Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 060410 coupeuselerares; tuinonderhoud en tijdsbesteding echtgenoot

Hof Den Bosch 060410 coupeuselerares; tuinonderhoud  en tijdsbesteding echtgenoot
4.11.1. In hoger beroep is wegens deze schadepost alleen nog aan de orde de claim wegens het jaarlijks onderhoud, van de in 2005 onderhoudsarm aangelegde tuin van 162 m2 in het nieuwe huis, van € 500,--. [appellante] stelt dat de totale schade, berekend over tien jaar en gekapitaliseerd, bedraagt € 3.750,--.
[X] heeft het causale verband betwist en bestreden dat [appellante] voor het ongeval alle tuinwerkzaamheden zelf verrichtte en dat met een periode van tien jaren gerekend zou moeten worden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat lichte onderhoudswerkzaamheden in de tuin horen tot de normale taken, en dat als [appellante] dat niet meer kan, van haar echtgenoot verwacht mag worden dat hij dat overneemt. Bij incidenteel zwaarder onderhoudswerk was ook zonder ongeval hulp van derden nodig geweest, aldus de rechtbank.

4.11.2. [appellante] heeft in de toelichting op grief 7 gesteld dat noch zijzelf, noch haar echtgenoot - door ernstige rug- en knieklachten - in staat zijn enig onderhoudswerk in de tuin te verrichten.
[X] heeft er op gewezen dat het een onderhoudsarme tuin betreft en dat als deze al € 500,-- per jaar aan onderhoud vergt, [appellante] daarvoor ook zonder ongeval op hulp van derden zou zijn aangewezen.

4.11.3. Het hof overweegt als volgt.
[appellante] heeft van het sinds 2005 aan derden uitbesteed tuinonderhoud geen enkel bewijsstuk overgelegd, hoewel de memorie van grieven dateert van december 2008 zodat van zeker drie jaren gegevens eenvoudig voorhanden moeten zijn. Voorts kan het hof uit één enkele uitdraai van 23 mei 2007 (prod. 24 bij dagvaarding) betreffende de wervelkolom van de echtgenoot van [appellante], waarnaar [appellante] verwijst, niet afleiden dat deze tot geen enkel onderhoudswerk in een onderhoudsarme tuin in staat is.
Het hof gaat er tenslotte van uit dat in een onderhoudsarme tuin als die van [appellante], bij een echtpaar van de leeftijd van [appellante] en haar echtgenoot (geb. 25 april 1935), ook afgezien van het ongeval incidenteel hulp van derden nodig zal zijn bij omvangrijker snoei- en opruimwerk, zodat het causale verband tussen het ongeval en de hier opgevoerde schadepost ontbreekt. De rechtbank heeft deze post derhalve terecht afgewezen en grief 7 wordt verworpen.

(....)
* tijdsbesteding echtgenoot

4.15.1. [appellante] vordert vergoeding van kosten die haar echtgenoot ten behoeve van haar heeft gemaakt en in de loop van 10 jaren nog zal maken, ten bedrage van € 18.250,-- (tien jaar x 365 uur per jaar x € 5,-- per uur). Zij stelt daartoe dat zij door immobiliteit van de nek nauwelijks links en rechts kan kijken zodat haar echtgenoot haar steeds moet vergezellen om aan te geven of de weg vrij is. Zij merkt dit aan als verplaatste schade (art. 6:107 lid 1 BW). De rechtbank heeft de vordering afgewezen en overwogen dat niet vast staat dat [appellante] de bedoelde hulp behoeft nu zij beschikt over een aangepaste fiets en auto, waarvoor zij extra rijlessen heeft gevolgd. Voor zover zij toch nog hulp nodig heeft voor deelname aan het verkeer oordeelt de rechtbank dat van de echtgenoot in redelijkheid verwacht mag worden dat hij deze belangenloze hulpverlening verschaft.

4.15.2. Met grief 11 heeft [appellante] aangevoerd dat zij in het begin helemaal niet mocht autorijden en dat zij toen zij 70 werd, een nieuw rijbewijs moest aanvragen waarvoor zij in verband met haar beperkingen speciale lessen moest nemen, een extra proef moest afleggen bij het CBR en aanpassingen aan de auto moest laten doen. Zij kan echter door haar klachten het verkeer niet overzien zodat haar echtgenoot moet aangeven of de weg vrij is. Nu haar echtgenoot met haar moet rijden voor boodschappen, fysiotherapie en yoga wordt daarmee volgens [appellante] een belangenloze hulpverlening overschreden.
[X] betwist de vordering.

4.15.3. In beginsel kunnen kosten die derden maken ten behoeve van een gelaedeerde, op vordering van de gelaedeerde worden toegewezen. Ook kunnen onder omstandigheden in vrije tijd verrichtte werkzaamheden als een voor vergoeding in aanmerking komende schadepost worden aangemerkt (HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564). Daartoe is, onder meer, echter wel vereist dat het gaat om werkzaamheden die normaal gesproken door een professionele kracht worden verricht. Met [X] is het hof van oordeel dat het niet normaal en gebruikelijk is dat hulp bij het autorijden, omdat [appellante] onvoldoende naar links en rechts zou kunnen kijken, door een professionele hulpverlener wordt verricht.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] echter niet aannemelijk gemaakt dat zij, hoewel zij in het bezit is van een aangepaste auto en daarvoor bij het CBR met succes een proef heeft afgelegd, en zij ook beschikt over een passende fiets, toch niet in staat is zelfstandig aan het verkeer deel te nemen. Daarbij is het hof van oordeel:
- dat voor zover het voor [appellante] prettiger is dat zij door haar echtgenoot gehaald en gebracht wordt naar therapie, yoga of naar winkels voor boodschappen, dit een gebruikelijke zorgverlening tussen echtgenoten niet te boven gaat,
- dat de overgelegde lijsten met tijdsbesteding van de echtgenoot (prod. 18 bij mvgr) ook activiteiten bevatten die in elk geval niet onder verplaatste schade kunnen vallen, zoals bezoek aan [appellante] in het ziekenhuis,
- dat blijkens deze lijsten de bijstand in het algemeen een frequentie van enkele malen per week niet te boven gaat,
- dat afgezien van het ongeval het niet ongebruikelijk is dat personen boven de leeftijd van 70 jaar moeite krijgen met hun mobiliteit en daarvoor meer afhankelijk kunnen worden van ondersteuning door hun echtgenoot, omtrent welk aspect [appellante] niets heeft gesteld.
Op al deze gronden moet de vordering worden afgewezen en faalt grief 11. 
LJN BM0971