Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 080421 Verzoek orthopedische expertise af-, neurologische toegewezen; 6 maanden wachttijd gebruikelijk

RBOVE 080421 Verzoek orthopedische expertise af-, neurologische toegewezen; 6 maanden wachttijd gebruikelijk;
- deskundige dient te bepalen 
welke gegevens voor onderzoek noodzakelijk zijn.

2
De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen ter beantwoording van de IWMD-vraagstelling, met benoeming van primair een orthopedisch chirurg, subsidiair een neuroloog, als deskundige.

2.2.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 203 jo. 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden om aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen. De rechter die op het verzoek dient te beslissen komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing vermelde feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

2.3.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] zich niet verzet tegen het verzoek als zodanig om een deskundige te benoemen. In zoverre kan het verzoek, dat op de wet is gegrond, worden toegewezen.

2.4.
Partijen verschillen wel van mening over de (discipline van de) persoon van de te benoemen deskundige. Forsikring stelt zich op het standpunt dat er primair (en in eerste instantie) een orthopedisch chirurg als deskundige moet worden benoemd. Zij verwijst daarvoor naar de brief van haar medisch adviseur van 7 september 2018. [gedaagde] vindt dat er een neuroloog moet worden benoemd als deskundige.

2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Forsikring onvoldoende concreet onderbouwd waarom er op dit moment een orthopedisch chirurg als deskundige moet worden benoemd. Het in de brief van 7 september 2018 door de medisch adviseur van Forskikring vermelde argument dat er bij de benoeming van een orthopedisch chirurg als deskundige (ook) direct duidelijkheid over de (invloed van de) pre-existente knieklachten zal komen, overtuigt de rechtbank niet. Daarbij wordt meegewogen dat tijdens de mondelinge behandeling van de zijde van [gedaagde] is verklaard dat door [gedaagde] niet de stelling wordt ingenomen dat hij door (gestelde) knieklachten wordt beperkt in het verrichten van werkzaamheden. Daarnaast kan er niet aan voorbij worden gegaan dat uit de zich in het dossier bevindende stukken naar voren komt dat er na de brief van 7 september 2018 in het minnelijke traject veeleer is ingezet op een neurologische expertise.

2.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook een neuroloog als deskundige benoemen.

2.7.
Partijen zijn het, blijkens het verzoekschrift en verweerschrift, niet eens over de persoon van de te benoemen deskundige. Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [gedaagde] vervolgens de heer P. Verlooy, neuroloog (hierna ook: Verlooy), als deskundige voorgesteld. Van de zijde van Forsikring is daarop niet afwijzend gereageerd. Er is namens haar te kennen gegeven dat dit aan de medisch adviseur van Forsikring zal moeten worden voorgelegd. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien contact op te nemen met Verlooy. Deze persoon heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en in staat en bereid te zijn in deze zaak een deskundigenbericht uit te brengen. Daarbij heeft hij de rechtbank wel meegedeeld dat hij (ongeveer) een wachttijd heeft van 6 maanden. Daarin ziet de rechtbank geen aanleiding om Verlooy niet te benoemen, aangezien de ervaring leert dat er bij andere (potentiële) deskundigen ook vaak sprake is van een (vergelijkbare) wachttijd. De rechtbank is dan ook voornemens Verlooy als deskundige te benoemen.

2.8.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking gemotiveerd bezwaar te maken tegen het voornemen van de rechtbank om Verlooy als deskundige te benoemen. Voor het geval partijen van deze gelegenheid geen gebruik maken, zal de rechtbank reeds nu voor alsdan bepalen dat Verlooy als deskundige wordt benoemd.

2.9.
Aan de deskundige komt de vrijheid toe om, zo hij dat noodzakelijk/dienstig acht, een neuropsycholoog van eigen keuze in te schakelen met het oog op de beantwoording van één of meer vragen. De rechtbank ziet, anders dan Forsikring heeft betoogd, geen aanleiding om reeds op voorhand te bepalen dat als de deskundige een neuropsycholoog wenst in te schakelen dit neuropsycholoog [A] dient te zijn. Indien de deskundige een neuropsycholoog wenst in te schakelen dient hij partijen voorafgaand wel in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van zijn keuze. Mocht(en) (een van de) partijen bezwaren hebben tegen de neuropsycholoog van zijn keuze, dan dient de deskundige zich te wenden tot de in het dictum vermelde rechter-commissaris voor overleg. De deskundige dient van de inschakeling van een neuropsycholoog melding te maken in zijn rapport en de uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek in zijn conclusies te betrekken en de verslaglegging van het neurologisch onderzoek bij zijn expertiserapport te voegen. Het is ook aan de deskundige om in dat geval te bepalen welke vragen hij aan de neuropsycholoog wil voorleggen. De rechtbank ziet, gelet op het vorenoverwogene, aanleiding om vraag c2 (situatie met ongeval/voorval) toe te voegen aan de (hierna verder aan de orde komende) vraagstelling.

