Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 191017

Rb Noord-Holland 191017

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-noord-holland-191017

beschikking 

RECHTBANK NOORD-HOLLAND 
Afdeling privaatrecht 
Zittingsplaats Alkmaar 
zaaknummer / rekestnummer. C/15/255586 / HA RK 17-37 

Beschikking van 19 oktober 2017 

in de zaak van 

X , 
wonende te Y, 
verzoekster, 
advocaat mr. S. Baggerman te Apeldoorn, 

tegen 

naamloze vennootschap REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., 
gevestigd te Zoetermeer, 
verweerster, . 
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam. 

1. 
De procedure 

Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift ter griffie ontvangen op 22 februari 2017 met 13 producties 
- het verweerschrift ter griffie ontvangen op 16 augustus 2017 met 1 productie 
- de mondelinge behandeling op 21 augustus 2017 waar zijn verschenen: X, vergezeld door haar ex-partner en bijgestaan door mr. Baggerman voornoemd; aan de zijde van verweerster de heer F. de Jager, schaderegelaar niet in dienst van verweerster, en mr. J.C. Rous, waarnemend voor mr. Rupert voornoemd.

2. 
De feiten 

2.1. 
Op 20 mei 2014 was X betrokken bij een verkeersongeval. Zij stond stil op de snelweg vanwege filevorming en werd van achteren aangereden door een verzekerde van Reaal. Na dit ongeval heeft X klachten ontwikkeld. 

2.2. 
Bij mailbericht van 12 juni 2014 heeft het door Reaal ingeschakelde bureau Axxel Claims namens Reaal de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. 

2.3. 
X is van Afghaanse afkomst en heeft twee kinderen van negen en zes jaar oud. Ten tijde van het ongeval was X gehuwd. Inmiddels is zij gescheiden. Vanaf januari 2014 ontving zij een werkloosheidsuitkering. 

2.4. 
X is na het ongeval medisch onderzocht en heeft geruime tijd fysiotherapiebehandeling gekregen. Na het uitblijven van verbetering is in het najaar van 2014 in het Waterlandziekenhuis een multidisciplinair traject gestart. Kort na de start is dit traject gestaakt omdat het te intensief voor X bleek. 

2.5. 
In juni 2015 heeft het Waterlandziekenhuis X doorverwezen naar revalidatiecentrum Heliomare. X is daar onderzocht. In een rapportage aan haar huisarts d.d. 31 augustus 2015 is onder meer het volgende vermeld: 
"Een 31-jarige vrouw met een WAD na aanrijding met flexie/extensietrauma van de nek in mei 2014. Tevens PTSS als gevolg van het ongeval. Op de voorgrond staan PTSS, depressieve klachten en bewegingsangst. Patiënte is geneigd altijd door te gaan en is perfectionistisch van aard. Dit zijn mogelijk in stand houdende factoren. Zij is momenteel beperkt op het gebied van activiteiten en participatie met name beperkt in mobiliteit, vrijetijdsbesteding en arbeid. " 
In januari 2016 is in Heliomare een revalidatietraject gestart waarbij X eerst (opnieuw) EMDR-therapie kreeg. Het revalidatietraject is van mei tot oktober 2016 gestaakt omdat dit te zwaar voor X was. In die periode kreeg zij medicatie van de psychiater en een tweewekelijks telefonisch psychiatrisch consult. 

2.6. 
Begin oktober 2016 heeft X de revalidatie hervat. In februari 2017 heeft zij deze beëindigd, zonder voldoende resultaat. Zij werd ter verdere behandeling doorverwezen naar Psytrec (Psychotrauma Expertise Centrum). 

2.7.
Bij beslissing van 23 maart 2016 heeft het UWV X 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Zij ontvangt een WIA-uitkering. 

