Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 010715

Rb Gelderland 010715

Citeerwijze:  www.letselschademagazine.nl/2015/rb-gelderland-010715

beschikking 

RECHTBANK GELDERLAND 

Team kanton en handelsrecht 

Zittingsplaats Apeldoorn 

Zaaknummer: 3924296 HA VERZ 15-36 
Grosse aan : mr. Snijder
Afschrift aan : mr. Spronck 
Verzonden d.d. 

beschikking d.d. 1 juli 2015 

in de zaak van: 

X
wonende te P, 
verzoekster, 
gemachtigde: mr. M.J. Snijder, 

tegen 

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Texel, 
zetelende te Den Burg, 
2. de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., 
gevestigd te Apeldoorn, 
verweerders, 
gemachtigde: mr. M.T. Spronck. 

Partijen worden hierna X, de gemeente en Achmea genoemd.

1. Het procesverloop 

Dit blijkt uit: 
- het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 6 maart 2015 
- het verweerschrift ter griffie ingekomen op 22 mei 2015 
- de pleitaantekeningen van mr. Snijder 
- de griffiersaantekeningen van de op 2 juni 2015 gehouden zitting. 

Uitspraak is bepaald op heden. 

2. De feiten 

2.1 Nadat bij X in 2007 een (dubbele) hernia werd vastgesteld waarvoor zij conservatief is behandeld, ontwikkelde zij nadien chronische rugklachten waarvoor zij vanaf 2008 manuele therapie en fysiotherapie onderging. 

2.2 Op 9 juli 2012 is X tijdens een bezoek aan de markt te Den Burg in een gat in de straat gestapt. De gemeente heeft als wegbeheerder aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval erkend. Als aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente heeft vervolgens Achmea het schaderegelingstraject opgepakt. 

2.3 De orthopedisch manueel therapeut Van den Noort van Fortius Fysiotherapie te Nijkerk heeft X in 2012 en 2013 behandeld. In zijn brief van 6 augustus 2013 schrijft hij daarover onder meer: 

"Mevrouw X heeft afgelopen jaar geleidelijk aan de belastbaarheid van haar rug opgebouwd. [...] Vanwege het chronische karakter van de rugklachten is het lastig om aan te geven of mevrouw X inmiddels hersteld is van de terugval van de rugklachten na de verstapping (d.d. 09-07-2012). Sinds mei 2013 zijn er ook heupklachten bijgekomen wat het herstel van de rugklachten belemmert. [...] Vanwege het chronische karakter van de rugklachten van mevrouw X heb ik haar geadviseerd om haar belastbaarheid verder op te bouwen met preventieve training en indien nodig een therapeutisch consult om de stoornissen in de wervelkolom en heup te behandelen." 

Het verdere beloop van het behandeltraject heeft Van der Noort in zijn brief van 16 december 2014 beschreven. Daarin schrijft hij onder meer: 

"Vanwege de aanhoudende heupklachten en de moeite om zelfstandig de belastbaarheid van de rug op te bouwen is mw. X daarvoor tot aan 17-12-13 in behandeling geweest. De therapie bestond uit manuele therapie, actieve oefentherapie en adviezen t.a.v. ADL met een behandelfrequentie van 1 tot 2 keer per week." 

2.4 De Medische dienst Achmea Claims Organisatie heeft aan Achmea diverse adviezen uitgebracht over de toestand van X. Achmea Claims Organisatie heeft op 17 december 2012 aan Raasveld Expertise opdracht gegeven de door X geleden schade in kaart te brengen. Na een bezoek aan X op 13 maart 2013 rapporteerde Raasveld Expertise onder meer als volgt: 

"Belanghebbende gaf aan nog steeds veel last van de onderrug te hebben. Zij staat met deze pijn op. [...] Er is nog steeds begeleiding bij Fortius. Sinds twee weken neemt zij deel aan medische fitness. [...] Op het moment van het ons bezighoudende ongeval waren de klachten onder controle. Zij ging af en toe nog naar Fortius als onderhoudstherapie. Door het ongeval zijn de klachten weer verergerd. Het is nu vooral belangrijk dat zij houdingen doet afwisselen." 

