Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 100413 arbeidsongeschiktheid; psychiatrisch deskundigenbericht gelast; vraagstelling

Rb Gelderland 100413 arbeidsongeschiktheid; AOV is schadeverzekering; verkoop aandelen onderneming doet niet af aan verzekerd belang;
- psychiatrisch deskundigenbericht gelast; vraagstelling

2.  De feiten 
2.1.  [eiser] heeft met ingang van 1 november 2003 een arbeidsongeschiktheids-verzekering afgesloten bij Achmea met als beroep vertegenwoordiger/handelsagent. Gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid en de daarop volgende jaren is het verzekerd bedrag € 75.000,00 met een indexpercentage van 2%. 

2.2.  Op deze verzekering zijn de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: AVA) (individueel) 0106 van toepassing. 
Deze luiden voor zover van belang: 

“Artikel 1 | Begrippen 
(…) 
a.  verzekeringsovereenkomst 
de overeenkomst tussen verzekeraar en verzekeringnemer, waarbij de verzekeraar zich aan de verzekeringnemer verbindt om, tegen genot van een premie, schade te vergoeden die het gevolg is van een gebeurtenis, waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onzeker was dat daaruit voor verzekeringnemer schade was ontstaan dan wel naar de normale loop van de omstandigheden zou ontstaan; 
(…) 
e  verzekerde 
  degene wiens arbeidsongeschiktheid is verzekerd; 
f  beroep 
  het op de polis vermelde beroep; 
g  arbeidsongeschiktheid gedefinieerd als beroepsarbeidsongeschiktheid 
  de gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot het verrichten van de werkzaamheden die zijn verbonden aan het beroep van de verzekerde zoals die in de regel en redelijkerwijs van de verzekerde kunnen worden verlangd, als enig en rechtstreeks gevolg van een medisch vast te stellen en medisch erkende oorzaak van ziekte en/of ongeval; 
h  arbeidsongeschiktheid gedefinieerd voor passende arbeid 
de gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid als enig en rechtstreeks gevolg van een medisch vast te stellen en medisch erkende oorzaak van ziekte en/of ongeval, tot het verrichten van arbeid door de verzekerde, die hem in redelijkheid, gezien zijn opleiding, ervaring, inkomen en vroegere beroep, zou kunnen worden opgedragen; 
(…) 
n  verzekerde bedragen 
  de op de polis vermelde en van het inkomen afgeleide bedragen; 
(…) 

Artikel 3 |  Inhoud van de verzekering 
1  De verzekering voorziet in een periodieke uitkering bij derving van inkomen van de verzekerde ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid. De verzekerde bedragen zijn afgeleid van het inkomen van de verzekerde.   
2  Met betrekking tot het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid kan niet meer verzekerd worden dan het inkomen van de verzekerde. (…) 
(…) 
4  Met betrekking tot de jaren van arbeidsongeschiktheid volgend op de periode als bedoeld in lid 2, kan niet meer verzekerd worden dan het inkomen van de verzekerde. Het maximaal verzekerde bedrag kan nimmer meer bedragen dan het inkomen. 
(…) 

Artikel 6 |  Verplichtingen van de verzekerde bij arbeidsongeschiktheid 
(…) 
d  op verzoek van de verzekeraar dient de verzekerde de inkomenspositie over een bepaalde periode aan te tonen door het verstrekken van, door een accountant gewaarmerkte kopieën van loonstaten, inkomstenbelasting- en/of vennootschapsbelastingaangiftes. 

Artikel 7 |  Vaststelling van de mate van de arbeidsongeschiktheid 
1  De verzekeraar stelt zelf de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van de verstrekte informatie welke de verzekeraar heeft ontvangen van de medische en andere deskundigen. 
2  De verzekeraar heeft het recht om de mate van arbeidsongeschiktheid te herbeoordelen, zolang de uitkering voortduurt. 
3  De verzekerde wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. 
4  Als de verzekerde het niet eens is met de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door de verzekeraar, moet hij dit binnen 30 dagen meedelen aan de verzekeraar. 
5  Afhankelijk van de gekozen variant van de verzekering wordt (met inbegrip van de eigen risicotermijn en gedurende de overeengekomen periode) de mate van arbeidsongeschiktheid primair beoordeeld op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid. 
6  Na afloop van de in lid 5 bedoelde periode van onafgebroken arbeidsongeschiktheid wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde beoordeeld op basis van arbeidsongeschiktheid voor passende arbeid.” 