2.8. 
Reaal heeft met het oog op X behoefte aan huishoudelijke hulp en verzorging en opvang van de kinderen voorschotten aan X uitgekeerd. In 2015 is Reaal met die bevoorschotting gestopt, waarna X in januari 2016 een deelgeschil aanhangig heeft gemaakt met het verzoek tot - kort samengevat - het in gezamenlijk overleg laten plaatsvinden van medische expertise(s) en een aanvullend voorschot van € 12.500,-. Partijen zijn tot een minnelijke regeling gekomen, onder meer inhoudende dat Reaal een aanvullend voorschot van € 12.500,- betaalt, dat X informatie overlegt en dat het resultaat van het revalidatietraject bij Heliomare zal worden afgewacht alvorens tot een medische expertise wordt overgegaan. X heeft het deelgeschil vervolgens ingetrokken. De voorschotten belopen tot heden € 49.500,-. 

2.9. 
In oktober 2016 heeft X wegens een tekort door kosten van huishoudelijke hulp en kinderopvang aan Reaal verzocht om een aanvullend voorschot van € 22.114,57. Reaal heeft geweigerd een aanvullend voorschot te betalen. 

3. 
Het verzoek 

X verzoekt: 

A. Reaal te bevelen medewerking te verlenen aan het op gezamenlijk verzoek laten uitvoeren van een deskundigenonderzoek door een neuroloog, psychiater en verzekeringsarts met inachtneming van de Leidraad Deskundigenonderzoek en op kosten van Reaal; 
B. Reaal te bevelen om ter dekking van reeds verschenen en voorzienbare materiële schade binnen zeven dagen na deze beschikking een aanvullend voorschot van € 25.000,- te betalen; 
C. de kosten van deze procedure te begroten op € 5.427,50 en Reaal te bevelen dit bedrag te betalen. 

4. 
De beoordeling 

4.1. 
X heeft van Reaal vernomen dat het voor Reaal niet duidelijk is wat de aard en ernst is van het als gevolg van het ongeval opgelopen letsel en of sprake is van causaal verband tussen de klachten en het ongeval alsmede of deze klachten resulteren in en gevalsgerelateerde beperkingen. X neemt aan dat dit er voor Reaal aan in de weg staat om aanvullend te bevoorschotten op met name de kosten van huishoudelijke hulp en kinderopvang. X vindt het daarom onbegrijpelijk dat Reaal niet wil meewerken aan een (tussentijdse) medische expertise. X stelt de voorschotten nodig te hebben zodat zij zich volledig kan richten op haar herstel en op re-integratie. 

4.2. 
Reaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het laten uitvoeren van een deskundigenonderzoek op dit moment minder zinvol is omdat er geen sprake is van een eindtoestand. De beide gevolgde revalidatietrajecten zijn traag opgestarte behandelingen geweest die, om voor Reaal niet duidelijke redenen, beide zijn afgebroken. Een adequate behandeling zou de klachten van X zeer waarschijnlijk laten verdwijnen dan wel in belangrijke mate verminderen. Die adequate behandeling heeft tot nu toe niet plaatsgevonden, reden waarom een medisch onderzoek minder zinvol is. Reaal betwist dat alle door X ervaren klachten en beperkingen zijn terug te voeren op het ongeval. X heeft volgens Reaal een breed scala aan klachten waarvan onwaarschijnlijk is dat deze in direct verband met het ongeval staan. Vóór het ongeval had X al een uitgebreid klachtenpatroon. Sinds 2007 heeft zij last van chronische lumbago en pseudo radiculaire klachten bij discopathie en bekkeninstabiliteit. X is voorts op 2 april 2013 en maart 2015 van de trap gevallen waarna de reeds bekende klachten toenamen. Reaal is niet principieel tegen een tussentijdse expertise. Deze kan volgens Reaal toegevoegde waarde hebben voor zover het betreft een onderzoek door een psychiater, mede omdat in het medisch dossier herhaaldelijk wordt gesproken van een doorgemaakt psychotrauma. Na het intreden van een eindtoestand zou een expertise door een neuroloog en een verzekeringsarts aan de orde kunnen zijn. Toewijzing van het verzochte aanvullende voorschot zou betekenen dat er in drie jaar tijd een bedrag van € 75.000.- is betaald voor kosten van huishoudelijke hulp en kinderopvang. Dat is absurd hoog, aldus Reaal. De uitgekeerde voorschotten lopen volgens een voorlopige begroting van Reaal nagenoeg in de pas met de geclaimde bedragen. Op de individuele schadeposten valt volgens Reaal ondertussen het nodige af te dingen. Als de begrote schade al, afgerond, € 55.000,- zou bedragen dan komt daarvan een deel voor rekening van X omdat er sprake is van predispositie (ten minste 25%) en omdat er sprake is van eigen schuld (ook 25%) omdat zij haar gordel niet droeg. Aldus komt de totale schade neer op 50% van het begrote bedrag van € 55.000,-. Reaal meent dat voor aanvullende bevoorschotting onder die omstandigheden geen plaats is. 

