Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 131009 ingangsdatum wettelijke rente na subrogatie; ingebrekstelling onder nieuw recht niet nodig, onder oud recht wel

Hof Den Bosch 131009 ingangsdatum wettelijke rente na subrogatie; ingebrekstelling onder nieuw recht niet nodig, onder oud recht wel
4.5 Zoals de rechtbank in het vonnis waarvan beroep heeft aangegeven, spitst het geschil zich toe op de vraag hoever de subrogatie van Interpolis in de rechten van [persoon 1] strekt, vanaf welk tijdstip [X.] de wettelijke rente verschuldigd is en of deze rente naar oud recht enkelvoudig of naar het huidige BW samengesteld berekend dient te worden. Tegen dit uitgangspunt zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof dit zal hanteren.

4.6 Een nieuw element in de discussie in hoger beroep is het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 2006 (LJN: AX6737). Volgens [X.] biedt dit arrest, dat is gewezen na het vonnis waarvan beroep, een ondersteuning voor haar verweer tegen de vordering van Interpolis, volgens Interpolis is dat niet het geval.

4.7 De overweging waar het om draait is de volgende:
"3.7.3 De verzekeraar die uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst aan een benadeelde, jegens wie de verzekerde tot schadevergoeding gehouden is, die schade heeft vergoed en als gevolg daarvan op grond van art. 284 (oud) K. en thans art. 7:962 BW wordt gesubrogeerd in de rechten die de verzekerde ter zake van die schade jegens een derde kan uitoefenen, kan van deze derde slechts betaling vorderen voorzover hijzelf de schade aan de benadeelde heeft vergoed. Daaronder valt de over de schadevergoeding door de verzekerde aan de benadeelde verschuldigde wettelijke rente die de verzekeraar aan de benadeelde heeft vergoed. Ten aanzien van de aanspraak van de verzekeraar op wettelijke rente over hetgeen hij aan de benadeelde heeft vergoed en waarvoor hij op de derde verhaal zoekt, geldt dat de derde jegens de verzekeraar eerst tot vergoeding van wettelijke rente verplicht is indien hij in verzuim is met de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van hetgeen waartoe hij door de verzekeraar is aangesproken. De vraag wanneer het verzuim intreedt moet als volgt worden beantwoord. Waar de verzekeraar gesubrogeerd is in verhaalsrechten van de verzekerde jegens de derde die voortvloeien uit onrechtmatige daad of, zoals in het onderhavige geval, uit wanprestatie van de derde jegens de verzekerde, treedt het verzuim van de derde op grond van art. 6:83, aanhef en onder b, BW zonder ingebrekestelling in. Dit geldt niet slechts ten aanzien van hetgeen de verzekeraar heeft vergoed aan de benadeelde en waarvoor de verzekeraar op de derde verhaal zoekt, maar ook voor de door de verzekeraar van de derde gevorderde wettelijke rente daarover. Deze loopt dan ook vanaf het tijdstip dat de verzekeraar in de rechten van de verzekerde is gesubrogeerd, zonder dat daartoe een ingebrekestelling nodig is.(..)"
4.8 Wanneer deze overweging wordt toegepast op de onderhavige zaak, ontstaat het volgende beeld. Vergoeding van door Interpolis aan [persoon 1] uitgekeerde wettelijke rente over het schadebedrag is niet aan de orde. Het gaat om de wettelijke rente over de door Interpolis aan [persoon 1] verschuldigd gebleken hoofdsom. Hiervoor is de tweede zin van de hiervoor aangehaalde overweging van belang: [X.] is jegens Interpolis eerst tot vergoeding van wettelijke rente verplicht indien [X.] in verzuim is met de nakoming van haar verbintenis tot betaling van hetgeen waartoe zij door Interpolis is aangesproken. Uit de daarop volgende alinea blijkt dat een ingebrekestelling niet nodig is, zowel wat betreft de uitkering van Interpolis aan [persoon 1] waarvoor Interpolis bij [X.] verhaal zoekt als wat betreft de door Interpolis van [X.] gevorderde wettelijke rente daarover. De wettelijke rente loopt dan ook vanaf het tijdstip dat Interpolis in de rechten van [persoon 1] is gesubrogeerd zonder dat daartoe een ingebrekestelling nodig is, dat wil zeggen vanaf 15 mei 1991. Deze datum ligt vóór het in werking treden van het huidige BW. De consequentie hiervan is dat in het onderhavige geval niet het huidige BW van toepassing is maar artikel 1286 (oud) BW. Dit betekent dat de rente dienovereenkomstig enkelvoudig berekend dient te worden en niet samengesteld, zoals onder het huidige BW.

4.9 Anders dan de rechtbank oordeelde dient niet artikel 6:119 BW maar artikel 1286 (oud) BW te worden toegepast. De vraag is vervolgens vanaf welk moment [X.] de wettelijke rente verschuldigd is geworden. Dat is niet op het vroegst mogelijke moment, 15 mei 1991, omdat op dat moment de wettelijke rente nog niet - zoals onder het oude recht vereist - aan [X.] was aangezegd. De wettelijke rente heeft in ieder geval als aangezegd te gelden op 29 september 1994, de dag van de inleidende dagvaarding in de procedure van Interpolis en [persoon 1] tegen [X.]. Nu niet is gesteld of gebleken dat de wettelijke rente door Interpolis aan [X.] is aangezegd op enig moment gelegen tussen deze beide data, geldt laatstgenoemde, 29 september 1994, als datum van aanzegging en daarmee als ingangsdatum voor de wettelijke rente.

4.10 Naar het oordeel van het hof vloeit uit het hier aangehaalde arrest van de Hoge Raad voort dat zich niet de situatie voordoet waarop de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vordering van Interpolis zijn gebaseerd en is alleen de nog meer subsidiaire vordering aan de orde. Het hof ziet niet hoe de - algemeen geformuleerde - uitgangspunten die in dit arrest worden gehanteerd tot enig ander resultaat voor het onderhavige geschil kunnen leiden; hetgeen Interpolis in dit hoger beroep naar voren heeft gebracht levert daarvoor in ieder geval geen doorslaggevende argumenten.
LJN BL1908