Artikel 8 |  Aanspraak op uitkering 
1.   Op grond van deze verzekering heeft de verzekerde recht op uitkeringen indien er sprake is van arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 1, sub g of h, van tenminste 25%.” 
(…) 

Artikel 10 |  Vaststelling van de hoogte van de uitkering 
1.  De hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is afhankelijk van de derving van inkomen en van de mate van arbeidsongeschiktheid van de verzekerde, zoals deze is vastgesteld door de verzekeraar en bedraagt op jaarbasis: 
(…) 
2.  Indien de verzekerde, die een verzekering heeft afgesloten op basis van volledige beroepsarbeidsongeschiktheid, gedurende de periode dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze verzekering ontvangt, inkomen gaat genieten uit een ander beroep dan het beroep dat op de verzekeringsovereenkomst vermeld is, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering gekort. 
De som van dat inkomen en de arbeidsongeschiktheidsuitkering mag niet meer bedragen dan het inkomen waarop de verzekering is gebaseerd vermenigvuldigd met het percentage van het verzekerd bedrag dat hoort bij de mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het vorige lid. Indien die som meer bedraagt wordt het meerdere in mindering gebracht op de arbeidsongeschiktheidsuitkering. 
(…)” 

2.3.  Op 21 juni 2007 heeft W. van Hekken (hierna: Van Hekken), arbeidsdeskundige, een bezoek aan [eiser] gebracht. In de daarvan opgemaakte rapportage d.d 21 juni 2007 is aan het slot onder meer vermeld: 
“Op basis van de gespreksgegevens kan gesteld worden dat vz [verzekerde,rechtbank] recht heeft op een uitkering naar de ao-klasse [arbeidsongeschiktheid, rechtbank] 80-100%, omdat aannemelijk is dat hij zijn bedrijf niet adequaat kon leiden en mede om medische redenen heeft verkocht. (…)” 

2.4.  Volgens eigen zeggen heeft [eiser] zich in december 2006 arbeidsongeschiktheid gemeld bij Achmea en een aanvraag voor uitkering ingediend. Bij brief van 9 juli 2007 schrijft Achmea aan [eiser] onder meer het volgende: 
“Op 21 juni 2007 bent u bezocht door de heer W. van Hekken, arbeidsdeskundige van Achmea Inkomensverzekeringen. Hieronder informeren wij u verder. 

1e Ziektedag 
U heeft zich per 23 april 2007 arbeidsongeschiktheid gemeld bij Centraal Beheer Achmea met als 1e ziektedag 11 december 2006. 
Navraag 
Omdat u tijdens het bezoek van de heer Van Hekken hebt aangegeven, dat u reeds uw ziekmelding doorgegeven heeft aan [naam 1] van Centraal Beheer Achmea, hebben wij dit nagevraagd bij [naam 1]. Uit de verkregen informatie van [naam 1] blijkt dat dit onjuist is. 
Te late melding 
In de voorwaarden van verzekering staat vermeld, dat de arbeidsongeschiktheid zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 30 dagen nadat deze is ontstaan, aan ons moet zijn gemeld. Indien de melding niet binnen 30 dagen heeft plaatsgevonden, gaat de wachttijd in op de dag waarop de melding door ons is ontvangen. 
Dit houdt dus in, dat de wachttijd van 180 dagen die voor uw verzekering van toepassing is, zal ingaan op 23 april 2007. Een eventuele uitkering zal niet eerder ingaan dan 180 dagen na deze datum. 
Werkweek 
Op uw ziekmeldingsformulier geeft u aan dat u ± 70 uur per week werkt. Conform onze voorwaarden verzekeren wij maximaal werkweken van 60 uur per week. 
Aanmelding [naam 2] 
Na intern overleg hebben wij besloten om u aan te melden bij [naam 2]. De heer Van Hekken heeft hierover telefonisch contact met u gehad. Binnenkort neemt [naam 2] contact met u op voor het maken van een afspraak voor een intake. 
Vervolg 
Zodra dokter J. Maarseveen, medisch adviseur van Centraal Beheer Achmea de rapportage van [naam 2] heeft ontvangen wordt u verder geïnformeerd. 
(…)” 

2.5.  Bij brief van 11 oktober 2007 bericht Achmea [eiser] dat hij is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100% met een uitkeringspercentage van 100% met ingang van 20 oktober 2007. 

