Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 280721

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-280721

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9103983 UE VERZ 21-81 MAR/1217

Beschikking van 28 juli 2021 (bij vervroeging)

in de zaak van

[ verzoeker ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J. van de Watering,

tegen

de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J. van Ittersum.

Partijen worden hierna [ verzoeker ] en ASR genoemd.

1. De procedure

1.1. Dit is een deelgeschilprocedure zoals geregeld in artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.2. Op 18 maart 2021 is op de griffie van de rechtbank een verzoekschrift met 17 bijlagen ontvangen namens [ verzoeker ] . Op 12 mei 2021 is namens ASR een verweerschrift met 4 producties ontvangen. Bij brief van 7 juli 2021 zijn namens [ verzoeker ] nog de aanvullende bijlage 18 en 19 in het geding gebracht.

1.3. De mondelinge behandeling is gehouden op 19 juli 2021, via Skype voor Bedrijven. Daarbij waren aanwezig mr. Van de Watering en voor ASR de heer B. met mr. Van Ittersum. De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt. Mr. Van de Watering heeft het standpunt (namens [ verzoeker ] ) toegelicht met een pleitnotitie, die via e-mail is toegestuurd. Mr. Van Ittersum heeft het standpunt van ASR ook nader toegelicht met spreekaantekeningen, die vooraf per e-mail zijn toegestuurd. De advocaten en B hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en over en weer op elkaars standpunten gereageerd. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechter partijen meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan.

2. De overwegingen

Inleiding

2.1. Op 30 september 2020 is [ verzoeker ] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. ASR is de WAM-verzekeraar van de auto(mobilist) die bij die aanrijding betrokken was.

Wat is er gebeurd?

2.2. [ verzoeker ] reed op zijn fiets toen hij werd aangereden door een automobilist die hem geen voorrang verleende. Hij is over de motorkap heen geschoven en met zijn heup en hoofd met een harde klap op de weg beland.

Juridische bijstand

2.3. [ verzoeker ] heeft kort na het ongeval, op 2 oktober 2020, mr. Van de Watering ingeschakeld om zijn belangen te behartigen. Namens [ verzoeker ] is ASR met het e-mailbericht van 5 oktober 2020 aansprakelijk gesteld. ASR heeft op 13 november 2020 aansprakelijkheid erkend.

2.4. Na de nodige correspondentie over en weer en diverse telefonische contacten hebben partijen op 9 februari 2021 in onderling overleg de persoonlijke schade van [ verzoeker ] (smartengeld, huishoudelijke hulp/mantelzorg, reiskosten en schade aan de fiets) vastgesteld op een bedrag van € 1.250,00. Deze schadevergoeding is ook aan [ verzoeker ] uitgekeerd.

Wat is het punt?

2.4. Het is partijen niet gelukt het toen ook meteen eens te worden over de advocaatkosten. Die kosten bedroegen op dat moment € 1.943,69 (5,54 uur tegen een uurtarief van € 250,00 vermeerderd met 6% kantoorkosten, verschotten en btw). Daarbij is namens [ verzoeker ] in het kader van het bereiken van een definitieve regeling voorgesteld de buitengerechtelijke kosten op dat moment vast te stellen op € 1.650,00. ASR heeft laten weten daarmee niet akkoord te kunnen gaan en heeft daarop voorgesteld uit te gaan van een bedrag van € 504,37 aan advocaatkosten. Dit voorstel is namens [ verzoeker ] afgewezen. Uiteindelijk is deze deelgeschilprocedure gestart om duidelijkheid te krijgen over de redelijkheid van de omvang van de schadepost buitengerechtelijke kosten.

2.5. Omdat partijen in februari 2021 geen overeenstemming hebben bereikt over de advocaatkosten, zijn er door [ verzoeker ] in de periode daarop nog aanvullende advocaatkosten gemaakt (in het kader van de discussie over de buitengerechtelijke kosten). Deze kosten bedragen volgens [ verzoeker ] € 2.392,60 (7,18 uur tegen een uurtarief van € 250,00 vermeerderd met 6% kantoorkosten, verschotten en btw). In de loop van deze deelgeschilprocedure heeft ASR een bedrag van € 800,00 aan buitengerechtelijke kosten voldaan.

Wat verzoekt [ verzoeker ] ?