In het laatste medisch advies van Achmea Claims Organisatie aan Achmea van 8 april 2014 staat onder meer:

"Uit de informatie zoals die aangeleverd is komt overduidelijk naar voren dat ook voor datum van het incident van 9 juli 2012 sprake was van klachten over het rechter SI gewricht blijkens de briefvan 6 oktober 2012 van de manueel therapeut Van den Broek. [...] Er blijft zonder meer vast staan dat geen sprake is van letsel van objectiveerbare aard en dat om deze reden er geen percentage blijvende functionele invaliditeit en daarbij behorende beperkingen kan worden vastgesteld welke uitsluitend moeten gezien als het gevolg van het stappen in een gat te Texel. In het verlengde hiervan is er ook geen ruimte voor het stellen van blijvende beperkingen. Dat betrokkene een periode heeft gekend met een toename van klachten wordt niet betwist. Volgens de manueel therapeut is dit in ieder geval tot 23 november 2012 zo mogelijk geweest aangezien na die datum het rechter SI gewricht goed bleef functioneren. Het verstappen, of dit nu op de poot van een bureaustoel of bij het uitstappen van een trein, kan klaarblijkelijk aanleiding geven tot het recidiveren van klachten. Het stappen in een gat te Texel kan die evenwel niet oorzakelijk voor worden gehouden" 

2.5 De medisch adviseur B heeft op 29 mei 2013 aan de (toenmalige) advocaat van X onder meer gerapporteerd: 

"Door toenemende slijtage van de tussenwervelschijven is de rug kwetsbaar en is het aannemelijk dat het verstappen langduriger gevolgen heeft dan bij een gezonde rug. Bijkomende factor is wel dat uw cliënte kennelijk ook nu, net als in 2007/2008, inactief wordt door de klachten waardoor de medische situatie niet verbetert. Ik ga ervan uit dat uw cliënte uiteindelijk weer in dezelfde situatie zal komen als waarin ze zat voorafgaand aan het incident op Texel." 

3. Het geschil 

3.1 X verzoekt de kantonrechter om bij beschikking in deelgeschil ex artikel 1019w Rv: 
- te bepalen dat sprake is van juridisch causaal verband tussen de klachten zoals beschreven in de medische informatie, alsmede datgene wat verzoekster daarover heeft verklaard, tot eind 2013 en het ongeval van 9 juli 2012 waarvoor Achmea aansprakelijk is en dat Achmea de daaruit voortvloeiende schade dient te vergoeden, waaronder de buitengerechtelijke kosten tot op heden gemaakt; 
- de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten conform het gevorderde bedrag van € 3.693,88 en Achmea te veroordelen tot betaling daarvan. 

3.2 X heeft, kort samengevat, aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij voorafgaand aan het ongeval van 9 juni 2012 in verband met haar chronische rugklachten een bepaald niveau van belastbaarheid had bereikt maar dat zij door het ongeval een ernstige terugval heeft gekend en pas na 1,5 jaar weer op haar oude niveau van belastbaarheid is gekomen. Gelet op het plausibele klachtenpatroon in het tussenliggende tijdvak, in die zin dat de ondervonden klachten een consistent, consequent en samenhangend patroon vormen, zijn de klachten toerekenbaar aan het ongeval. Daaraan doet niet af dat de klachten in de visie van Achmea medisch niet objectiveerbaar zouden zijn. Gelet op de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade is volgens vaste rechtspraak een ruime toerekening van de schade aangewezen en mogen niet al te hoge eisen worden gesteld aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de gezondheidskIachten, aldus steeds X.

3.3 Achmea heeft gemotiveerd verweer gevoerd. 

3.4 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4. De beoordeling van het verzoek 

4.1 Het verzoek leent zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure. 
Een bevestigende beantwoording van de causaliteitsvraag kan immers het startpunt zijn voor onderhandelingen tussen partijen over de omvang van de schade en kan daarmee bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.2 Het verzoek is toewijsbaar. 