2.6.  Bij brief van 25 januari 2008 schrijft Achmea dat de arbeidsdeskundige Van Hekken [eiser] zal bezoeken en dat na ontvangst van diens rapportage [eiser] verder wordt geïnformeerd. Na juni 2008 heeft [eiser] geen contact meer gehad met Van Hekken en/of Achmea tot een contact in september 2009. Naar aanleiding hiervan is bij brief van 28 september 2009, respectievelijk 23 februari 2010 en 15 maart 2010 aan [eiser] gevraagd de bijgesloten machtigingen ingevuld aan Achmea te retourneren teneinde medische informatie op te vragen bij de behandelend specialisten. 

2.7.  Bij brief van 31 augustus 2010 heeft Achmea [eiser] bericht dat zij een nader onderzoek door een psychiater noodzakelijk achtte om tot een correcte beoordeling van de arbeidsongeschiktheid te komen. In afwachting van het onderzoek wordt de uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid voortgezet. [eiser] is op 22 september 2010 door psychiater G.T. Gerssen (hierna: Gerssen) onderzocht. 

2.8.  Gerssen heeft op 25 oktober 2010 een rapportage opgesteld met een uitgebreide anamnese, een psychiatrisch onderzoek en een bespreking. Voor zover van belang wordt onder anamnese het volgende vermeld: 
“Kort daarna in juli 2006 werd betrokkene geconfronteerd met een ernstig ongeval van één van zijn naaste medewerkers, een chauffeur die bij betrokkene in dienst was verongelukte dodelijk. (…) Hij kreeg het gevoel alsof het zijn schuld was dat het auto-ongeval had plaats gevonden. Betrokkene zegt dat hij zich er nog steeds schuldig over voelt. Aan het einde van 2006 meldde hij zich ziek en heeft hij zijn bedrijf verkocht. Betrokkene zegt dat die verkoop verband hield met het dodelijke ongeval van één van zijn werknemers. (…) Er was toen weinig werk, hij voelde zich erg moe en vond het eigenlijk beter om van dat bedrijf afscheid te nemen en mogelijk iets nieuws te beginnen en dan niet meer met personeelsleden. (…).” 

De aan Gerssen gestelde vragen zijn door hem als volgt beantwoord: 
“1. (…) Wat is de diagnose? 
(…) De diagnose luidt: 
Een 45-jarige man met moeheidsklachten en aanpassingsproblemen in aansluiting op twee life-events in de periode 2005 en 2006 (echtscheiding en dodelijk ongeval van bedrijfsmedewerker). Afhankelijke en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken. (…) 

2. Welke beperkingen komen voort uit bovenstaande bevindingen? 
Uit bovenstaande bevindingen komen beperkingen voort in het persoonlijk functioneren en op het fysieke vlak. Betrokkene is in lichte mate beperkt in het omgaan met emotionele gebeurtenissen, in het omgaan met conflicten en in het dragen van verantwoordelijkheden voor anderen. Hij is gevoelig voor een hoge externe druk met een sterk wisselend werktempo. Fysiek is betrokkene beperkt door lichamelijke vermoeidheid en gevoeligheid voor rugklachten. De beperkingen zijn van dien aard dat op psychiatrische gronden er geen bezwaar is tegen arbeid. 
3. Zijn er therapeutische adviezen waardoor het functioneren van betrokkene beïnvloed kan worden? 
Therapeutisch adviseert ondergetekende, zoals uitgebreid wordt onderbouwd in de alinea -Bespreking- om het huidige behandelbeleid te wijzigen. 
Ondergetekende stelt voor dat betrokkene, die aangeeft daartoe gemotiveerd te zijn, zich intensief voor een half jaar onder behandeling stelt van een bureau dat gespecialiseerd is in een meerledige aanpak van problematiek, d.w.z. psychiatrische en psychologische begeleiding gericht op onder meer het testen van beroepsmogelijkheden in de toekomst en het zich psychiatrisch laten behandelen/begeleiden van betrokkenes geremdheid en zijn seksuele problematiek. Tenslotte is arbeidsdeskundige interventie geïndiceerd om betrokkene nu na vijf jaar nog een kans te geven een andere loopbaan op te bouwen. 

