Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 191115 voorlopig deskundigenbericht; verjaringsverweer, benoeming neuroloog; IWMD vraagstelling

Rb Amsterdam 191115 voorlopig deskundigenbericht; verjaringsverweer, benoeming neuroloog; voorschot tlv verzekeraar; IWMD vraagstelling

2. De feiten 

2.1. X was op 23 oktober 2003 als bestuurder van een personenauto betrokken bij een verkeersongeval op de Rondweg West in Dokkum (hierna: het ongeval in 2003). Daarbij werd de door X bestuurde auto van achteren aangereden door een auto bestuurd door Y. 

2.2. De door Y bestuurde auto was ten tijde van het ongeval ten aanzien van de wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij London. 

2.3. Na ontvangst van de schademelding van haar verzekerde, heeft London bij brief van 11 november 2003 aansprakelijkheid namens haar verzekerde erkend en informatie opgevraagd over de aard en ernst van het opgelopen letsel. 

2.4. Een brief van revalidatiearts A aan huisarts B van 11 december 2003 luidt - voor zover hier relevant - als volgt.

"( ...) 
Betreft X

Geachte collega. 

Bovengenoemde patiënt zag ik op 01.12.2003 op uw verzoek op de polikliniek revalidatie alhier. 

Reden van verwiizing: 
Posttraumatische nek- schouderklachten. 

Voorgeschiedenis:
Gezond. 

Anamnese:
Zes weken geleden van achteren aangereden door een langzaam rijdende personenauto (...) Sindsdien een min of meer constant bandvormige hoofdpijn. Af en toe uitstralend naar nek en schouders. (...)" 

2.5. Op 8 juli 2005 was X opnieuw betrokken bij een kopstaartbotsing waarbij hij van achteren werd aangereden (hierna: het ongeval in 2005). 

2.6. Na eerdere correspondentie ontving London bij brief van 27 juni 2006 van X aanvullende medische informatie. 

2.7. Op basis van de beschikbare informatie heeft London de door X gestelde schadeposten van het ongeval in 2003 beoordeeld. Op grond hiervan betaalde London een bedrag van € 5.500.00 aan X en voor de inspanningen van diens belangenbehartiger nog eens € 2.000,00. London heeft hierbij aangegeven de kwestie daarmee afgewikkeld te beschouwen, tenzij er alsnog aanvullend bewijs zou worden geleverd. 

2.8. Hierna ontstond tussen partijen een inhoudelijke discussie over de schade. 

2.9. In 2013 heeft de rechtbank Amsterdam in een door X tegen London aangespannen deelgeschil de vordering van X om een verklaring voor recht dat zijn vordering op London uit hoofde van het ongeval in 2003 niet door verjaring teniet was gegaan, toegewezen. 

3. Het verzoek en het verweer 

3.1. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op grond van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopig deskundigenbericht (hierna: het voorlopig deskundigenonderzoek) zal bevelen, en aan London een nader te bepalen voorschot op de kosten van de te benoemen deskundige op zal leggen 

3.2. X legt aan dit verzoek - kort weergegeven - het volgende ten grondslag. X wenst de materiële en immateriële schade die hij, zo begrijpt de rechtbank, ten gevolge van het ongeval in 2003 en het ongeval in 2005 lijdt, op London te verhalen. Buiten rechte heeft X aan London voorgesteld om een onafhankelijk, gecombineerd neurologisch psychiatrisch expertiseonderzoek te laten verrichten om de medische gevolgen van het ongeval te bepalen. Omdat London daar buiten rechte niet aan wenst mee te werken, doet X het onderhavige verzoek. Aanvankelijk heeft X zijn werkzaamheden als sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij GGZ Friesland in aangepaste vorm, dat wil zeggen niet volledig qua omvang en niet volledig qua zwaarte, kunnen hervatten. Vanwege zijn klachten is X echter per 7 augustus 2013 in de ziektewet terechtgekomen, Thans is X gedurende 4 dagen voor 4 uren per dag: bezig met re-integreren bij GGZ Friesland in de functie van woonbegeleider op een beschermde woonvorm. X werd na een jaar ziektewet met 30% gekort op zijn salaris, aldus steeds X. 

