikel 6:185 BW aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door een gebrek in uw product. De hakselaar bood immers niet de veiligheid die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder: a. de presentatie van het product, b. het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product en c. het tijdstip waarop het product in het verkeer werd gebracht.
Op grond van het voorgaande stel ik u hierbij namens ASR aansprakelijk voor het ontstaan van het ongeval. ASR wenst de door haar vergoede schade van € 103.754,02 op u te verhalen."

2.17.
In reactie op voormelde brief heeft Eliet bij brief van 20 november 2012 het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"In deze brief verwijst u naar een ongeval in Nederland van de heer [B], met een huurmachine van het bedrijf [Y] B.V. De ELIET machine waarmee dit ongeval is gebeurd bleek een defect te vertonen op vlak van de veiligheidsvoorziening. Het lijkt ons dat het tot de basisverantwoordelijk behoort van een verhuurbedrijf om goed werkende machines aan de klant af te leveren voor verhuur. aangezien dit niet het geval was zijn wij van mening dat deze nalatigheid de aanleiding was voor het ongeval en dit de aansprakelijkheid bij het verhuurbedrijf [Y] legt.
ELIET EUROPE NV heeft destijds via zijn distributienetwerk een goed werkende machine aan uw klant afgeleverd en treft in deze dus geen schuld. Wij nemen afstand van elke aansprakelijkheid in deze. wij zien dan ook geen enkele grond om een schadevergoeding te betalen."

3 Het geschil

3.1.
ASR vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank Eliet bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 105.664,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
 € 103.754,02 vanaf 18 april 2008, althans vanaf 4 mei 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
 € 1.996,43 vanaf 19 juli 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
 € 714,00 vanaf 9 mei 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van het voorlopig getuigenverhoor en de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in het geval van betekening, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3. veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 3.025,00;
4. te vermeerderen met de wettelijke rente over de vermelde vorderingskosten vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.
Eliet heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van ASR, met veroordeling van ASR in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis.

3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

4.1.
Eliet heeft zich in het kader van haar verweer - samengevat - onder meer op het standpunt gesteld dat ASR geen vorderingsrecht heeft. Daartoe heeft zij primair gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de door [B] geleden schade die hij als gevolg van het ongeval met de hakselaar heeft geleden, zodat van een cessie van vorderingen van [B] op Eliet of De Friesland aan ASR geen sprake kan zijn. Subsidiair heeft zij in dit verband gesteld dat de cessie van de vorderingen van [B] aan ASR niet rechtsgeldig is. Uit de aktes blijkt, aldus Eliet, onvoldoende welke vorderingsrechten zijn gecedeerd, terwijl de vorderingen (deels) ook onvoldoende bepaalbaar zijn. Daarnaast staat de Tijdelijke regeling verhaalsrechten van artikel 6:197, lid 2 BW volgens Eliet in de weg aan een subrogatie van De Friesland in de rechten van [B] op Eliet. Voorts voert Eliet aan dat, indien [B] desondanks wél een vorderingsrecht zou hebben op Eliet, te gelden heeft dat deze vorderingen zijn verjaard. Volgens Eliet is zij voor het eerst bij brief van 14 november 2012 aansprakelijk gesteld, terwijl het ongeval op 18 april 2008 plaatsvond, [B] op dat moment bekend moest worden verondersteld met de schade alsmede met het vermeende gebrek en de identiteit van de producent, en de verjaring niet tijdig door de benadeelde is gestuit. Voor de aanvang van de verjaringstermijn is niet de kennis van ASR, maar die van de direct benadeelde doorslaggevend. [B] kon Eliet ten tijde van de cessie niet (meer) aanspreken uit hoofde van productaansprakelijkheid. Voor zover wordt aangenomen dat de wetenschap van ASR van belang is bij de boordeling van het beroep op verjaring als bedoeld in artikel 6:191 BW, geldt volgens Eliet dat ASR voor of op 30 september 2009 bekend was met het feit dat de hakselaar van Eliet was. Bij brief van 13 juni 2008 heeft [Y] een kennisgeving boeterapport van de VWA met bijlagen ontvangen, die ASR, aldus Eliet, voor of op 30 september 2009 van haar verzekerde [Y] moet hebben ontvangen. Daar komt bij dat [Y], gelet op haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst, vrij snel na het ongeval bij ASR melding van het ongeval met een hakselaar van het merk Eliet zal hebben gedaan, zodat ASR van meet af aan heeft geweten door wie de hakselaar was geproduceerd.

4.2.
ASR heeft in dit verband - samengevat - betwist dat de cessie niet rechtsgeldig is. Ten aanzien van het beroep op verjaring door Eliet heeft ASR gesteld dat zij eerst op 4 juni 2010 bekend is geworden met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent van de hakselaar. De verjaringstermijn heeft, aldus ASR, een aanvang genomen op 5 juni 2010 en is - zowel voor zover de vordering is gebaseerd op artikel 6:185 BW als op artikel 6:162 BW - tijdig en rechtsgeldig gestuit met de brief van 14 november 2012, waarin ASR Eliet aansprakelijk heeft gesteld.

4.3.
Nog daargelaten of een rechtsgeldige cessie of subrogatie van de vorderingen heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de vordering van ASR op Eliet is verjaard. De rechtbank stelt bij de beoordeling van die vraag het volgende voorop. Voor zover de vordering is gebaseerd op het bepaalde in artikel 6:185 BW geldt de verjaringstermijn van artikel 6:191, lid 1 BW. Hierin is bepaald dat de rechtsvordering tot schadevergoeding van de benadeelde tegen de producent ingevolge artikel 185, eerste lid, verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bekend is geworden of had moeten worden. Voor zover de vordering is gebaseerd op het bepaalde in artikel 6:162 BW, geldt ingevolge artikel 3:310, lid 1 BW dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.

