Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 050312 arm door ruit; deskundigenbericht mbt aard glas nodig; geschil over eigen schuld en exoneratie; afwijzing ogv art. 1019z Rv

Rb Arnhem 050312 arm door ruit; deskundigenbericht mbt aard glas nodig; geschil over eigen schuld en exoneratie; afwijzing ogv art. 1019z Rv;
- kosten gevorderd en begroot obv € 249,90 incl. 19% BTW x 17 uur; totaal € 4.319,30

2 De beoordeling
2.1.
[verzoeker] heeft bij Rijn IJssel een kappersopleiding gevolgd. Op 20 mei 2008 deed hij praktijkexamen watergolven in het toenmalige schoolgebouw van Rijn IJssel aan de Lange Wal 126 te Arnhem. [verzoeker] heeft tijdens het examen het klaslokaal geërgerd verlaten na onenigheid met zijn docente over haar beoordeling. Op weg naar buiten heeft hij een binnendeur, één van de dubbele zelfsluitende klapdeuren met daarin glazen ruiten, geopend door tegen de bovenste ruit in die deur te duwen. Hij is daarbij met zijn rechterarm door het glas gebroken, waarbij onder meer blijvend peesletsel is ontstaan in de rechteronderarm. Als gevolg hiervan ondervindt hij beperkingen in zijn werk (als kapper) en lijdt hij arbeidsvermogensschade, aldus [verzoeker].

2.2.
[verzoeker] houdt Rijn IJssel aansprakelijk voor zijn letselschade, uit hoofde van gebrekkige opstal (6:174 BW) dan wel onrechtmatige daad (6:162 BW). Rijn IJssel had in de deur veiligheidsglas, gewapend glas of glas voorzien van plastic folie moeten toepassen, dan wel een balk in het midden van de deur moeten aanbrengen. Dan zou het letsel niet zijn ontstaan, aldus [verzoeker].
Reaal, verzekeraar van Rijn IJssel, heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. De deur was voorzien van veiligheidsglas. Van een gebrekkige klapdeur of gevaarzetting is geen sprake. Het ongeval is bovendien geheel aan het gedrag van [verzoeker] te wijten, aldus Reaal.

2.3.
CED Forensic B.V. heeft op 2 november 2010 in opdracht van Reaal over het ongeval gerapporteerd. Ook nadien hebben partijen over de aansprakelijkheidsvraag geen overeenstemming bereikt.

2.4.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv voor recht verklaart dat Rijn IJssel en Reaal aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] lijdt als gevolg van het ongeval op 20 mei 2008.
Rijn IJssel en Reaal betwisten aansprakelijk te zijn en werpen bovendien op dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil.

2.5.
Of de klapdeur van Rijn IJssel voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld (6:174 BW) en of sprake is van gevaarzettend doen of nalaten door Rijn IJssel (6:162 BW) hangt onder meer af van de aard van het glas dat in de klapdeur was gebruikt, zoals partijen ook onderkennen. Of de klapdeur veilig glas heeft bevat is in geschil. In het verzoekschrift gaat [verzoeker] er vanuit dat onderzoek aan het glas niet meer mogelijk is omdat het schoolgebouw inmiddels is gesloopt. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat het gebouw nog overeind staat. Voor de hand ligt dan dat de bovenste ruit in de andere klapdeur van de tussendeur nog door een deskundige kan worden onderzocht en dat daaruit conclusies zijn te trekken over de ruit waar [verzoeker] met zijn rechterarm doorheen is gebroken. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank voorlichting door een deskundige over het soort glas dat in de klapdeur heeft gezeten mogelijk en ook noodzakelijk voor een beslissing op het verzoek. Het is vervolgens de vraag, ook ambtshalve, of de verzochte beslissing wel voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 1019z Rv. In dat verband geldt het volgende.

2.6.
Bij de beoordeling in het kader van artikel 1019z Rv zal de investering in tijd, geld en moeite die met de deelgeschilprocedure gepaard gaan moeten worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Deelgeschillen waarvan te verwachten is dat de beantwoording daarvan kostbaar is en veel tijd in beslag zullen nemen, bijvoorbeeld omdat uitvoerige bewijsvoering en deskundigenberichten nodig zullen zijn, zullen zich minder snel lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure, aldus de wetgever (TK 2007/08, 31 518, nr. 3, p. 10).

Naast het geschil over de aansprakelijkheid, in het kader waarvan een deskundigenbericht door de rechtbank noodzakelijk is geoordeeld, verschillen partijen ook over de vraag of en zo ja in welke mate [verzoeker] zelf schuld heeft aan het ongeval. Rijn IJssel en Reaal hebben zich daarover in deze procedure niet uitgebreid uitgelaten, maar duidelijk is wel dat over de precieze toedracht, die voor de beoordeling in het kader van eigen schuld van belang is, verschil van mening bestaat. Verder is in geschil of de vergoedingsplicht van Rijn IJssel en Reaal op grond van algemene voorwaarden van Rijn IJssel is beperkt tot het schoolgeld dat [verzoeker] aan Rijn IJssel heeft betaald en is nog onduidelijk wat de omvang van de schade is. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden nadere instructie het bestek van een deelgeschil te buiten gaat. De te vergen tijd en energie staan naar het oordeel van de rechtbank niet in verhouding tot de kans dat een vaststellingsovereenkomst tot stand komt. Het verzoek stuit daarom af op artikel 1019z Rv.

2.7.
In het midden kan blijven of op de producties bij het verweerschrift geen acht dient te worden geslagen omdat zij in strijd met een goede procesorde één dag voor de zitting in het geding zijn gebracht. Gelet op het voorgaande zijn deze producties voor de beslissing niet relevant, zodat [verzoeker] door de late indiening niet in zijn belangen geschaad is te achten.

2.8.
Ter zake van de kosten geldt het volgende.
Begroot dienen te worden de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] (artikel 1019aa Rv). De door [verzoeker] opgevoerde kosten zullen aan de toets van artikel 6:96 lid 2 BW worden onderworpen. Rijn IJssel en Reaal hebben ter zake van de kostenbegroting op zichzelf geen verweer gevoerd.

2.9.
Het door de advocaat van[verzoeker] gehanteerde uurtarief van € 249,90 inclusief 19% BTW en de tijdsbesteding van 17 uur komen de rechtbank in deze zaak niet bovenmatig voor. Vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 71,00 komen de te begroten kosten uit op een bedrag van € 4.319,30 (17 x € 249,90 + 71,00). Veroordeling van Rijn IJssel en/of Reaal tot betaling van deze kosten is niet aan de orde nu hun aansprakelijkheid niet vast staat. ECLI:NL:RBARN:2012:3819