Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 300617 Deelgeschil; risico op tegenstrijdige uitspraken nu in appel materieel dezelfde rechtsvraag in de collectieve actie van FNV voorligt

Rb Gelderland 300617 Deelgeschil; risico op tegenstrijdige uitspraken nu in appel materieel dezelfde rechtsvraag in de collectieve actie van FNV voorligt

4 De beoordeling
4.1.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de kantonrechter te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien geoordeeld wordt dat nadere bewijslevering noodzakelijk is en de kantonrechter geen aanleiding ziet om in het kader van het deelgeschil, dat zich in beginsel niet leent voor instructie, die instructie aan zich te trekken. Daarmee zou de procedure dreigen te verworden tot een bodemprocedure in de vorm van een deelgeschil, waarbij de investering die dat zou vergen in tijd, geld en moeite daarin in de weg staat.

4.2.
Volgens artikel 1019x lid 1 Rv wordt het verzoek tot een beslissing in een deelgeschil gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen. Lid 2 van dat artikel bepaalt dat indien de zaak ten principale reeds aanhangig is, het verzoek gedaan moet worden aan de rechter voor wie de zaak ten principale reeds aanhangig is.

4.3.
De kantonrechter stelt vast dat in de bodemprocedure die FNV ingevolge artikel 3:305a BW heeft aangespannen tegen Smit Draad (de collectieve actie), de rechtsvraag voorligt of Smit Draad onrechtmatig heeft gehandeld door haar werknemers bloot te stellen aan arbeidsomstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Die rechtsvraag ligt thans, als gevolg van het ingestelde hoger beroep in die procedure, ter beoordeling voor aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De (advocaat)gemachtigde van [werkneemster] - eveneens advocaat van FNV in de collectieve actie - heeft tijdens de mondelinge behandeling in de onderhavige procedure desgevraagd verklaard dat FNV in de collectieve actie optreedt namens de (ex-) werknemers van Smit Draad wier belangen zij behartigt. Vervolgens heeft hij verklaard dat het doel van de collectieve actie (mede) is de vaststelling dat blootstelling aan gevaarlijke stoffen heeft plaatsgevonden in die mate dat Smit Draad aansprakelijk is voor de schade die de (ex-)werknemers daardoor lijden, waarna in alle individuele gevallen de (specifieke) schade dan nog moet worden vastgesteld.

4.4.
In de onderhavige deelgeschil-procedure ligt de vraag voor of Smit Draad jegens [werkneemster] aansprakelijk is vanwege het feit dat [werkneemster] , zoals zij stelt en Smit Draad betwist, tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden bij Smit Draad is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen als gevolg waarvan zij gezondheidsklachten heeft opgelopen.

4.5.
Hoewel de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (formeel) speelt tussen FNV en Smit Draad en de onderhavige procedure tussen [werkneemster] en Smit Draad, ligt naar het oordeel van de kantonrechter materieel gezien in beide procedures dezelfde rechtsvraag voor. Namelijk de vraag of Smit Draad als werkgever aansprakelijk is jegens haar (ex-)werknemer(s) vanwege onrechtmatige blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
In de collectieve actie treedt FNV, zoals door de (advocaat-)gemachtigde van [werkneemster] , tevens advocaat van FNV zelf is verklaard, op voor de werknemers wier belangen zij behartigt. Het gaat in die procedure dus om een zogenaamde groepsactie. [werkneemster] behoort, dat staat vast, tot de groep van (ex-)werknemers wier belangen FNV behartigt. Haar situatie is zelfs, zoals kan worden afgeleid uit het vonnis in eerste aanleg van 29 juli 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:4141, red. LSA-LSM) en door haar onvoldoende (gemotiveerd) is betwist, in de collectieve actie als voorbeeld genomen.

4.6.
Hoewel een beslissing in een collectieve actie enkel gezag van gewijsde heeft tussen de bij die procedure betrokken partijen, ligt het ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad in de rede een in een collectieve actie verkregen (onrechtmatigheids)oordeel tot uitgangspunt te nemen in eventuele afzonderlijke vervolgprocedures. Dit om zo tegenstrijdige beslissingen omtrent de onrechtmatigheidsvraag te kunnen voorkomen (Hoge Raad 27 november 2009, Word Online, ECLI:NL:HR:2009:BH2162).
Ook FNV heeft de bedoeling om een in de collectieve actie verkregen oordeel tot uitgangspunt te nemen in eventuele afzonderlijke vervolgprocedures. FNV heeft, zo blijkt uit de toelichting van de (advocaat-)gemachtigde van [werkneemster] , de collectieve actie ingesteld om met een (collectieve) aansprakelijkheidstelling - onder gebruikmaking van eerder genoemd uitgangspunt van de Hoge Raad - direct over te kunnen gaan tot onderhandeling over de schade in de individuele gevallen.

4.7.
Het voorgaande brengt mee dat, hoewel formeel gezien sprake is van procedures tussen verschillende partijen, thans materieel gezien bij twee verschillende instanties dezelfde rechtsvraag voorligt. Hierdoor bestaat het risico op tegenstrijdige uitspraken over de aansprakelijkheidsvraag, hetgeen moet worden voorkomen. Het verzoek tot het nemen van een beslissing in het deelgeschil is, naar het oordeel van de kantonrechter, gelet hierop in strijd met de eisen van een goede procesorde.

4.8
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat [werkneemster] het verweer dat geen sprake is geweest van buitengerechtelijke onderhandelingen, onvoldoende (gemotiveerd) heeft weersproken. Smit Draad heeft onbetwist aangevoerd dat het tot onderhandelingen in het geheel nog niet is gekomen omdat (de advocaat van) [werkneemster] enkel wil spreken over (de hoogte van) schadevergoeding wanneer aansprakelijkheid wordt erkend door Smit Draad. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen van mening verschillen op een groot aantal punten waaronder de gezondheidstoestand van [werkneemster] voorafgaand aan haar werkzaamheden bij Smit Draad, de juistheid van de inhoud van de verschillende rapporten, de (mate van) aansprakelijkheid en de hoogte van eventuele schade. Nu zij over deze punten, kennelijk, nog niet gesproken hebben, kan een beslissing over (enkel) de aansprakelijkheidsvraag naar het oordeel van de kantonrechter - nog los van de vraag of gelet op de daartegen gerichte verweren binnen het bestek van deze procedure (proportionele) aansprakelijkheid überhaupt kan worden vastgesteld - onvoldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek behoort daarom ook te worden afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 1019z Rv.

4.9.
Aangezien het verzoek is ingediend in strijd met de eisen van een goede procesorde, ziet de kantonrechter geen aanleiding de kosten te begroten. ECLI:NL:RBGEL:2017:3449