4. Wat is de prognose? 
“De prognose is matig tot goed, mede afhankelijk van betrokkenes bereidheid om zijn huidige situatie, die vooral gericht is op verzorging van zijn paarden en het doen van huishoudelijk werk, geleidelijk om te buigen naar activiteiten die meer op arbeid en inkomen zijn gericht.” 

2.9.  Het psychiatrisch onderzoeksrapport van Gerssen is voor Achmea de aanleiding geweest om [eiser] bij brief van 19 november 2010 onder meer het volgende te schrijven: 
“Geen uitkering 
Op basis van de aanwezige medische gegevens kan onze medisch adviseur geen specifieke beperkingen voor arbeid formuleren. Wij zijn daarom van mening dat u voor minder dan 25% arbeidsongeschikt bent voor uw verzekerde beroep van vertegenwoordiger/handelsagent. Wij beëindigen de uitkering per vandaag, 19 november 2010 

Polis 
Uit de dossierstudie kwam naar voren dat u uw bedrijf in december 2006 heeft verkocht. Dat houdt in dat er sinds december 2006 geen verzekerbaar belang meer is. Over de gevolgen hiervan ontvangt u nog nader bericht van onze afdeling Polisbeheer. 
(…)” 

2.10.  In reactie op de brief van 19 november 2010 heeft [eiser] aan Achmea bij brief van 15 december 2010 kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de conclusies en dat de inhoud van de brief niet in overeenstemming is met de afspraak dat na het verzamelen van de medische gegevens een gesprek zou plaats vinden over de volgende stappen. 

2.11.  Omdat Achmea niet meer inhoudelijk reageerde op de brief van 15 december 2010, heeft [eiser] zijn rechtsbijstandverzekeraar ingeschakeld. Om de impasse te doorbreken zijn contra-expertises uitgebracht, waaraan door E. van Meekeren, psychiater, C. Bentinck, GZ-psycholoog, en E. van Niel, psychodiagnostisch medewerker, medewerking is verleend. 

2.12.  Achmea heeft de contra-expertises van Van Meekeren en Bentinck ter becommentariëring aan Gerssen voorgelegd. Bij brief van 27 februari 2012 heeft Gerssen onder meer gereageerd op de uitleg die Achmea aan zijn rapportage heeft gegeven. “Ondergetekende is bij zijn onderzoek tot de conclusie gekomen, dat er beperkingen zijn zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2. Als de laatste zin bij het antwoord op vraag 2 wordt uitgelegd als dat betrokkene zonder meer kan werken, is dat een misverstand. Bedoeld is dat rekening houdend met de eerder genoemde beperkingen van betrokkene, er op psychiatrische gronden geen bezwaar bestaat tegen arbeid.” 

2.13.  Met onderbouwing van de gegevens uit de contra-expertises is namens [eiser] bij brief van 16 januari 2012 Achmea dringend verzocht om het besluit tot het stop zetten van de uitkering te herzien. Hierop heeft Achmea bij brief van 26 maart 2012 aan [eiser] geschreven dat er geen reden was om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. 
3.  De vordering 
3.1.  [eiser] vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, 
I  voor recht zal verklaren dat Achmea toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de tussen partijen gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering, 
II  voor recht zal verklaren dat [eiser] voor 100% - althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen percentage - arbeidsongeschikt is en dat deze arbeidsongeschiktheid onder de dekking van de tussen partijen gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering is begrepen, 
III  Achmea zal veroordelen om, binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de uitkering op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzekering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 – 100%, ingaande 19 november 2010 tot het moment waarop de verzekering is geëindigd of de arbeidsongeschiktheid conform de polisvoorwaarden is afgenomen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover berekend telkens vanaf de 7de dag van de maand volgend op de maand waarop de uitkering betrekking heeft, althans subsidiair, wat betreft de vorderingen onder I – III zodanig zal beslissen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, 
IV  Achmea zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening. 

