Overslaan en naar de inhoud gaan

PHR 260321 AG Hartlief, Schade door ‘supercell’. storm of hagel, causaliteit in het verzekeringsrecht

PHR 260321 AG Hartlief, Schade door ‘supercell’. storm of hagel, causaliteit in het verzekeringsrecht

Op 23 juni 2016 is de agrarische onderneming van [eisers] getroffen door een zogenoemde supercell: een fikse storm die met grote hagelstenen gepaard is gegaan. Er is schade ontstaan aan (onder meer) de daken van hun gebouwen. In dit verband hebben zij een beroep gedaan op hun bij Allianz lopende verzekering. Allianz heeft uitkering geweigerd, omdat sprake zou zijn van hagelschade en [eisers] niet voor clausule 593 hebben gekozen, waarmee zij dekking voor hagelschade zouden hebben gehad. Volgens [eisers] moet de schade worden aangemerkt als stormschade, waarvoor de verzekering wel dekking biedt. Zij hebben in dit verband ook aangevoerd dat de schade onder de dekking voor stormschade valt, omdat Allianz schade die indirect is veroorzaakt door storm niet met zoveel woorden van de dekking voor stormschade heeft uitgesloten.

Bij de rechtbank hadden [eisers] succes, maar het hof heeft de vorderingen van [eisers] alsnog afgewezen. Het hof heeft overwogen dat, nu de verzekeringsvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] onder de verzekering is gedekt, moet worden gevonden met toepassing van de dominant cause-leer. Uitgaande van deze verzekeringsrechtelijke causaliteitsleer heeft het hof de hagel – en niet de storm – als de dominant cause aangewezen. De door [eisers] geleden schade valt daarom niet onder de dekking van de verzekering. Het hof is niet meegegaan met het betoog van [eisers] dat de schade onder de verzekering is gedekt, omdat Allianz schade die indirect is veroorzaakt door storm niet van dekking heeft uitgesloten.

In cassatie betogen [eisers] dat het hof er ten onrechte van is uitgegaan dat de dominant cause-leer van toepassing is. Ook zou het hof de dominant cause-leer en het daarbij horende common sense-criterium onjuist hebben toegepast. Volgens [eisers] had het hof de storm als de rechtens relevante oorzaak moeten aanwijzen of in elk geval als medeoorzaak. Ten slotte klagen zij over de verwerping door het hof van hun betoog dat de schade onder de verzekering is gedekt omdat Allianz schade die indirect is veroorzaakt door storm niet van dekking heeft uitgesloten.

(.... red. LSA LM)

Slotsom

4.44
[eisers] klagen in cassatie terecht over de overweging van het hof in rov. 4.4 dat aangezien de verzekeringsvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] onder de verzekering is gedekt, moet worden gevonden met toepassing van de dominant cause-leer. Deze overweging is onjuist om de hiervoor in randnummers 4.4, 4.5 en 4.14 genoemde redenen. Dit betekent dat het hof-arrest moet worden vernietigd en de procedure naar een ander hof moet worden verwezen. Het verwijzingshof zal de tussen [eisers] en Allianz gesloten verzekering alsnog moeten uitleggen aan de hand van de door Uw Raad in het Hogenboom/Unigarant-arrest gegeven maatstaf (randnummer 3.6 hiervoor). Biedt dat geen uitkomst, dan kan het hof zijn toevlucht zoeken tot een normatieve causaliteitsleer (randnummer 3.7 hiervoor). In de door mij voorgestane verzekeringsrechtelijke variant van de leer van de toerekening naar redelijkheid wordt schade toegerekend aan een of meerdere oorzaken in het licht van de (bepalingen van de) verzekeringsovereenkomst, dus in het licht van de (al dan niet geobjectiveerde) bedoelingen en verwachtingen van de verzekeraar en de verzekeringnemer. De aard van de verzekering kan hierbij een rol spelen (randnummer 3.10 hiervoor).

4.45
Of [eisers] daadwerkelijk zijn geholpen met vernietiging en verwijzing, is nog maar de vraag. Dat het verwijzingshof tot dezelfde uitkomst komt als het hof in het bestreden arrest (afwijzing van de vordering van [eisers] wegens het ontbreken van dekking voor de door hen geleden schade) is bepaald niet uitgesloten. In die richting wijzen immers het schadebeeld, de aard en inrichting van de verzekering en de door [eisers] gemaakte keuze om schade veroorzaakt door hagel niet te verzekeren (randnummer 4.41 hiervoor). Het schadebeeld – door hagelstenen geperforeerde golfplaten – duidt eerder op hagelschade dan op stormschade. Deze overweging van het hof in rov. 4.5 acht ik juist. Ook op het punt van de aard en inrichting van de verzekering heeft het hof het mijns inziens bij het juiste eind, in rov. 4.6. De door [eisers] gesloten verzekering betreft een named perils-verzekering,72 hetgeen betekent dat de verzekering dekking biedt voor met name genoemde risico’s (zoals in dit geval schade door storm en schade door hagel). Het is aan verzekerde om te bepalen voor welke risico’s hij dekking neemt. In dit geval hebben [eisers] wel gekozen voor dekking voor schade door storm, maar niet gekozen voor clausule 593 (schade door hagel). Het bestaan van deze keuzemogelijkheid duidt erop dat schade die is veroorzaakt doordat tijdens een storm hagel is ingeslagen, niet onder de dekking voor stormschade valt. Een ander oordeel, namelijk dat de schade wel onder de dekking voor stormschade valt, is niet goed met deze keuzemogelijkheid te rijmen. Met een dergelijk oordeel zou ook onvoldoende rekening worden gehouden met het belang van Allianz. Allianz heeft nu juist een named perils-verzekering op de markt gebracht, met de mogelijkheid voor de verzekerde om zich aanvullend, tegen een wat hogere premie, tegen hagelschade te verzekeren. Zou hagelschade onder de dekking voor stormschade kunnen vallen, dan zou dit in strijd zijn met de bedoeling van Allianz om stormdekking en hageldekking van elkaar te onderscheiden.

5
Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing. ECLI:NL:PHR:2021:284