4.3 Te gelden heeft dat met de nauwkeurige verslaglegging door de behandelend manueel therapeut van X. in combinatie met dat wat over het beloop van haar (allengs verminderde) rugklachten na behandeling van de dubbele hernia in 2007 reeds bekend was, voldoende aannemelijk is gemaakt dat door het ongeval van 9 juli 2012 een nieuwe klachtenperiode is opgetreden waarin X is teruggeworpen op de door haar ingeslagen weg van herstel. Achmea erkent op zichzelf ook wel het ontstaan van een nieuwe klachtenperiode maar zij meent dat deze niet meer dan enkele weken tot hooguit enkele maanden kan hebben geduurd. Het is onvoldoende gebleken waarop deze inschatting van Achmea is gebaseerd, in elk geval niet op enig lichamelijk onderzoek door een aan de Medische Dienst van Achmea Claims Organisatie verbonden arts. In plaats daarvan is de kwestie door die arts(en) uitsluitend op papier beoordeeld. Daaraan kleeft het risico dat de door X ervaren klachten en beperkingen niet op juiste waarde zijn geschat, zeker daar waar deze arts( en) kennelijk uitsluitend op zoek is (zijn) gegaan naar medisch objectiveerbare afwijkingen. Terecht wijst X er echter op dat ook niet voorgewende reële klachten waarvoor niet een specifieke medisch aantoonbare afwijking bestaat kunnen worden gerekend tot ongevalsgevolg. Uit de rapporten van de behandelend manueel therapeut is in voldoende mate af te leiden dat daarvan hier sprake is. Daarbij dient mede in aanmerking te worden genomen dat het (opnieuw) optreden van rugklachten na het onverhoeds wegzakken in een (fors) gat in de grond zeker niet als een atypisch gevolg van dat ongeval kan worden aangemerkt. 1 

4.4 Achmea heeft nog opgeworpen dat zich na het ongeval een tweetal vergelijkbare incidenten hebben voorgedaan en dat daarom de looptijd van de schade moet worden beperkt tot het moment van het eerste incident na het ongeval, te weten het verstappen over de poot van een bureaustoel op 11 september 2012. Aan dat standpunt wordt voorbij gegaan. Achmea heeft de incidenten zelfs niet onderzocht zodat alles wat zij daarover meldt op niet meer dan speculatie berust, terwijl ; ter zitting -onbestreden- heeft uiteen gezet dat zij slechts melding heeft gemaakt van deze voorvallen tegenover haar therapeut enkel omdat zij volledig inzicht wilde bieden omtrent de gebeurtenissen in haar dagelijks leven en uitdrukkelijk niet omdat daardoor nieuwe of extra klachten zijn ontstaan. Was dit al anders dan geldt bovendien dat dergelijke klachten niet in een te ver verwijderd verband zouden staan tot de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis. 2 

4.5 De gevorderde kosten verbonden aan dit deelgeschil zijn toewijsbaar omdat de begroting daarvan niet bovenmatig voorkomt. Achmea heeft nog wel bezwaar gemaakt tegen de in deze kosten begrepen component 'kantooropslag' van 6% maar daaraan gaat de kantonrechter voorbij. Het in rekening gebrachte uurtarief vermeerderd met kantoorkosten overstijgt immers niet het bedrag van een redelijke uurvergoeding, lettend op de aard van de zaak en het deskundigheidsniveau van de gemachtigde van X. 

1: Zie voor de betekenis van dat aspect: mr. C.C.H.A. Holthuijsen-van der Kop in WPNR 146, afl. 7065, 30 mei 2015, De redelijke toerekening en de deelregels anno 2015: een update. 
2 HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429. 

5. De uitspraak 

De kantonrechter, 

verklaart voor recht dat tussen 9 juli 2012 en 31 december 2013 sprake is van causaal verband tussen het ongeval op eerstgenoemde datum en de met betrekking tot dit tijdvak beschreven klachten in de medische informatie uit de behandelend sector, 

verklaart voor recht dat Achmea de daaruit voortvloeiende schade en de buitengerechtelijke kosten die in verband daarmee zijn gemaakt, dient te vergoeden, 

veroordeelt Achmea in de kosten van de procedure begroot op € 3.914,88. 

Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.G. Roovers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

Met dank aan mr. M.J. Snijder, Munneke Lourens Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.