3.3. London verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Gezien het enorme tijdsverloop sinds het ongeval in 2003 èn het ontbreken van de complete medische informatie, met name ziende op de periode voor het ongeval, is het verzoek niet ter zake dienend noch voldoende concreet en betreft het feiten die met het deskundigenonderzoek niet bewezen kunnen worden. Bovendien is het verzoek in strijd met de goede procesorde, in die zin dat het X zelf is geweest die de zaak zonder rechtvaardiging heeft laten voortduren. Het onderzoek kan uitsluitend bestaan uit het noteren door de deskundige van het verhaal van X, en daarmee gezien het bepaalde in artikel 16-1 lid 2 Rv tot niets leiden. Ook andere zwaarwegende bezwaren verzetten zich tegen toewijzing van het verzoek, nu London door het tijdsverloop ernstig is bemoeilijkt in haar mogelijkheden om de eventuele bevindingen bij het voorlopig deskundigenonderzoek op juiste waarde te schatten of nader te onderzoeken. Ook de belangenafweging tussen partijen moet in het nadeel van X uitvallen, nu het nog maar de vraag is of X überhaupt nog enige vordering jegens London te gelde kan maken, nu London het verjaringsberoep in een onafwendbare bodemprocedure zal handhaven en zich daarnaast zal beroepen op rechtsverwerking. Voorshands kan de kans van slagen van beide weren als serieus worden ingeschat. 
De verzekeringsarts heeft opgemerkt dat er na het ongeval enerzijds geen klachten zijn aangetoond, en anderzijds is gedocumenteerd dat betrokkene klachten had en dat deze klachten duidelijk zijn afgenomen en dat betrokkene zijn werk heeft hervat. Er zijn echter meer mogelijke oorzaken voor de (latere) klachten van betrokkene. In het medisch dossier worden vaak de ongevallen genoemd, terwijl deze niet altijd relevant zijn met betrekking tot de gestelde diagnose. Voor een psychiatrische expertise is gezien het feit dat nergens sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld of behandeling, geen plaats. Ook vanwege de aard van een psychiatrische expertise, anderzijds gezien de inmiddels vcrstreken tijd lijkt het niet aannemelijk dat een psychiatrische expertise tot een objectieve conclusie kan leiden. De voorgestelde neurologen zijn niet acceptabel. Van de voorgestelde psychiaters is alleen prof. Stek acceptabel, aldus steeds London. 

3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna - indien nodig - worden ingegaan.

4. De beoordeling 

4.1. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen bericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen en/of. als daartoe wordt overgegaan, beter te kunnen aangeven op grond waarvan een vordering wordt ingesteld of verweer wordt gevoerd. Voorop staat dat een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel dient te worden toegewezen, mits dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen. misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. 

4.2. London heeft in de eerste plaats het verweer gevoerd dat het nog maar de vraag is of X in een bodemprocedure enige vordering jegens London te gelde kan maken. Zij heeft daarbij gewezen op het verjaringsverweer dat zij al eerder in het deelgeschil heeft gevoerd en daarnaast het beroep op rechtsverwerking dat zij in een bodemprocedure zal doen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat deze rechtbank het verjaringsverweer in het deelgeschil heeft verworpen, zodat in de onderhavige procedure van dat oordeel moet worden uitgegaan. Ten aanzien van het beroep op rechtsverwerking geldt dat niet aanstonds evident is dat dit in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zodat dit niet een grond tot afwijzing van het verzoek oplevert. Een oordeel ten gronde op het verweer valt buiten het bestek van de onderhavige procedure. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van London. 