3.2.   [eiser] legt aan zijn vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag. 
De door [eiser] geraadpleegde medische experts zijn het erover eens dat [eiser] onverminderd volledig arbeidsongeschikt is en dringend hulp nodig heeft. Op grond hiervan vordert [eiser] nakoming van Achmea van de tussen partijen gesloten arbeidsongeschikt-heidsverzekering. 

4.  Het verweer 
4.1.  Achmea concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vorderingen van [eiser] zal afwijzen en [eiser] zal veroordelen in de kosten, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de (na)proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)proceskosten, te rekenen vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis. 

4.2.   Achmea voert de navolgende verweren aan. 
Primair heeft Achmea aangevoerd dat het verzekerbaar belang ontbreekt vanaf de datum dat [eiser] stelt arbeidsongeschikt te zijn. [eiser] heeft zijn onderneming verkocht op 11 december 2006. Bij brief van 23 april 2007 heeft [eiser] zich arbeidsongeschikt gemeld met ingang van 11 december 2006. De arbeidsongeschiktheidsovereenkomst voorziet in een periodieke uitkering bij derving van inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid. De verzekerde die zijn activiteiten als zelfstandig ondernemer staakt op de dag dat hij zich met terugwerkende kracht arbeidsongeschikt acht, geeft daarmee het verzekerde belang prijs. Daarom behoren de vorderingen van [eiser] te worden afgewezen. 
Subsidiair heeft Achmea gemotiveerd betwist dat sprake is van arbeidsongeschiktheid. De door [eiser] overgelegde contra-expertises doen niet af aan de bevindingen van Gerssen. Op basis van diens rapportage heeft Achmea het standpunt ingenomen dat [eiser] minder dan 25% arbeidsongeschikt is, zodat op grond van artikel 8 lid 1 van de AV geen recht op uitkeringen meer bestaat. 

5.  De beoordeling 
5.1.  Tussen partijen is onder meer in geschil of de arbeidsongeschiktheidsverzekering, die [eiser] met Achmea heeft gesloten, moet worden aangemerkt als een schadeverzekering, zoals Achmea aanvoert, dan wel als een sommenverzekering, zoals [eiser] stelt. Is dat laatste het geval, dan is het verweer van Achmea dat ten aanzien van [eiser] het verzekerd belang ontbreekt, niet relevant. Daarom zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag wat de aard van de verzekering is. 

5.2.  Nu partijen verschillen omtrent de uitleg van de verzekeringsovereenkomst komt het aan op de zin die [eiser] als verzekerde in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan deze bepalingen mocht toekennen en op hetgeen hij te dien aanzien redelijkerwijs van Achmea mocht verwachten. Van belang is of [eiser] de polisvoorwaarden redelijkerwijs heeft moeten opvatten in die zin dat de uitkering ingevolge de verzekering strekt tot vergoeding van (werkelijk geleden) schade wegens het derven van inkomen dat bij het uitblijven van het voorval zou zijn verdiend (art. 7:944 BW), dan wel een uitkering van de verzekerde som, waarbij het onverschillig is of, en in hoeverre, met de uitkering schade wordt vergoed (art.7:964 BW). Achmea heeft ter onderbouwing van haar standpunt gewezen op de inhoud en de strekking van de polisvoorwaarden, terwijl [eiser] heeft aangevoerd dat de polisvoorwaarden algemeen zijn en dat het polisblad bepalend is voor de uitleg. 

