Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 270814 epilepsie na mishandeling; vraagstelling ter zake van 2 verschillende groepen FML

Rb Rotterdam 270814 epilepsie na mishandeling ambtenaar; geen toepassing omkeringsregel, wel 40% proportionele aansprakelijkheid; 
- benoeming verzekeringsarts;
 voorschot voor rekening eiser; vraagstelling ter zake van 2 verschillende groepen FML; 

- m.b.t. VOA-regres gemeente is geen ruimte voor toepassing leerstuk proportionele aansprakelijkheid

vervolg op: rb-rotterdam-300311-onzekerheid-over-causaal-verband-na-mishandeling-proportionele-aansprakelijkheid

2.8

Vervolg
Bij gebreke van concrete stellingen in andere zin moet worden aangenomen, dat van schade wegens verlies aan verdienvermogen bij [eiser2] geen sprake is. Hij heeft immers op grond van de voor hem als ambtenaar geldende regels zijn schade op dat punt tot aan het einde van het dienstverband geheel vergoed gezien.
Wel vordert hij vergoeding van schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid en wegens hulp, verpleging en verzorging. Voor deze beide materiële schadeposten en voor de immateriële schade is nader inzicht nodig in de beperkingen die de epilepsie voor [eiser2] meebrengt. Daartoe behoeft de rechtbank deskundige voorlichting van een verzekeringsarts.

2.9
Ter toelichting ten behoeve van de deskundige merkt de rechtbank op, dat vast staat dat bij [eiser2] sprake is van aanzienlijke beperkingen, die echter niet alle in causaal verband staan met het voorval op 9 december 1992.
In het bijzonder de diabetes en de daarmee samenhangende problemen en beperkingen staan los van het voorval. Aangenomen moet worden, dat [eiser2] die beperkingen hoe dan ook, ook als hem de mishandeling niet overkomen was, zou hebben ondervonden.
De rechtbank wenst inzicht in de vraag welke van de thans bestaande (en eventueel te verwachten) beperkingen in medische zin zijn toe te schrijven aan het voorval. Daarom wordt gevraagd om niet alleen de thans bestaande beperkingen ten opzichte van een geheel gezonde persoon te beschrijven, maar ook de beperkingen die [eiser2] in de visie van de deskundige, gelet op de medische rapportages van [neuroloog], [persoon2] en [persoon3], zonder mishandeling eveneens zou hebben gehad. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet valt uit te sluiten dat de gezondheidssituatie van [eiser2] in de vele jaren die zijn verstreken sedert de mishandeling is gewijzigd. Dat is in ieder geval van belang als een beperking die de deskundige thans aantreft en die samenhangt met de deels door de mishandeling veroorzaakte epilepsie naar zijn inzicht niet kort na de mishandeling, maar eerst jaren later is ontstaan. Voorts is denkbaar dat de deskundige verwacht dat de beperkingen in de toekomst zullen toe- of afnemen; ook in dat geval is van belang of het beperkingen betreft die [eiser2] evenzeer zou hebben ondervonden als de mishandeling nooit was gebeurd.
Het komt de rechtbank voor dat voor het verkrijgen van het vereiste overzicht het opstellen van een aantal functionele mogelijkhedenlijsten (FML) door de deskundige nodig is. Er dienen dan twee groepen FML opgesteld te worden, te weten een groep die de werkelijke situatie sinds de mishandeling weergeeft, waarbij elke relevante wijziging in de tijd tot een nieuwe lijst binnen die groep leidt, en een groep die de situatie weergeeft die zou hebben bestaan als de mishandeling nimmer had plaatsgevonden, waarbij elke relevante wijziging in de tijd tot een nieuwe lijst binnen die groep leidt. De deskundige zal dus tenminste twee FML moeten opstellen, maar vermoedelijk meer; het aantal wordt aan hem overgelaten.
Aan de hand van die lijsten kan de rechtbank dan te zijner tijd (wellicht na arbeidskundig bericht) beoordelen welke zelfwerkzaamheidsbezigheden [eiser2] thans kan verrichten en welke hij zonder mishandeling zou hebben kunnen verrichten en welke zorg/begeleiding hij thans behoeft alsmede welke hij zonder mishandeling nodig gehad zou hebben.
Partijen waren het in een eerder stadium al eens over de persoon van de deskundige. Deze deskundige heeft zich bereid verklaard als zodanig op te treden en heeft desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben en niet betrokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen. De rechtbank zal daarom tot zijn benoeming overgaan.
De deskundige heeft het aan het onderzoek verbonden loon en de kostenvergoeding begroot op € 5.808,= incl BTW (24 uur ad € 242,=). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van het door de deskundige begrote voorschot en hebben daartegen geen bezwaren geuit.

