Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 090714 omzetting deelgeschil in bodemprocedure

Rb Zeeland-West-Brabant 090714 omzetting deelgeschil in bodemprocedure

2 De beoordeling

2.1.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht te beslissen dat verweerder aansprakelijk is voor alle schade als gevolg van het seksuele en fysieke misbruik aan zijn zijde. Voorts is verzocht de kosten voor de onderhavige procedure op basis van het bepaalde in artikel 1019w Rv te begroten en verweerder tot betaling daarvan te veroordelen. Verweerster heeft verweer gevoerd en daartoe onder andere gesteld dat het geschil zich niet leent voor een behandeling in deelgeschil, dat de vordering tot vergoeding van schade is verjaard en dat het gestelde fysieke misbruik niet kan worden bewezen.

2.2.
Verzoeker heeft, voorafgaande aan de onderhavige procedure, de bijzondere kerkrechtelijke procedure doorlopen en, als slachtoffer van seksueel misbruik, een vergoeding ontvangen van € 25.000,--. Verweerster heeft erop gewezen dat er voor slachtoffers van fysiek misbruik een soortgelijke bijzondere kerkrechtelijke procedure in het leven is geroepen. In deze procedure speelt het al dan niet verjaard zijn van de vordering geen rol en worden er geen hoge eisen gesteld aan de bewijslevering van het gestelde misbruik. De uit te keren vergoedingen variëren van € 1.500,-- tot € 5.000,--. Verweerster stelt aan (de uitvoering van) deze regeling te zijn gebonden. Voorts wijst zij erop dat een mogelijke beslissing in de onderhavige procedure, inhoudende dat de hier in het geding zijnde vordering niet is verjaard dan wel dat een beroep op verjaring onder omstandigheden niet mogelijk is, voor haar principieel van aard is. De beslissing in deze zaak zal dan ook voor haar geen aanleiding vormen om met verzoeker in onderhandeling te treden.

2.3.
Na een schorsing van de mondelinge behandeling heeft verzoeker aangegeven dat zij de onderhavige procedure in de vorm een bodemprocedure zou willen voortzetten. Zij wenst alsdan in de gelegenheid te worden gesteld te concluderen voor repliek. Verweerster heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een dergelijke omzetting van de onderhavige procedure.

2.4.
De rechtbank is van oordeel dat er redenen zijn om tot omzetting van de onderhavige procedure over te gaan. Op de eerste plaats geldt dat het verzoek, met uitzondering van hetgeen daarin is opgenomen over de kosten, in dezelfde bewoordingen als een eis in een dagvaardingsprocedure kan dienen. Verzoeker heeft ter zitting ook aangegeven dat hij dit verzoek inhoudelijk ongewijzigd zal laten. Voorts stelt de rechtbank met partijen vast dat de inhoud van de processtukken, daar waar het de ingenomen stellingen ter onderbouwing van het verzoek en het verweer betreft, niet anders zou zijn wanneer deze in een dagvaarding en een conclusie van antwoord zou zijn opgenomen. Tot slot, en niet op de laatste plaats, is van belang dat beide partijen zich in een omzetting kunnen vinden. Nu het procesrecht een dienende functie heeft, zal de rechtbank op de voet van artikel 69 Rv. bevelen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

2.5.
De zaak zal op de rol van 20 augustus 2014 worden geplaatst voor het nemen van een akte waarin verzoeker, alsdan eiser, het ingediende verzoekschrift kan aanpassen aan de formele eisen van een dagvaarding en zijn stellingen kan aanpassen aan de toepasselijke procesregels. Tevens dient hij alsdan te concluderen voor repliek. Daarna zal gedaagde in de gelegenheid worden gesteld om te dupliceren. ECLI:NL:RBZWB:2014:4681