De rechtbank overweegt het volgende. 

4.3. 
De kern van het verweer van Reaal is dat het herstel van klaagster tot heden onvoldoende voortvarend en adequaat is geweest. X heeft beide trajecten, eerst het multidisciplinaire traject in het Waterlandziekenhuis en daarna het revalidatietraject bij Heliomare, gestaakt voordat er sprake was van (voldoende) herstel. Reaal is van opvatting dat X tot op heden aldus onvoldoende serieus werk heeft gemaakt van haar herstel. Reaal heeft zich bij deze stellingname gebaseerd op een medisch advies d.d. l mei 2017 van J.A. Vossen, medisch adviseur van Reaal. Deze schrijft in zijn advies het volgende: "( ... ) De revalidatie arts meld dat ( ... ) na het opnieuw starten van de behandeling het voor betrokkene niet te doen is qua fysieke- en mentale belastbaarheid. De evidente ongevalsgerelateerde PTSS heeft nog steeds een dermate uitputtend effect dat de behandeling teveel vraagt. Zij is verwezen voor verdere traumabehandeling. Als een adequate verwerking heeft plaatsgevonden, lijkt een verbetering van algeheel functioneren haalbaar. ( ... ) 
Mijn commentaar 

( ... ) Er lijkt wederom sprake van een klachtgeoriënteerde aanpak in plaats van een tijdscontingente. Daarnaast zijn de uitspraken van de revalidatiearts over een evidente ongevalsgerelateerde PTSS buiten haar vakgebied, zij is immers geen psychiater. ( ... ) De aanpak van de revalidatiearts lijkt niet adequaat, niet gepast temeer ook omdat er geen sprake is geweest van posttraumatische structurele afwijkingen. ( ... ) . Eerder adviseerde collega Schakel dal de psychiater de behandeling bij de revalidatie zou afwachten, nu deze kennelijk weer is gestaakt lijkt het zinvol om tot een voortvarende aanpak te komen bij de psychiater. ( ... ) ". 

4.4. 
De rechtbank stelt vast dat de uitlating dat de aanpak van de revalidatie arts niet adequaat is, in het advies niet wordt gemotiveerd. Niet gebleken is dat de medisch adviseur zich omtrent de opvatting van de revalidatie-arts dat de revalidatie voor betrokkene niet is te doen qua fysieke en mentale belastbaarheid, met deze heeft verstaan. Bij die stand van zaken moet er - bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel - vanuit worden gegaan dat als een gespecialiseerde revalidatiearts concludeert dat X de revalidatie niet aankan, dit berust op een professioneel en binnen de grenzen van de betrokken discipline gevormd medisch oordeel. Als al sprake is geweest van een revalidatietraject dat tot op heden "niet adequaat" is geweest, is dan ook onvoldoende gesteld om betrokkene daarvan een verwijt te maken. Wel zou Reaal van X kunnen verlangen om, eventueel door inwinning van medisch advies, mee te werken aan de ontwikkeling van een gedeeld beeld over de meest wenselijke invulling van het revalidatietraject, en aan het maken van afspraken over die invulling en over het geïnformeerd houden van Reaal over het verdere verloop van de revalidatie. 

