Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 221015 deelgeschil over dekking SVI niet-ontvankelijk

Rb Gelderland 221015 deelgeschil over dekking SVI niet-ontvankelijk; veroordeling in proceskosten verzekeraar

2 De beoordeling

2.1.
[verzoekster] heeft een “Alles in één Polis” afgesloten bij Achmea (Interpolis), waaronder een motorrijtuigenverzekering inclusief een schadeverzekering voor inzittenden (SVI) voor een Volkswagen Golf met kenteken 95-RX-VT (hierna: de auto).

2.2.
De auto, met S. [verzoeker] , de echtgenoot van [verzoekster] , als bestuurder en zijn broer [inzittende] als inzittende, is op 14 januari 2013 betrokken geweest bij een (eenzijdig) ongeval, als gevolg waarvan de auto beschadigd is geraakt en S. [verzoeker] en [inzittende] letsel hebben opgelopen.

2.3.
Achmea heeft een bedrag van € 8.895,00 aan [verzoekster] vergoed in verband met de schade aan de auto. Achmea heeft verder krachtens de verplichtingen uit de WAM-verzekering de (letsel)schade van [inzittende] vergoed.

2.4.
Achmea heeft nader onderzoek laten doen naar de tenaamstelling van de auto en heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen polisdekking is voor de autoschade van [verzoekster] en de (letsel)schade van S. [verzoeker] , omdat er onjuiste gegevens zijn verstrekt bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst met betrekking tot de betrokken auto. Achmea (Interpolis) schrijft bij brief van 20 juli 2013 aan [verzoekster] onder meer:

“(…) Er is geen polisdekking. De VW Golf zou niet geaccepteerd zijn en er is sprake van onware opgave bij het afsluiten van de verzekering.
Dit beteken[t] dat de autoschade van € 8.895,- ten onrechte aan u is betaald. Deze schadeuitkering moeten wij dan ook bij u terugvorderden.
Bij het ontbreken van polisdekking van de VW Golf wordt er geen letselschade op grond van de op de auto meeverzekerde SVI dekking in behandeling genomen. Dat betekent dat wij de letselschade van uw man S. [verzoeker] niet verder zullen behandelen. (…)
Ook de kosten van de ingeschakelde toedrachtsonderzoeker zullen op u verhaald worden. (…)”

2.5.
Bij brief van 21 augustus 2013 heeft Achmea aan [verzoekster] meegedeeld dat al haar verzekeringen per 18 maart 2014 worden beëindigd en dat haar persoonsgegevens worden opgenomen in de interne database van Achmea Groep.

2.6.
[verzoekster] c.s. verzoekt in dit deelgeschil, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de rechtbank:
1. Achmea op straffe van een dwangsom te bevelen haar verplichtingen uit hoofde van de aansprakelijkheidsverzekering na te komen en derhalve onverwijld over te gaan tot afwikkeling van de schade van 14 januari 2013 conform de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden;
2. Achmea op straffe van een dwangsom te bevelen [verzoekster] /S. [verzoeker] van de interne database van Achmea Groep (of welke andere zwarte lijst, intern en ook bij andere verzekeraars, mocht hiervan sprake zijn) te halen, zodat het voor hen weer mogelijk is om zich in de toekomst bij Achmea (Interpolis) of een andere verzekeraar te kunnen verzekeren;
3. de vorderingen van Achmea op [verzoekster] en S. [verzoeker] af te wijzen (o.a. de kosten van de autoschade ad € 8.895,00, de kosten van de onderzoeker ad € 1.250,54 en andere (bijkomende) kosten);
4. te bepalen dat Achmea aansprakelijk is voor de door S. [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade;
5. Achmea op de voet van artikel 1019aa Rv jo. artikel 6:96 BW te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 5.185,12, te vermeerderen met het door [verzoekster] c.s. betaalde griffierecht.

2.7.
Achmea voert, kort samengevat, aan dat de verzoeken van [verzoekster] c.s. zich niet lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Achmea concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster] c.s. in de kosten van de procedure.

2.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv is een deelgeschil een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

2.9.
Bij de bespreking van de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Demirtas erkend dat het verzoek onder 2. niet thuis hoort in de deelgeschilprocedure, en, daargelaten dat Achmea een dergelijke vordering niet heeft ingesteld, ook het verzoek onder 3. niet. Verder volgt uit de eigen stellingen van [verzoekster] c.s. dat zij Achmea niet ‘aansprakelijk houdt’, zoals bedoeld in artikel 1019w Rv, zodat het verzoek onder 4. evenmin aan de orde is. Dan resteert het verzoek van [verzoekster] c.s. onder 1.: schadevergoeding uit hoofde van de door haar met Achmea gesloten verzekeringsovereenkomst (SVI), of wel nakoming van die overeenkomst.

2.10.
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade blijkt dat niet beoogd is een geschil over polisdekking onder de werking van die wet te brengen. De wetgever heeft gevallen van wettelijke aansprakelijkheid voor letsel- en overlijdensschade voor ogen gehad en niet de situatie dat de benadeelde uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst (rechtstreeks) contractuele aanspraken jegens een verzekeraar pretendeert. Dat leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een situatie waarin op de voet van artikel 1019w Rv een rechterlijke beslissing kan worden verzocht. De door mr. Demirtas namens [verzoekster] c.s. aangevoerde omstandigheid, inhoudende dat Achmea tot nu toe niet heeft gereageerd op zijn brieven met het verzoek om de schade van S. [verzoeker] in behandeling te nemen – hetgeen overigens door Achmea gemotiveerd is betwist – doet gelet op het voorgaande niet terzake. De slotsom is dat [verzoekster] c.s. niet in haar verzoeken kan worden ontvangen.

2.11.
Voor begroting van kosten op de voet van artikel 1019aa Rv (en een veroordeling van Achmea tot betaling van deze kosten), zoals verzocht onder 5., is geen plaats nu deze bepaling gelet op het voorgaande niet kan worden toegepast.

2.12.
Achmea heeft verzocht [verzoekster] c.s. te veroordelen in de proceskosten. Nu geen sprake is van een deelgeschilprocedure en [verzoekster] c.s. in het ongelijk wordt gesteld, zal [verzoekster] c.s. op de voet van artikel 289 Rv worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1. 
verklaart [verzoekster] c.s. niet-ontvankelijk in haar verzoeken;

3.2. 
veroordeelt [verzoekster] c.s. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 613,00 aan griffierecht en € 904,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II);ECLI:NL:RBGEL:2015:6872