2.6. [ verzoeker ] verzoekt de kantonrechter, na vermindering van het verzoek ter zitting, en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
- ASR te veroordelen de buitengerechtelijke kosten van [ verzoeker ] van € 1.592,60 aan hem te voldoen dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
- de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten op € 3.047,81 en met veroordeling van ASR tot betaling van deze kosten.

Wat vindt ASR?

2.7. ASR voert aan dat de advocaat van [ verzoeker ] met € 250,00 een te hoog uurtarief rekent voor dit type zaak; het is een eenvoudige letselschadezaak. Een uurtarief van € 160,00 is volgens ASR redelijk. Daarnaast wijst ASR erop dat er in de declaratie geen onderscheid wordt gemaakt in juridische en administratieve werkzaamheden en het daarvoor geldende tarief. Het is redelijk(er) administratieve werkzaamheden voor € 50,00 per uur in rekening te brengen. Ook is er veelvuldig contact geweest met [ verzoeker ] terwijl niet duidelijk is waar dat voor nodig was. Ten slotte heeft ASR bezwaar tegen de berekende kantoorkosten van 6%. Een eenmalige vergoeding voor kantoorkosten van € 25,00 vindt zij volstaan.

2.8. Wat betreft de kosten van dit deelgeschil vindt ASR primair dat de kosten ervan niet voor haar rekening zijn, omdat dit deelgeschil ten onrechte is gestart. Subsidiair vindt ASR dat de kosten flink gematigd moeten worden. Het is in feite een incassogeschil, waarvoor het niet redelijk is een specialistentarief te rekenen. Wat ASR betreft wordt aangesloten bij het liquidatietarief in kantonzaken en anders moet met een uurtarief van maximaal € 100,00 worden gerekend.

Toetsingskader kosten rechtsbijstand: de dubbele redelijkheidstoets

2.9. Dit verzoek gaat (alleen) over de advocaatkosten/kosten van rechtsbijstand van [ verzoeker ] . Het gaat daarbij om (i) de kosten die voorafgaand aan deze procedure zijn gemaakt en (ii) de kosten die voor dit deelgeschil zijn gemaakt en op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv moeten worden begroot. Voor de beoordeling van buitengerechtelijke kosten en de begroting van de kosten van deze deelgeschilprocedure geldt dezelfde maatstaf van de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets (artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek): het inschakelen van een advocaat moet redelijk zijn net als de kosten die daarmee gemoeid zijn.

2.10. De kantonrechter zal hierna eerst beoordelen of de buitengerechtelijke kosten aan deze toets voldoen. Daarna zullen de deelgeschilkosten worden getoetst.

Buitengerechtelijke kosten

2.11. Dat het redelijk is dat [ verzoeker ] zich heeft laten bijstaan door een advocaat is op zichzelf niet in geschil. Anders dan ASR, is de kantonrechter van oordeel dat het ook niet onredelijk is dat [ verzoeker ] zich heeft gewend tot een LSA-advocaat. Achteraf kan misschien gezegd worden dat dit een eenvoudige letselschadezaak betreft, maar op voorhand valt niet steeds met zekerheid te zeggen wat de uiteindelijke impact zal zijn van een ongeval en/of sprake is van een restloos herstel waardoor de schade uiteindelijk beperkt(er) blijft. Dit geldt ook in het geval van [ verzoeker ] die zich 2 dagen na het ongeval al tot mr. Van de Watering heeft gewend.

2.12. Op de vraag wat dan redelijk is qua kosten zal de kantonrechter nu in gaan.

Periode tot 9/10 februari 2021

2.13. Op 9 februari 2021 wordt overeenstemming bereikt over de persoonlijke schade van [ verzoeker ] . Tot dat moment stelt [ verzoeker ] dat de buitengerechtelijke kosten € 1.943,69 bedragen en is het voorstel aan ASR dit af te maken op een bedrag van € 1.650,00. Op verzoek van ASR is haar als onderbouwing voor dit bedrag op 10 februari 2021 een concept declaratie met urenspecificatie (bijlage 11 bij het verzoek) toegestuurd.

2.14. Uit deze urenspecificatie leidt de kantonrechter af dat de advocaat van [ verzoeker ] tot dat moment 5,54 uur aan het dossier heeft besteed, tegen een uurtarief van € 250,00 (exclusief 6% kantoorkosten en exclusief 21% btw).