4.3. Andere verweren tegen de aansprakelijkheid van London voor de ten gevolge van het ongeval in 2003 door X geleden schade heeft London niet gevoerd, zodat bij de beoordeling van het verzoek hierna van deze aansprakelijkheid - die London na het ongeval ook als zodanig heeft erkend - kan worden uitgegaan. Wel twisten partijen over de vragen wat de (medische) schade is en of er causaal verband bestaat tussen deze (medische) schade en het ongeval in 2003 dan wel het ongeval in 2005. Nu X voldoende heeft gesteld dat het gevraagde voorlopig deskundigenonderzoek juist op die vragen is gericht, is het verzoek, anders dan London heeft betoogd, niet irrelevant of onvoldoende concreet. Dat het onderzoek feiten betreft die met het voorlopig deskundigenonderzoek niet bewezen kunnen worden heeft London in het licht van de hieromtrent geldende jurisprudentie (vgl. HR 8 juni 2001, LJN: AB 2054: Zwolsche/De Greef) onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook deze laatste verweren van London worden derhalve verworpen.

4.4. London heeft voorts het verweer gevoerd dat andere zwaarwegende bezwaren zich tegen toewijzing van het verzoek verzetten. Volgens haar is zij door het aan X te wijten tijdsverloop ernstig in haar mogelijkheden beperkt om de uitkomst van het verzochte onderzoek op waarde te schatten en te onderzoeken. Dit verweer heeft in de kern dezelfde strekking als het in rov. 4.2. besproken aangekondigde beroep op rechtsverwerking, zodat het op gelijke gronden als daar vermeld wordt verworpen. 

4.5. London heeft, kennelijk ter ondersteuning van de door haar gevoerde verweren, nog verwezen naar de verschillende kanttekeningen die haar verzekeringsarts heeft geplaatst bij met name de schade en de causaliteit in zijn advies van 7 juli 2015. De inhoud daarvan doet niet af aan de hiervoor weergegeven oordelen. 

4.6. Het verweer van London tegen het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek door een psychiater treft doel, nu dat verzoek onvoldoende is onderbouwd. Het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek door een neuroloog is wel voldoende onderbouwd, zodat dat verzoek voor toewijzing gereed ligt. 

4.7. Van de zijde van London bestaat weerstand tegen de door X voorgestelde neurologisch deskundigen. De rechtbank acht het wenselijk iedere discussie op dat vlak te vermijden en zij zal daarom uit haar eigen bestand putten. De te na noemen deskundige heeft zich bereid verklaard de benoeming te aanvaarden. en de rechtbank zal overgaan tot zijn benoeming. 

4.8. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen van X worden voorgelegd, nu London daartegen geen specifiek bezwaar heeft gemaakt. 

4.9. Partijen verschillen van mening over de vraag wie (het voorschot ter zake van) de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek dient te betalen. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De hoofdregel met betrekking tot het voorschot ter zake van de kosten van het voorlopige deskundigenbericht is dat degene die een verzoekschrift indien dit dient te betalen, zo volgt uit het bepaalde in artikel 205 lid 1 in verbinding met artikel 195 Rv. Van deze hoofdregel kan evenwel worden afgeweken indien er feiten of omstandigheden zijn die een dergelijke afwijking rechtvaardigen. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval, te weten dat in de onderhavige procedure van de aansprakelijkheid van London voor de door X ten gevolge van het ongeval in :2003 geleden schade moet worden uitgegaan en het voorlopig deskundigenonderzoek slechts strekt tot het vaststellen van de causaliteit en de hoogte van de schade, aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door London moet worden gedeponeerd. 

4.10. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. 

4.11. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken. 

4.12. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing. 

5. De beslissing 

De rechtbank 

5.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 

I. de situatie na ongeval

Anamnese
a, Hoe luidt de anamnese voor w at betreft de aard en de ernst van het letsel. het verloop van de klachten. de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL.). loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby' s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 

Medische gegevens 
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een bcschrijving. geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied: 
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. 

Medisch onderzoek 
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? 

Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf. de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt. wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose
f Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal-diagnostische overweging geven? 

Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand. ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? 

Medische eindsituatie 
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel. 
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag l g)? 

2. de situatie zonder ongeval 

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e ) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden. 

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval 
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval al uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? 
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwiijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2c)? 

3. overig 

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 
b. Acht u eventueel nog een expertise op een ander vakgebied geïndiceerd? 

5.2. benoemt tot deskundige:

Dhr. prof. dr. L.J. Kappelle, 
(...)

Met dank aan mr. J.N.R.M. Aarts, Aarts Advocatuur B.V., voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-amsterdam-191115