Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 200411 verlies verdienvermogen zelfstandige na knieletsel ; gevorderd 88426; toegewezen 10000

Rb Dordrecht 200411 verlies verdienvermogen zelfstandige na knieletsel ; gevorderd 88426; toegewezen 10000
5.8.  Als eerste zal worden ingegaan op de post ´verlies aan arbeidsvermogen´. [eiser] stelt dat hij zich vanwege het letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen zich heeft laten vervangen door andere personen en dat diverse klanten zijn weggegaan. Hij legt een zgn. audalet berekening over waaruit volgt dat het verlies aan arbeidsvermogen over de jaren 2002 tot en met 2007 € 88.426 bedraagt.

5.9.  London heeft voor haar verweer onder meer verwezen naar een brief van Schaderegelingsburo [X] B.V. d.d. 20 februari 2006 (prod. 4 conclusie van antwoord). In deze brief staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“Voor wat betreft arbeidsongeschiktheid van uw cliënt heeft uw cliënt ons laten weten dat hij vier weken nagenoeg volledig arbeidsongeschikt is geweest. Hij zou wel een aantal dagen bepaalde werkzaamheden op het bedrijf hebben uitgevoerd, maar dat is minimaal geweest. Daarna is hij geleidelijk aan weer gaan opbouwen en na zes maanden heeft hij zijn volledige werkzaamheden weer hervat. Uw cliënt heeft aangegeven, dat zijn vader in de periode van arbeidsongeschiktheid en uitval de reparaties die hij normaliter verrichtte, heeft uitgevoerd. In die periode suggereert uw cliënt dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan met de firma [Y] en de firma [Z]. Dit zou er toe hebben geleid, dat in 2003 er sprake is geweest van het wegvallen van opdrachten. De vertrouwensbreuk zou het gevolg zijn van het feit, dat hij zelf deze reparaties niet kon uitvoeren. Enige onderbouwing daarvoor werd door mij niet ontvangen. Er moet dus iets zijn voorgevallen tussen de vader van uw cliënt en de beide bedrijven. Uw cliënt is ondernemer en hij zal er alles aan moeten doen om zijn schade zoveel mogelijk te beperken. Het is aan hem om een zo goed mogelijke oplossing te bedenken om de schade van de onderneming zo gering mogelijk te houden. Ik vind het nogmaals vreemd, dat de schade pas in 2003 en niet in 2002 wordt geleden, terwijl in 2003 de heer [eiser] junior slechts twee maanden gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Je mag zelfs veronderstellen, dat die arbeidsongeschiktheid aflopend was.
Verder is het voor wat betreft de arbeidsongeschiktheid van belang, dat uw cliënt die stelt omzetverlies te lijden slechts voor 25% schade lijdt, de overige 75% worden vanwege de verdeling in de vennootschap onder firma door de ouders geleden en die hebben geen verhaalsrecht. Voor wat betreft de causaliteit tussen het vermeende omzetverlies en het ons bezighoudende ongeval zal uw cliënt ook moeten aantonen, dat hij gedurende zes maanden geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Ook die bewijsstukken heb ik niet aangetroffen.
Ik kom ook graag nog in het bezit van (…).”
Voorts betoogt London dat de schade niet goed kan worden beoordeeld omdat sprake is geweest van een omzetting van een eenmanszaak naar een vennootschap onder firma.

5.10.  Ten aanzien van deze schadepost wordt overwogen dat [eiser] het in zijn opdracht door Groot Expertisebureau b.v. opgestelde rapport niet in deze procedure heeft overgelegd. Bij de dagvaarding zijn slechts een aantal bijlagen van dit rapport gevoegd, die zonder enige toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk zijn. Daar komt nog bij dat verlies aan arbeidsvermogen geen vermogensschade in de zin van artikel 6:96 BW betreft. Het moet immers gaan om geleden verlies en/of gederfde winst.
Uit de wel aanwezige informatie, te weten genoemde brief van Schaderegelingsburo [X] en de bevindingen van [dokter 1] (zie hiervoor), volgt dat [eiser] vier weken geheel arbeidsongeschikt is geweest en zes maanden deels, de schade zal daarom wegens geleden verlies en/of gederfde winst worden geschat op € 10.000. LJN BQ2167