4.4.
Omdat in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarin ASR verhaal wenst te halen op Eliet, rijst de vraag wiens bekendheid, die van de oorspronkelijk benadeelde, [B], of die van de regresnemer, ASR, doorslaggevend is in het kader van de beoordeling wanneer de verjaringstermijn een aanvang heeft genomen. In zijn arrest van 1 april 2005, NJ 2006/377, oordeelde de Hoge Raad dat de termijn van artikel 3:310, lid 1 BW begint te lopen:
op het moment dat de oorspronkelijke benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is, en
op het moment dat de regresnemer met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is.
De eerst aflopende termijn doet de vordering verjaren.

4.5.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon aldus worden opgevat dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat (vgl. HR 9 juli 2010, nr. 09/01916, LJN: BM1688). Dit neemt, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 3 december 2010 (09/04185, LJN: BN6241), niet weg dat degene die de identiteit van de aansprakelijke persoon met een beperkt onderzoek eenvoudig had kunnen achterhalen, maar heeft nagelaten een dergelijk onderzoek in te stellen, zich ter afwering van een beroep op verjaring niet kan beroepen op subjectieve onbekendheid met de aansprakelijke persoon. Indien de identiteit gemakkelijk kan worden vastgesteld, mag van de benadeelde in beginsel worden verlangd dat hij zich enigermate inspant om erachter te komen wie voor de schade aansprakelijk is. Het verdraagt zich niet met de rechtszekerheid en de billijkheid, die het instituut van de verjaring mede beoogt te dienen, dat de benadeelde door het nalaten van een redelijkerwijs van hem te verlangen, eenvoudig uit te voeren onderzoek naar de identiteit van de aansprakelijke persoon, zou kunnen voorkomen dat de korte verjaringstermijn van artikel 3:310, lid 1 BW een aanvang neemt.

4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft in dezen [B] als oorspronkelijk benadeelde te gelden. Voor zover de vorderingen gebaseerd zijn op het bepaalde in artikel 6:185 BW is derhalve voor de vaststelling van de aanvangsdatum van de verjaringstermijn de bekendheid van [B] - en daarmee ook de bekendheid van ASR - met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bepalend. Naar het oordeel van de rechtbank moet [B] - daarbij mede in aanmerking nemend dat hij ten tijde van het ongeval werkzaam was bij Caparis Groenservice en hij derhalve geacht moet worden bekend te zijn met de (werking van de) hakselaar - op 18 april 2008 niet alleen bekend worden geacht met de schade, maar tevens met het vermeende gebrek aan de hakselaar en de identiteit van de producent van de hakselaar. Ten aanzien van het laatste, merkt de rechtbank op dat op de hakselaar de naam "Eliet" duidelijk zichtbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank had, gelet daarop, op eenvoudige wijze achterhaald kunnen worden wie de producent van de hakselaar is. Gelet op deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de verjaringstermijn een aanvang heeft genomen op 19 april 2008, zijnde de dag na de bekendheid met de schade, het vermeende gebrek en de identiteit van de producent. ASR heeft Eliet bij brief van 14 november 2012 aansprakelijk gesteld op basis van artikel 6:185 BW. Gelet op de in dat geval geldende verjaringstermijn van drie jaren, zijn de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 6:185 BW, verjaard op 14 november 2012.

4.7.
Voor zover de vorderingen gebaseerd zijn op het bepaalde in artikel 6:162 BW geldt eveneens dat deze zijn verjaard. De oorspronkelijk benadeelde, [B], moet op 19 april 2008 bekend worden geacht met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. ASR heeft gesteld dat zij eerst op 4 juni 2010 bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Indien daarvan uitgegaan wordt, heeft, gelet op het feit dat ingevolge artikel 3:310, lid 1 BW de eerst aflopende termijn de vordering doet verjaren, te gelden dat de vordering - voor zover deze gebaseerd is op artikel 6:162 BW - is verjaard op 19 april 2013. Dit is anders, indien de verjaring is gestuit. De verjaring kan worden gestuit door het instellen van een eis of door een schriftelijke aanmaning (artikel 3:316 en artikel 3:317 BW). In het geval van stuiting van de verjaring door een aanmaning of een mededeling moet sprake zijn van een voldoende duidelijke schriftelijke waarschuwing aan de schuldenaar waarin de schuldeiser zich zijn recht op nakoming voorbehoudt (MvT, Parl Gesch. InvW 3, p. 1418). Voor een voldoende duidelijke waarschuwing is noodzakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering is bedoeld. Daartoe is in ieder geval vereist dat de vordering zodanig is omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen deze schuldenaar zich eventueel heeft te verweren (HR 27 juni 2008, NJ 2008/373 (T./Trio Bedrijven) en HR 8 oktober 2010, LJN BM9615 (Tan en Lafranca/Chipshol)). Gesteld noch gebleken is dat [B] de verjaring heeft gestuit. Voor zover ASR met haar brief van 14 november 2012 de verjaring heeft willen stuiten, overweegt de rechtbank dat deze enkel ziet op een aansprakelijkheidsstelling van Eliet op basis van artikel 6:185 BW en niet op basis van artikel 6:162 BW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Eliet daaruit dan ook niet kunnen afleiden dat ASR haar eveneens op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk heeft willen stellen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op artikel 6:162 BW zijn verjaard.

4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de vorderingen van ASR dan ook afwijzen. De overige stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank, gelet hierop, onbesproken laten.ECLI:NL:RBNNE:2015:2308