4.5. 
Verder moet worden geconstateerd dat er tot heden geen duidelijkheid bestaat over de vraag welke van de door X ondervonden klachten ongevalsgerelateerd zijn. De omstandigheid dat eiseres voor het ongeval aanzienlijk gezonder was dan erna rechtvaardigt om serieus rekening te houden met de mogelijkheid dat er een relatie is tussen in ieder geval een deel van die klachten en het ongeval.

4.6. 
Partijen staan beide welwillend tegenover een psychiatrische expertise teneinde een psychiatrische diagnose te verkrijgen. Bij zo'n expertise zou - onder meer - kunnen worden betrokken: 
- of sprake is van mogelijk doorgemaakte psychotrauma; 
- de aanwezigheid van pre-existente psychische problematiek; 
- of sprake is van factoren in de mentale constitutie van X die tot instandhouding van belemmeringen en/of beperkingen leiden; 
- coping-strategieën; 
- of er sprake is belemmeringen van psychische aard die de revalidatie belemmeren. 
Die expertise moet dan ook plaatsvinden. In zoverre is het verzoek voor toewijzing vatbaar. 

4.7. 
Het rapport van de psychiatrische expertise zal waarschijnlijk aanknopingspunten bieden voor een (verzekerings)arts om zich uit te laten over de te verwachten duur van de re-integratie en de behoefte van X aan huishoudelijke hulp. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in staat zijn om na het uitbrengen van het psychiatrisch rapport met elkaar te beoordelen of inwinning van een dergelijk advies zinvol is. Dat is nu niet te beoordelen omdat dit mede afhangt van de inhoud van dat rapport. Het inwinnen van neurologische rapportage is pas zinvol indien een eindtoestand is bereikt. In zoverre is het verzoek niet toewijsbaar. 

4.8.
Resteert de vraag of van Reaal kan worden verlangd dat deze nader bevoorschot. Reaal heeft gesteld dat zij met name de kosten voor huishoudelijke hulp en kinderopvang zeer welwillend heeft bevoorschot in de veronderstelling dat die faciliteit zou worden gebruikt om een revalidatietraject te volgen. Nu dat echter pas recent is gebeurd en al na korte tijd is afgebroken verzet Reaal zich tegen verdere bevoorschotting. Voor verstrakking van de opstelling is volgens Reaal temeer aanleiding nu het bedrag van de tot heden verstrekte voorschotten de uiteindelijke totale schade zeer waarschijnlijk al is gepasseerd. Reaal heeft in dat verband opgemerkt dat het erop lijkt dat vanwege pre-existente klachten een aftrek van 25% moet worden toegepast en in verband met eigen schuld wegens het niet dragen van een autogordel eenzelfde percentage. 

4.9. 
De rechtbank is van oordeel dat Reaal met deze opstelling op drie punten geen recht doet aan de zaak. 
1. Als hiervoor overwogen biedt het dossier geen toereikende grondslag om aan X te verwijten dat de revalidatie tot op heden niet van de grond is gekomen. Waar Reaal aanvankelijk, als uitvloeisel van haar erkenning aansprakelijk te zijn, de bevoorschotting van die zorg voor haar rekening heeft genomen, is er geen reden om dat nu niet langer te doen. Wel kan in de omstandigheid, dat dit een langslepende kostenpost lijkt te gaan worden, een rechtvaardiging worden gevonden om, kritischer dan tot op heden is gebeurd, te gaan kijken naar het noodzakelijk niveau van de zorg. Dat zal echter in overleg met X moeten gebeuren. Namens X is opgemerkt dat zij Reaal terzake heeft voorgesteld om concrete voorstellen te doen, waarop tot op heden niets is teruggekomen. Bij die stand van zaken zal voorlopig van het eerder door Reaal geaccordeerde kostenniveau moeten worden uitgegaan. 
2. De pre-existente problematiek heeft er niet aan in de weg gestaan dat X het verrichten van loon vormende arbeid heeft gecombineerd met de zorg voor haar gezin. Niet weersproken is dat deels sprake is geweest van zwangerschapsgerelateerde problematiek. In zoverre is voor de hand liggend te achten dat de klachten van voorbijgaande aard waren. Reaal heeft bovendien op haar verzoek een veelheid aan informatie ontvangen over de 10 jaar voorafgaand aan het ongeval, maar is ook na ontvangst daarvan wat betreft de pre-existente problematiek als mogelijk causale factor voor de huidige versukkeling in algemeenheden blijven steken en is tot voor kort niet meegegaan in de wens om door middel van het inwinnen van deskundigenberichten meer zicht op de medische aspecten te krijgen. Bij die stand van zaken kan in de context van de bevoorschotting op dit moment met de mogelijkheid dat Reaal voor een deel van de klachten wegens pre-existentie niet kan worden aangesproken, geen rekening worden gehouden. 
3. Reaal heeft de stelling dat X geen autogordel droeg niet anders gemotiveerd dan met de eigen opvattingen van haar schaderegelaar en heeft dit punt tijdens het bezoek van deze schaderegelaar aan X op 21 oktober 2016, zo'n 2,5 jaar na het ongeval, voor het eerst ter sprake gebracht. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om op dit moment rekening te houden dat uiteindelijk wellicht aftrek wegens eigen schuld moet plaatsvinden. 

