Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210312 vraagstelling terzake van coronairbypass operatie

Rb Arnhem 210312 
medisch specialistisch onderzoek is geen eenvoudig onderzoek naar de identiteit van de aansprakelijke persoon; geen verjaring
- vraagstelling terzake van coronairbypass operatie 

4.  De beoordeling 
   
(...)

Aansprakelijkheid ziekenhuis 

4.6.  Voor een goed begrip van het hierna te bespreken verwijt dat [eiseres] het ziekenhuis maakt, is het navolgende van belang. De spierwand van het hart wordt door een aantal kransslagaders van bloed voorzien. Dit netwerk van kransslagaders bestaat uit twee cirkels die het hart omvatten en die onderling verbonden zijn door zijtakken. Uit de aorta ontspringen twee kransslagaders: de linker coronair arterie (LCA) en de rechter coronair arterie (RCA). De LCA splitst zich na een korte stam in de linker ramus descendens anterior (RDA of LAD) en de circumflex arterie (CX of LCX). De LAD loopt over de voorzijde van het hart naar beneden, de CX loopt linksom van de zijkant van het hart richting de achterkant. De coronaire anatomie is echter niet bij iedereen gelijk. De RCA loopt rechtsom over de zijkant van het hart richting de achterzijde waar deze meestal eindigt in de ramus descendens posterior (RDP). Soms ontspringt de RDP echter niet uit de RCA maar uit de CX. De CX gaat meestal over in de PLCX. Soms gaat de PLCX echter niet uit van de CX maar van de RCA. 

4.7.  Onder verwijzing naar het schrijven van prof. dr. [betrokken arts 3] verwijt [eiseres] het ziekenhuis het navolgende. Uit voorafgaand aan de operatie verricht onderzoek (angiogram) is gebleken dat sprake was van tweevatslijden: de rechter coronair arterie (RCA) en de ramus descendens anterior (RDA of LAD) waren ernstig vernauwd en dienden van een omleiding te worden voorzien. Ook in de ramus circumflexus was een vernauwing te zien maar die was veel minder ernstig. In het operatieverslag staat dat sprake is van een ernstige stenose (vernauwing) aan de basis van de PLCX en in de LAD. Nu PLCX betekent ramus circumflexus en LAD ramus descendens anterior, volgt uit het operatieverslag dat de operateur ten onrechte de rechter coronair arterie niet direct van een omleiding is voorzien. Dat is pas gebeurd in een later stadium, nadat reeds een zuurstoftekort was ontstaan in de onderwand, het gebied dat door de rechter coronair arterie van zuurstof wordt voorzien, aldus [eiseres]. 

4.8.  Onder verwijzing naar het schrijven van prof. dr. Van [betrokken arts 4] voert het ziekenhuis daartegen aan dat overeenkomstig het operatieplan de laterale kant een bypass heeft gehad en dat de rechter coronair arterie wel degelijk direct van een omleiding is voorzien. Dr. [gedaagde sub 2] heeft die rechter coronair arterie echter (mogelijk ten onrechte) in het operatieverslag geduid als PLCX. Volgens dr. [gedaagde sub 2] ter zitting had hij ‘PLCX van rechts’ moeten opschrijven, aldus het ziekenhuis. 

4.9.  Daarmee vormt de kern van het geschil de vraag of dr. [gedaagde sub 2] bij de operatie van [betrokkene] op 9 oktober 2003 reeds in eerste instantie de rechter coronair arterie van een bypass heeft voorzien. De aan weerszijden overgelegde verklaringen van de partijdeskundigen spreken elkaar op dat punt tegen, net als partijen. De rechtbank heeft op dat punt behoefte aan voorlichting door een deskundige. Partijen hebben zich over de vraagstelling en de persoon van de te benoemen deskundige bij akte uitgelaten. 