2.10.
De rechtbank wijst de deskundige erop dat het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden met inachtneming van de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Deze Leidraad is te vinden op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie.

2.11.
De rechtbank stelt vast dat er tussen partijen niet (meer) in geschil is dat de zogenoemde IWMD-vraagstelling aan de deskundige zal worden voorgelegd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de vraagstelling enigszins aan te vullen in die zin dat waar wordt vermeld “ongeval” zij dit heeft veranderd in “ongeval/voorval”.

2.12.
Partijen discussiëren ook over de over te leggen medische informatie. Forsikring stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde] zijn volledige medische dossier van vóór en ná het ongeval/voorval dient over te leggen. Subsidiair stelt zij dat het medische dossier van voor het ongeval/voorval kan worden beperkt tot de periode van twee jaar voor het ongeval/voorval. [gedaagde] verzet zich hiertegen. Hij stelt zich op het standpunt dat het procesdossier met de zich daarin bevindende medische stukken, inclusief de bij het verweerschrift door hem overgelegde medische stukken, aan de deskundige kan worden toegezonden. Daarnaast stelt [gedaagde] dat Forsikring de ontbrekende medische adviezen van haar medische adviseur dient over te leggen aan de deskundige.

2.13.
De rechtbank wijst de verzoeken om nadere informatie over te leggen af. Uitgangspunt is dat het de deskundige is, en niet de rechter of de wederpartij, die heeft te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn (Vgl. HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626, NJ 2010/542 en ECLI:NL:HR:2008:BB3676, NJ 2010/543). Mocht de deskundige tot de conclusie komen dat er relevante medische informatie ontbreekt dan wordt hij verzocht om dat, door tussenkomst van de advocaten, op te vragen bij partijen. [gedaagde] is, voor zover het medische gegevens betreft, slechts gehouden de door de deskundige verlangde gegevens ook aan de medisch adviseur van Forsikring te verstrekken en, nadat van het blokkeringsrecht van artikel 7:464 lid 2 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen gebruik is gemaakt, aan Forsikring zelf.

2.14.
De deskundige heeft verklaard dat hij zijn met het onderzoek gemoeide kosten (schattenderwijs) begroot op € 5.280,--, inclusief (een component voor) BTW (waarbij een uurtarief van € 300,-- (inclusief BTW) wordt gehanteerd en € 90,-- aan kosten in rekening worden gebracht).

2.15.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking uit te laten over de hoogte van het te deponeren voorschot. Voor het geval partijen van deze gelegenheid geen gebruik maken, zal de rechtbank de hoogte van het voorschot reeds nu voor alsdan bepalen op het door de deskundige begrote bedrag van€ 5.280,-- inclusief (een component voor) BTW. Indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.

2.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Forsikring moeten worden betaald.

2.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.18.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3
De beslissing

De rechtbank:

3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

VOORVRAAG

A. Heeft u voor beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante medische informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan partij Forsikring en/of [gedaagde] door tussenkomst van mr. Rous dan wel mr. Boendermaker de benodigde informatie opvragen?

1DE SITUATIE MET ONGEVAL/VOORVAL

(volgt IWMD vraagstelling met aanvulling op vraag c. (red. LSA LM))
(....)

c2. Wilt u naar aanleiding van uw onderzoek bepalen of een neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk/dienstig is en zo ja, wilt u in dat geval een neuropsycholoog van eigen keuze inschakelen, waarbij u partijen alvorens u deze neuropsycholoog inschakelt in de gelegenheid dient te stellen zich uit te laten over de persoon van de neuropsycholoog van uw keuze. Mocht(en) (een van de) partijen bezwaren hebben tegen de neuropsycholoog van uw keuze, dan dient u zich te wenden tot de in dit dictum vermelde rechter-commissaris voor overleg.
U dient van de inschakeling van een neuropsycholoog melding te maken in uw rapport en de uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek in uw conclusies te betrekken en de verslaglegging van het neurologisch onderzoek bij uw expertiserapport te voegen. Het is aan u welke u vragen u aan de neuropsycholoog wilt voorleggen (zie rechtsoverweging 2.9.),

ECLI:NL:RBOVE:2021:1695