5.3.  De inhoud van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald door de op 1 november 2003 tussen partijen afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering en de daarbij behorende AVA (individueel) 0106. Met Achmea wordt geoordeeld dat sprake is van een schadeverzekering. Immers, in de tekst van verschillende bepalingen (artikel 1 onder a, artikel 3 en artikel 10) ligt het indemniteitsbeginsel besloten dat ten grondslag ligt aan een schadeverzekering. In artikel 1 onder a is opgenomen dat de verzekeraar zich verbindt schade te vergoeden. Dat de hoogte van de uitkering is gekoppeld aan het gederfde inkomen blijkt onder meer uit artikel 1 onder n, artikel 6 onder d en artikel 10. Artikel 10 lid 2 kan worden aangemerkt als een correctiebepaling en is daarmee een aanwijzing voor een schadeverzekering. Anders dan [eiser] voorstaat, dient de uitleg van het polisblad plaats te vinden in de context van de AVA (individueel) 0106. 

5.4.  Achmea heeft aangevoerd dat het verzekerd belang ontbreekt, omdat [eiser] zijn onderneming heeft verkocht op 11 december 2006, tevens de eerste ziektedag van [eiser]. Door de verkoop van de onderneming is [eiser] werkloos geworden en ontbreekt het de ondernemer aan een verzekerbaar belang en kan geen aanspraak worden ontleend aan de arbeidsongeschiktheidsverzekering. [eiser] heeft dit gemotiveerd betwist. Niet de onderneming is verzekerd, maar de beroepsarbeidsongeschiktheid als vertegenwoordiger/handelsagent, aldus [eiser]. Bovendien is geen onderneming verkocht, maar heeft [eiser] de door hem -indirect- gehouden aandelen in één van zijn vennootschappen verkocht. 

5.5.  Gelet op de polisvoorwaarden is het verzekerd belang het risico dat [eiser] door (gehele of gedeeltelijke) ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden als vertegenwoordiger/ handelsagent inkomen derft. Een eventuele verkoop van aandelen doet hieraan niet af. Hiermee is het pleit reeds ten gunste van [eiser] beslecht. Ten overvloede wordt overwogen dat uit de arbeidsdeskundige rapportage van Van Hekken van 25 juni 2007 (zie 2.3) blijkt dat aannemelijk is dat [eiser] zijn bedrijf niet adequaat kon leiden en mede om medische redenen heeft verkocht. Onder meer op basis van de rapportage van Van Hekken is [eiser] na afloop van de wachttijd van 180 dagen en de beoordeling door de medisch adviseur een periodieke uitkering toegekend met ingang van november 2007 (zie 2.5). Vervolgens heeft Achmea pas in de brief van 19 november 2010, meer dan drie jaar later, voor het eerst een beroep gedaan op het ontbreken van verzekerbaar belang sinds december 2006. Door na beoordeling van de beschikbare gegevens van onder meer Van Hekken een uitkering op basis van de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen en gedurende drie jaar te blijven uitkeren, mocht [eiser] gerechtvaardigd erop vertrouwen dat Achmea geen beroep meer zou doen op het ontbreken van een verzekerd belang sinds december 2006 als gevolg van het feit dat [eiser] (de aandelen in) zijn onderneming had verkocht. Hiermee heeft Achmea haar recht verwerkt om met betrekking tot deze omstandigheid zich te beroepen op het ontbreken van verzekerd belang. 

5.6.  [eiser] maakt onder verwijzing naar de medische rapportages aanspraak op uitkering krachtens de arbeidsongeschiktheidsverzekering, omdat hij onverminderd volledig arbeidsongeschikt is. Achmea betwist met verwijzing naar de rapportage van Gerssen dat [eiser] na 19 november 2010 voor meer dan 25% arbeidsongeschikt was voor het verzekerde beroep van vertegenwoordiger/handelsagent. Achmea heeft de in opdracht van [eiser] opgestelde medische rapportages aan Gerssen ter beoordeling voorgelegd. Gerssen heeft in zijn reactie op de contra-expertise (zie 2.12) verklaard dat de conclusie van Achmea dat [eiser] zonder meer kan werken een misverstand is. Bedoeld is dat rekening houdend met de beperkingen van [eiser] op psychiatrische gronden geen bezwaar bestaat tegen arbeid. Als therapeutisch advies stelt Gerssen voor dat [eiser] zich intensief voor een half jaar onder behandeling stelt van een bureau dat gespecialiseerd is in een meerledige aanpak van problematiek, d.w.z. psychiatrische en psychologische begeleiding gericht op onder meer het testen van beroepsmogelijkheden in de toekomst en het zich psychiatrisch laten behandelen/begeleiden van diens geremdheid en seksuele problematiek. Tenslotte is arbeidsdeskundige interventie volgens Gerssen geïndiceerd om [eiser] nu na vijf jaar nog een kans te geven een andere loopbaan op te bouwen. 

