Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 131010 verzorging en verpleging door moeder en andere familieleden toegewezen

Rb Utrecht 131010 verzorging en verpleging door moeder en andere familieleden toegewezen
2.24.  Na zijn verblijf in een revalidatiecentrum is [eiser] aanvankelijk weer bij zijn ouders gaan wonen. Hij betoogt dat hij in de periode van april 1998 tot april 1999 door zijn familie, met name zijn moeder, gedurende 25 uur per week is verzorgd en verpleegd. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 28 mei 1999, NJ 1999, 564 ([B]) vordert [eiser] ter zake van die verzorging en verpleging EUR 10.400,-- (52 weken x 25 uur x EUR 8,--). Bij haar antwoordconclusie van 10 februari 2010 betoogt ASR, onder verwijzing naar het rapport van Ergo Track (productie 6 bij dagvaarding) dat de hulp die [eiser] thuis nodig had geen verzorging inhield. Alle hulp die in dat rapport wordt beschreven betreft volgens ASR andere hulp, zoals huishoudelijke hulp, tuinonderhoud en kluswerkzaamheden. ASR stelt dat deze kosten niet als verzorgingskosten kunnen worden gekwalificeerd en dan ook niet op grond van het bepaalde in voornoemd arrest voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is aannemelijk dat [eiser] in genoemde periode verzorging en verpleging nodig had en dat zijn familie die zorg op zich heeft genomen. Bovendien wijst [eiser] er in zijn nadere conclusie van 12 mei 2010 terecht op dat hij in die periode nog geen eigen huishouding had omdat hij toen nog niet beschikte over een eigen woning, terwijl de hulp waarnaar in het rapport van Ergo Track wordt verwezen betrekking heeft op hulp die [eiser] nodig heeft sinds hij een eigen woning heeft. De rechtbank concludeert dan ook dat ASR deze schade ter hoogte van EUR 10.400,-- moet vergoeden.
LJN BO0343