4.10.  Wat betreft de vraagstelling overweegt de rechtbank dat hoewel het geschil - blijkens de inhoud van zowel de processtukken als hetgeen ter zitting is besproken - neerkomt op de hiervoor (4.9.) weergegeven kern, beide partijen blijkens de door hen voorgestelde vragen kennelijk toch ook in algemene zin wensen te vragen naar het handelen van dr. [gedaagde sub 2]. De rechtbank zal die vraag daarom dan ook honoreren. De vraag naar de voldoende bekendheid van de cardiochirurg met de bevindingen op grond van het cardiogram (vraag 2 [eiseres]) wordt niet overgenomen omdat dit geen vraag is die zich leent voor beantwoording door de deskundige, maar veeleer een feitelijke kwestie betreft die zo nodig door de rechter moet worden beoordeeld. Vraag 4 van [eiseres] naar (een aspect van) het causaal verband wordt overgenomen omdat het denkbaar is dat dit onderdeel van het causale verband door een thoraxchirurg kan worden beantwoord. Voor het overige worden de vragen van partijen – zij het hier en daar iets anders geformuleerd – overgenomen. 

4.11.  De rechtbank zal prof. dr. Klautz tot deskundige benoemen. Van overtuigende bezwaren tegen benoeming van prof. dr. Klautz is de rechtbank niet gebleken. Hij heeft tegenover de rechtbank verklaard in staat en bereid te zijn als deskundige op te treden en daartoe vrij te staan. Hij schat zijn kosten voorlopig op (8 x € 139,50 =) € 1.116,-- en vermeerderd met BTW afgerond op 1.400,--. Het voorschot op die kosten komt op grond van artikel 195 Rv voor rekening van [eiseres]. 

4.12.  Het ziekenhuis heeft in zijn akte (onder 14) nog verzocht om een aantal aan de deskundige te geven instructies. Wat betreft de instructie dat de deskundige kennis dient te nemen van het medisch dossier en het procesdossier merkt de rechtbank op dat volstaat dat aan de deskundige het procesdossier met de zich daarin bevindende (medische) stukken wordt toegezonden. De deskundige kan eventueel nog meer stukken bij de partijen opvragen als hij die nodig heeft. Om tegemoet te komen aan het verzoek van het ziekenhuis om partijen te horen alvorens een conceptrapport wordt opgesteld, wordt de deskundige gevraagd om voordat hij het conceptrapport gaat opstellen, partijen de gelegenheid te geven om een mondelinge toelichting te geven (rov. 5.8.). In de door het ziekenhuis gevraagde instructie om partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te plaatsen en verzoeken te doen, wordt met rov. 5.11. voorzien. De verzochte instructie om eerst een conceptrapport op te stellen en partijen vervolgens om een reactie te vragen alvorens het rapport definitief vast te stellen, wordt in het dictum eveneens bepaald, waarbij het zo is dat de deskundige het conceptrapport aan de rechtbank zal sturen, waarna de rechtbank het voor het leveren van commentaar aan partijen zal zenden. 

4.13.  Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.  De beslissing 
De rechtbank 

5.1.  beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 
1. Wat was de indicatie voor het verrichten van een coronairbypass? Was dit een juiste indicatie? Wilt u dit antwoord onderbouwen met verwijzing naar de betreffende stukken uit het medisch dossier waarop u dit baseert? 
2. Wat waren de bevindingen op het pre-operatieve coronairangiogram? Welke coronairarteriën dienden volgens dit angiogram en de voorafgaand aan de operatie gemaakte planning van een bypass te worden voorzien? 
3. Welke coronairarteriën zijn tijdens de operatie van een bypass voorzien? Wilt u motiveren waarop u zich bij de beantwoording van die vraag baseert? Wilt u zo nodig daarbij ingaan op de verklaringen van prof. dr. [betrokken arts 3] en prof. dr. Van [betrokken arts 4]? 
4. Komt de inhoud van het operatieverslag overeen met uw antwoord op vraag 3? Voldoet het operatieverslag aan de daaraan te stellen eisen? Wilt u ingaan op de benaming die dr. [gedaagde sub 2] in het operatieverslag heeft gegeven aan de verschillende arteriën en de uitleg die hij en prof. dr. Van [betrokken arts 4] daaraan hebben gegeven? 
5. Bent u van oordeel dat dr. [gedaagde sub 2] heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam cardiochirurg verwacht mag worden? 
6. Indien u vraag 5 ontkennend beantwoordt: kan dat handelen hebben geleid tot een zodanige verlaagde zuurstofsarturatie dat daardoor een postanoxische encephalopathie kon ontstaan? Indien u zich niet tot beantwoording van deze vraag in staat acht: welke medisch specialist acht u in staat deze vraag te beantwoorden? 
7. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zijn? 

5.2.  benoemt tot deskundige:   LJN BW1273