5.7.  Naar het oordeel van de rechtbank heeft Achmea zich eenzijdig laten leiden door de uitspraak dat op psychiatrische gronden geen bezwaar bestaat tegen arbeid en daarmee deze opmerking onvoldoende in de hele context van de rapportage geplaatst. In het licht van de therapeutische adviezen die in de visie van Gerssen een half jaar in beslag zouden kunnen nemen, is de conclusie dat per 25 oktober 2010 sprake is van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 25% niet deugdelijk gemotiveerd. Hetzelfde heeft te gelden voor het per 19 november 2010 stoppen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. 

5.8.  Op basis van de thans voorliggende expertises is de rechtbank niet in staat om te beoordelen of sprake is van gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan het beroep van vertegenwoordiger/handelsagent als enig en rechtstreeks gevolg van een medisch vast te stellen en medisch erkende oorzaak van ziekte in de zin van de AVA. Daarom zal een deskundige met als specialisme psychiatrie worden benoemd teneinde de rechtbank over de (psychische) gezondheidstoestand van [eiser] voor te lichten. 

5.9.  Als deskundige zal worden benoemd drs. J.L.M. Schoutrop, psychiater, die zich bereid en in staat heeft verklaard het deskundigenrapport uit te brengen. Desgevraagd heeft hij verklaard niet in enige relatie tot partijen te staan. Uitgaande van een door de psychiater geschatte tijdbesteding van 15 uur tegen een uurtarief van € 200,00 stelt de rechtbank het voorschot inclusief bijkomende kosten van € 750,00 vast op afgerond € 4.500,00 inclusief BTW. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen. Op [eiser] rust in beginsel het bewijs van zijn stelling dat hij arbeidsongeschikt is in de zin van de polis. Uitgangspunt is dat hiervan sprake is geweest vanaf 20 oktober 2007. De omstandigheid dat Achmea haar standpunt dat [eiser] niet langer arbeidsongeschikt is in de zin van de polis onvoldoende heeft gemotiveerd, is reden om een deel van het voorschot ten laste van Achmea te brengen. Partijen zullen daarom ieder de helft van dit voorschot dienen te betalen. 

5.10.  Partijen hebben beide een deels gelijkluidend voorstel gedaan voor de aan de deskundige te stellen vragen. Voor zover in deze vragen een juridische kwalificatie is opgenomen, is deze als voorbehouden aan de rechtbank achterwege gelaten. De rechtbank heeft haar vragen hieraan toegevoegd met gebruikmaking van het IWMD-format. Op deze wijze komt duidelijk naar voren welke gegevens zijn ontleend aan de subjectieve beleving van de onderzochte en welke gegevens zijn geobjectiveerd door het deskundige onderzoek. Dit leidt tot de volgende vraagstelling aan de deskundige. 
Anamnese 
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?Is het stoppen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering per november 2010 van invloed geweest op de weergegeven klachten en beperkingen? 
Medische gegevens 
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied, 
- de medische behandeling van de onderzochte en het resultaat daarvan, 
- is uit de medische gegevens een verandering omstreeks november 2010 af te leiden? 
Medisch onderzoek 
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij onderzoek? 
Consistentie 
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? 
Diagnose 
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? 
Beperkingen 
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?Zal de onderzochte met name geestelijke en mentale beperkingen kunnen ondervinden bij het betreden van en het zich handhaven op de arbeidsmarkt? 
Medische eindsituatie 
h. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde ziekte? Is daarvoor nog behandeling op uw vakgebied nodig? 
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)? 
Slotvraag 
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling? 

5.11.  De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. 

5.12.  Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken. LJN BZ9595