4.10. 
Redengevend voor de onder 2 en 3 vermelde beslissingen is mede dat in de schadeopstellingen, waar Reaal mee rekent, de post verlies verdienvermogen niet is opgenomen. Nu met het bestaan van een dergelijke schadepost vooralsnog rekening moet worden gehouden, kan het continueren van de facilitering van de beschikbaarheid van eiseres voor een traject dat nodig is om tot volledig herstel te komen mede worden beschouwd als redelijke kosten van schadebeperking, waarvoor Reaal hoe dan ook moet opkomen. 

4.11. 
De slotsom is dat de verzoeken deels toewijsbaar zijn. Wat betreft de proceskosten wordt het volgende overwogen. Reaal heeft erop gewezen dat het onderhavige deelgeschil goeddeels een herhaling van zetten is van het deelgeschil dat een jaar geleden door X werd aangekondigd maar dat niet is doorgegaan doordat Reaal aanvullend heeft bevoerschot en heeft bepleit dat de thans door X begrote 17 uur aldus bezien te ruim is genomen en stelt voor uit te gaan van 10 a 12 uur. De rechtbank deelt die opvatting indien de inspanningen die mr. Baggerrnan vorig jaar in deze zaak heeft verricht in het kader van de tussen partijen overeengekomen afdoening zijn vergoed. De rechtbank zal de begrote 17 uur onder deze beperking toewijzen. 

5. 
De beslissing 

De rechtbank 

5.1. 
beveelt Reaal binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking medewerking te verlenen aan het in het kader van de verdere schaderegeling op gezamenlijk verzoek doen uitvoeren van een deskundigenonderzoek door een psychiater, daarbij de leidraad deskundigenonderzoeken in acht te nemen en- te bepalen dat Reaal alle hiermee verband houdende redelijke buitengerechtelijke kosten voor haar rekening dient te nemen, 

5.2. 
beveelt Reaal om binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking zorg te dragen voor betaling aan X van een aanvullend voorschot van € 25.000,- zulks ter voorlopige dekking van haar reeds verschenen en op korte termijn voorzienbare materiële schade, 

5.3. 
Begroot de kosten van deze procedure te begroten op € 5.427,50, met dien verstande dat hierop € 1.250,00 in mindering moet worden gebracht indien in het kader van de afregeling van het in 2016 aangekondigde deelgeschil een vergoeding voor de bemoeienis van de gemachtigde is betaald, en Reaal te bevelen het aldus vastgestelde bedrag binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking te vergoeden door overmaking aan de gemachtigde van X.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Schotman en door mr. drs. J. Blokland in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2017.


Met dank aan mr. S. Baggerman, Ruesink & Baggerman Letselschade Advocaten , voor het inzenden van deze uitspraak.