2.12
[eisers] zullen, als eisers, het voorschot dienen te voldoen. De rechtbank neemt aan dat bij het achterwege laten van betaling zij de desbetreffende stellingen niet wensen te handhaven.
Op de overige geschilpunten zal de rechtbank zo nodig, nadat partijen hebben geconcludeerd na deskundigenbericht, beslissen. De rechtbank gaat ervan uit dat zij alles wat zij daaromtrent nog naar voren wensen te brengen, in die conclusie verwerken en voor zover nodig met bescheiden onderbouwen.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

3 De beslissing
De rechtbank
alvorens verder te beslissen

3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

1. De situatie na mishandeling

Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene.
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen, en het resultaat van deze behandelingen?
b. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op het terrein van uw vakgebied vermelden?
c. Wilt u bij uw antwoord op de vragen a en b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de u ter beschikking gestelde medische gegevens?
d. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
e. Indien sprake is van klachten waarbij geen objectiveerbaar letsel kan worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
f. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
g. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding en bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven? Wilt u deze neerleggen in een functionele mogelijkhedenlijst/belastbaarheidsprofiel, of meerdere indien u van oordeel bent dat zich sedert het moment van de mishandeling tot heden relevante wijzigingen hebben voorgedaan.
h. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag f) en de beperkingen (als bedoeld in vraag g) van [eiser2]?

2. De hypothetische situatie zonder mishandeling
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de mishandeling die betrokkene overkwam en de door u in de vorige vraag geconstateerde klachten en afwijkingen.
De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden als de mishandeling nooit had plaatsgevonden. Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder mishandeling (maar met de klachten/afwijkingen/beperkingen die los staan van het voorval) zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor de mishandeling
a. bestonden er voor de mishandeling bij [eiser2] reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die [eiser2] nog steeds heeft?
b. Welke zijn dat?
c. Kunt u aangeven welke beperkingen voor de mishandeling uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder de mishandeling
d. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment zouden zijn ontstaan als de mishandeling [eiser2] niet was overkomen?
e. Zo ja, kunt u aangeven met welke mate van waarschijnlijkheid (liefst in een percentage uitgedrukt) op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
f. Welke beperkingen (als bedoeld in 1 g) zouden dan uit deze klachten en afwijkingen zijn voortgevloeid? Wilt u de beperkingen neerleggen in een functionele mogelijkhedenlijst/belastbaarheidsprofiel, of meerdere indien u van oordeel bent dat zich, sedert het moment waarop in de werkelijke situatie de mishandeling heeft plaatsgevonden tot heden, (ook zonder de mishandeling) relevante wijzigingen zouden hebben voorgedaan
g. Acht u aannemelijk dat er op uw vakgebied in de toekomst klachten en afwijkingen zullen ontstaan die, als de mishandeling betrokkene niet was overkomen op enig moment ook zouden zijn ontstaan? Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn, en in welke omvang?
g. Welke beperkingen (als bedoeld in 1 g) zouden dan –in de toekomst- uit deze klachten en afwijkingen zijn voortgevloeid? Wilt u de beperkingen neerleggen in een functionele mogelijkhedenlijst/belastbaarheidsprofiel, of meerdere indien u van oordeel bent dat zich in de toekomst (ook zonder de mishandeling) relevante wijzigingen zouden hebben voorgedaan?
Toelichting: Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt zeggen.
Wilt u uw antwoorden en eventueel gemaakte keuzes en/of inschattingen uitgebreid en inzichtelijk toelichten?

3. Zijn er overigens feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van de onderhavige kwestie van belang acht en die u onder de aandacht van de rechtbank wilt brengen? ECLI:NL:RBROT:2014:7276