Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 120908 dskbericht door revalidatiearts af- en psychiater toe-gewezen; dubbele vraagstelling

Rb Almelo 120908 dskbericht door revalidatiearts af- en psychiater toe-gewezen; dubbele vraagstelling
benadeelde] verzoekt thans om ten aanzien van drie disciplines tot benoeming van een drietal deskundigen over te gaan en hiertoe een deskundigenonderzoek te gelasten. Allereerst dient te worden overgegaan tot een neuropsychologisch onderzoek, waarna vervolgens een psychiatrisch onderzoek kan plaatsvinden. Daarna dient aan de hand van de resultaten van die onderzoeken een onderzoek door een revalidatiearts plaats te vinden. Daartoe dienen een neuropsycholoog, psychiater en revalidatiearts als deskundigen te worden benoemd, met formulering van de vragen zoals die door haar zijn voorgesteld.
[benadeelde] heeft ten slotte betoogd dat, nu Univé aansprakelijkheid heeft erkend voor het ontstaan van het ongeval, Univé dient in te staan voor de kosten van de onderhavige procedure en de honoraria van de deskundigen.

2. Univé is het in zoverre met [benadeelde] eens dat een hernieuwd traject in het kader van onafhankelijk medisch onderzoek moet worden ingegaan maar volgens Univé staan de medische causaliteit tussen het ongeval en de gestelde klachten vooralsnog niet vast. Univé heeft ter zake het ontstaan van het ongeval aansprakelijkheid erkend, Univé betwist echter dat er sprake is van medische beperkingen als gevolg van het ongeval, welke leiden tot schade in het vermogen te verdienen en zelfredzaamheid van [benadeelde].

3. Univé kan zich vinden in het verzoek om een psychiater als deskundige te benoemen. Nu partijen het hierover eens zijn en over de persoon van die deskundige, zal de rechtbank deze als zodanig benoemen. Beide partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de wederzijds geformuleerde vraagstelling. De deskundige dient na te melden vragen te beantwoorden.

4. Tegen de benoeming van een neuropsychologisch onderzoek en een onderzoek door een revalidatiearts heeft Univé gemotiveerd verweer gevoerd. Voorts heeft Univé verzocht om [benadeelde] in de kosten van de onderhavige procedure en in de kosten van de te benoemen deskundige(n) te veroordelen.

5. De rechtbank is het met Univé eens -zoals in haar verweerschrift gesteld en ter zitting nader uitgelegd- dat het op de weg c.q. deskundigheid van de psychiater ligt om te oordelen of deze het naast psychiatrische rapportage noodzakelijk acht om de deskundigheid van een neuro-psycholoog in te roepen. Indien de psychiater zulks noodzakelijk en wenselijk acht, dient in een afzonderlijke beschikking de benoeming van een neuropyscholoog als deskundige te worden vastgelegd. Daarom wordt thans geen neuropsychologisch deskundigenonderzoek gelast en in zoverre elke beslissing aangehouden.

6. Door [benadeelde] is gesteld dat in het voortraject, in 2001, is gerapporteerd door de neuroloog de heer M.B.M. Vermeulen. [benadeelde] stelt zich op het standpunt dat de rapportage van de heer Vermeulen haar onvoldoende inzicht biedt om haar kansen in een eventueel aanhangig te maken procedure op juiste wijze te kunnen inschatten, mede omdat die rapportage inmiddels gedateerd is. Voorts stelt [benadeelde] dat volgens de nieuwste richtlijn waaraan in Nederland werkende neurologen zich in beginsel hebben te conformeren, de neuroloog niet langer de aangewezen persoon is om beperkingen ten gevolge van een postwhiplash syndroom te mogen duiden. Vanwege het ontbreken van een neurlogisch anatomisch substraat mag deze neuroloog op grond van de nieuwe richtlijn nog wel steeds de diagnose postwhiplash syndroom stellen, hetgeen de heer Vermeulen ook bij [benadeelde] heeft gediagnosticeerd. Het beoordelen van de bij [benadeelde] uit het aanwezige pijnsyndroom voortvloeiende beperkingen dient volgens [benadeelde] dan ook door een revalidatiearts te geschieden.

