Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 210813 RSI; vraagstelling deskundige tzv causaal verband klachten en werkzaamheden

Rb Midden-NL 210813 RSI na digitaliseren tekeningen van 1997 tot 2001; vraagstelling deskundige tzv causaal verband klachten en werkzaamheden

4.8.

Op basis van de zich in het dossier bevindende onderzoeksrapporten kan thans niet worden vastgesteld of de klachten door de werkzaamheden zijn ontstaan. De kantonrechter is daarom voornemens om een deskundige te benoemen. Partijen hebben zich nog niet uitgelaten over de discipline en de persoon van de te benoemen deskundige en over eventuele vragen die gesteld moeten worden. De kantonrechter zal partijen daartoe eerst in de gelegenheid stellen. Indien partijen er niet in slagen om gezamenlijk tot een voorstel voor een te benoemen deskundige te komen, zal de kantonrechter een deskundige benoemen. Aangezien de bewijslast op [eiser] rust, komt het voorschot voor zijn rekening.

4.9.
De kantonrechter is voornemens de deskundige de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:

Algemene toelichting

De kantonrechter verzoekt u bij de beantwoording van onderstaande vragen uit te gaan van de arbeidsomstandigheden zoals omschreven in 4.5 van het tussenvonnis van 21 augustus 2013.

1. Is de aan u overgelegde medische informatie toereikend om tot een deskundig oordeel omtrent de onderstaande vragen te kunnen komen? Zo nee, over welke informatie dient u alsnog te beschikken? Kunt u daarvoor zorgdragen?

2. De situatie na de werkzaamheden bij Imtech

Toelichting
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene.

Vragen:
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de klachten, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
b. Kunt u uit de medische informatie uit de behandelende sector en van betrokkene opmaken wanneer de klachten van betrokkene precies zijn begonnen?
c. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden?
d. Wilt u bij uw antwoord op de vragen 2a en 2b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen medische gegevens?
e. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? (zie tevens vraag 2h)
g. Kunt u gemotiveerd aangeven of de door u gestelde diagnose overeenkomt met één van de 11 zogenaamde specifieke ABBE's (aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit) alle beschreven in het SALTSA rapport* of betreft het hier een aspecifieke ABBE?
* Saltsa rapport: Richtlijnen voor de vaststelling van de arbeidsrelatie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit van mei 2000, opgesteld door J.K. Sluiter, K.M. Rest en M.H.W. Frings-Dresen. Dit Europese project is uitgevoerd door het Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid van het Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam.
h. Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
i. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
j. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
k. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de klachten mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied gestelde diagnose?
l. Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u?
m. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
n. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
o. Acht u voor een juiste beantwoording van deze vragen een onderzoek op een ander vakgebied geïndiceerd, en zo ja, wilt u dan een u goed bekend staande specialist aan beide partijen voorstellen?
p. Hoe luidt uw commentaar op het advies van 21 maart 2005 van de arts-rga [B] (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.10)? Geven de andere medische rapporten die in het tussenvonnis zijn genoemd u aanleiding voor commentaar, en zo ja, hoe luidt dat?
q. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?

3. In de hypothetische situatie zonder werkzaamheden bij Imtech

Toelichting
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de werkzaamheden die betrokkene bij Imtech heeft verricht en de door u in het vorige onderdeel geconstateerde klachten en afwijkingen. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden als hij niet bij Imtech had gewerkt. Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder dat betrokkene bij Imtech heeft gewerkt zo goed mogelijk in kaart te brengen.

Vragen:
a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als betrokkene niet de werkzaamheden bij Imtech zou hebben verricht? Kunt u aangeven welke werkzaamheden met name zouden hebben geleid tot of bijgedragen aan de thans bestaande klachten? Zijn er ook alternatieve oorzaken aan te wijzen, en zo ja, welke? Kunt u daarbij mede aandacht besteden aan de omstandigheid dat betrokkene aan de revalidatiearts heeft meegedeeld dat hij computeren als hobby heeft (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.9)? Indien er sprake is van een combinatie van oorzaken, kunt u dan een percentage noemen waarin de oorzaken hebben geleid tot de klachten?
Toelichting
Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen met zekerheid te beantwoorden. Aan u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kúnt zeggen.

Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en om aanvullende vragen voor te stellen. ECLI:NL:RBMNE:2013:8015