Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 290910 toewijzing kosten (reis)begeleiding echtgenote

Rb Arnhem 290910 toewijzing kosten (reis)begeleiding echtgenote
2.20.  [gedaagde] vordert vergoeding van de tijd die zijn echtgenote kwijt is aan het rijden en begeleiden van [gedaagde] bij zijn diverse bezoeken aan medici. In een overzicht heeft [gedaagde] aan de hand van salarisstroken van zijn echtgenote, berekend wat het uurtarief van zijn echtgenote is. De gemaakte kosten in dit verband bedragen € 13.255,70 en de toekomstige kosten worden begroot op € 666,80 per jaar, tot zijn 70e levensjaar (afgerond op 1 januari 2027). Allianz heeft hiertegen uitsluitend aangevoerd dat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat de kosten niet daadwerkelijk in rekening worden gebracht. Dat enkele verweer treft echter geen doel. Niet in geschil is dat [gedaagde] als gevolg van het letsel dat is ontstaan door het hem overkomen ongeval niet in staat is zichzelf te vervoeren naar de diverse medici voor te ondergane behandelingen. In zo’n geval zou het normaal en gebruikelijk zijn wanneer [gedaagde] zich per taxi zou laten vervoeren. [gedaagde] verkiest kennelijk de hulp van zijn echtgenote voor dit vervoer boven die van een taxibedrijf. Dat staat hem in de gegeven omstandigheden vrij en de kosten die hiermee gemoeid zijn – in dit geval de (werk)tijd die het zijn echtgenote kost – komen net zozeer voor vergoeding in aanmerking als wanneer [gedaagde] voor vervoer per taxi had gekozen. Dat de werkzaamheden worden verricht door zijn echtgenote die daar feitelijk geen kosten voor in rekening brengt, maakt dit niet anders. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008, NJ 2009, 387 dat voor deze situatie eveneens geldt. Tegen de hoogte van de bedragen is geen verweer gevoerd. De vordering zal dan ook integraal worden toegewezen. Aan verschenen schade wordt toegewezen € 13.255,70. Aan toekomstige schade wordt toegewezen € 666,80 per jaar over de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2027. De deskundige zal bij de kapitalisatie dienen uit te gaan van de onder 2.16. genoemde uitgangspunten, behoudens de looptijd en rente. LJN BN9351