Univé stelt zich op het standpunt dat een revalidatiearts niet de aangewezen arts als expertisearts is in een personenschadeclaim. Immers deze arts stelt niet een primaire medische diagnose en stelt evenmin behandeling in. Zijn activiteiten zijn gericht op het beperken van de gevolgen van een elders gestelde diagnose en de uitgevoerde behandeling, dit om een arbeidsgehandicapte optimaal te re-integreren.

De rechtbank kan dit verweer van Univé volgen. Immers: inzet van het geschil tussen partijen is gelegen op het terrein van de medische causaliteit, dus van het vaststellen van de medische oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [benadeelde], en het verband tussen die oorzaak en het verkeersongeval. Door [benadeelde] is niet gesteld, en evenmin is op andere wijze aannemelijk geworden, dat een revalidatiearts die geëigende deskundigheid als primaire activiteit heeft. Het verzoek tot onderzoek door een revalidatiearts wordt dan ook afgewezen.

7. Conform de geldende jurisprudentie dient Univé voorshands de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, welke zijn begroot op 6 3.000,= voor haar rekening te nemen, aangezien:
- tussen partijen vaststaat dat Univé aansprakelijk is voor de schade;
- de kosten op grond van artikel 96 lid 2 aanhef en sub b Boek 6 Burgerlijk Wetboek in beginsel voor rekening van Univé komen indien de door [benadeelde] gestelde gevolgen van het ongeval komen vast te staan;
- denkbaar is dat deze kosten ook door Univé zullen moeten worden gedragen indien de door [benadeelde] gestelde gevolgen van het ongeval niet komen vast te staan.

De rechtbank overweegt daarbij dat, indien mocht blijken dat [benadeelde] gebruik maakt van haar blokkeringsrecht teneinde de inzage in de (concept)rapportage door Univé te belemmeren, zij zal worden veroordeeld in de definitieve kosten van het deskundigenbericht. Er kan dan immers niet meer worden gesproken van redelijke kosten ter vaststelling van schade.

De beslissing

1. Gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de navolgende vragen:
vraagstelling van mevrouw [benadeelde]

1. De situatie na ongeval
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene.
a) Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
b) Wilt u bij uw antwoord op de vragen la aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van door de u verkregen medische gegevens?
c) Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
d) Wat is uw diagnose?
e) Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
f) Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
g) Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
h) Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i) Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j) Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k) Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag lf) en de beperkingen (als bedoeld in vraag lg)?

2. De hypothetische situatie zonder ongeval
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen het ongeval dat betrokkene overkwam en de door u in het vorige onderdeel geconstateerde klachten en afwijkingen. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden* Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder ongeval zo goed mogelijk in kaart te brengen.

a) Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen?
b) Voor zover u de vorige vraag bevestigend beantwoordt (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
c) Kunt ü aangeven welke mate van functieverlies (als bedoeld in vraag lf) en welke beperkingen (als bedoeld in vraag 1 g) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?

Toelichting: Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen (met name de vragen 2b en 2c) met zekerheid te beantwoorden» Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt zeggen.

vraagstelling van Univé

1. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven:

a) Wat zijn uw differentiaal diagnostische overwegingen en welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied, volgens de DSM IV classificatie?
b) Welke factoren spelen een rol bij de door betrokkene aangegeven klachten of verschijnselen?
c) Bestaan er restklachten en/of restverschijnselen die op medische gronden als ongevalsgevolg moeten worden beschouwd? Zo ja* welke?
d) Welke van de huidige klachten en/of verschijnselen bestonden naar uw mening reeds voor het ongeval of zouden op enig moment óók zijn ontstaan als betrokkene het ongeval niet was overkomen? Kunt u daarbij een indicatie geven op welke termijn en in welke mate dit dan het geval zou zijn geweest?
2. a. Welke beperkingen stelt betrokkene op uw vakgebied te ondervinden bij activiteiten van het dagelijkse leven, in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening? b. Welke van deze beperkingen op uw vakgebied moeten als ongevalsgevolg worden beschouwd?
3. Is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot eventuele ongevalsgevolgen?
Zo nee» verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van het huidige toestandsbeeld en op welke termijn kan een eindtoestand dan wel worden verwacht?
4. Heeft u nog therapeutische suggesties, dan wel op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van de casus van belang kunnen zijn?
5. Acht u het noodzakelijk dat alsnog een neuropsycholoog als deskundige wordt benoemd? Piv-site