2.15. De kantonrechter is van oordeel dat een uurtarief van € 250,00 exclusief 6% kantoorkosten (wat overeenkomt met een uurtarief van € 265,00 inclusief kantoorkosten) een passend tarief is voor een advocaat met 10 jaar ervaring (waarvan de laatste drie jaar als lid van de LSA). Ook het aantal tot dan toe aan deze zaak bestede uren vindt de kantonrechter in principe redelijk. Het aantal contactmomenten met [ verzoeker ] komt de kantonrechter bovendien niet onevenredig hoog voor.

2.16. Wel is de kantonrechter het met ASR eens, dat onderscheid had moeten worden gemaakt tussen juridische werkzaamheden en administratieve werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Van de Watering toegelicht dat hij in feite alle werkzaamheden zelf doet en dat hij ook eenvoudige handelingen van administratieve aard niet zonder zijn instructie (bijvoorbeeld in de vorm van een gedicteerde brief) aan het secretariaat overlaat. Dat staat hem uiteraard vrij, maar het is niet redelijk ook dergelijke administratieve werkzaamheden in rekening te brengen tegen het gehanteerde specialistėntarief. Omdat de omvang van dergelijke administratieve werkzaamheden voor de kantonrechter niet inzichtelijk is op basis van de overgelegde specificatie(s), zal de kantonrechter schattenderwijs 25% af halen van het bedrag van de declaratie van 10 februari 2021: 75% van € 1.943,69 is een bedrag van € 1.457,77.

2.17. Tegen deze achtergrond was het voorstel dat namens [ verzoeker ] op 9/10 februari 2021 is gedaan om de buitengerechtelijke kosten te begroten op € 1.650,00 naar het oordeel van de kantonrechter op zich een redelijk voorstel en bovendien realistischer dan het door ASR voorgestelde bedrag van € 504,37 aan advocaatkosten. Dat in februari 2021 geen overeenstemming is bereikt over de buitengerechtelijke kosten en de advocaatkosten nadien verder zijn opgelopen, is dan ook voornamelijk aan ASR te wijten.

Periode na 9/10 februari 2021

2.18. Door de discussie over de hoogte van de buitengerechtelijke kosten, zijn diezelfde buitengerechtelijke kosten verder opgelopen. Op 12 maart 2021 bedroegen deze kosten € 2.392,60 (bijlage 16 bij het verzoek). Er was toen inmiddels 7,18 uur aan de zaak besteed. Omdat de kantonrechter, anders dan het standpunt dat ASR in neemt (en ook buiten rechte in nam), van oordeel is dat de kosten tot het moment dat overeenstemming werd bereikt over de schadevergoeding voor [ verzoeker ] in principe dus redelijk waren (met genoemde kanttekening over de administratieve component), moet ASR ook de verder opgelopen buitengerechtelijke kosten vergoeden. Ook hier geldt dat de kantonrechter daarop een correctie van 25% zal toepassen voor administratieve werkzaamheden. Toegepast op de declaratie van 12 maart 2021, waarvan de kosten van de declaratie van 10 februari 2021 deel uit maken, komt dat neer op een bedrag van € 1.794,45 (75% van € 2.392,60).

Wat betekent dit voor het verzoek van [ verzoeker ] ?

2.19. Dat wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, betekent dat ASR voor de behandeling van de letstelschadezaak van [ verzoeker ] een bedrag van € 1.794,45 voor buitengerechtelijke kosten moet vergoeden. Dat de buitengerechtelijke kosten de schadevergoeding die aan [ verzoeker ] is betaald, overstijgen, maakt niet dat de buitengerechtelijke kosten qua omvang niet meer redelijk zijn of dat sprake is van excessief declaratiegedrag. Vanzelfsprekend moeten ook in relatief eenvoudige zaken of zaken met een relatief gering procesbelang, de belangen van de benadeelde adequaat behartigd kunnen worden. Ook als uiteindelijk een beperkt (of zelfs geen) bedrag aan schade hoeft te worden vergoed, betekent dat niet dat kosten van rechtsbijstand niet redelijk waren (of niet in redelijkheid zijn gemaakt). Met een uurtarief van € 265,00 inclusief kantoorkosten zal het, in ieder geval bij eenvoudige letselschadezaken, daarbij al snel zo zijn dat de buitengerechtelijke kosten de schade overstijgen.

2.20. Op het hiervoor genoemde bedrag van € 1.794,45 moet nog in mindering strekken het bedrag van € 800,00 dat ASR inmiddels voor kosten buiten rechte heeft voldaan. De kantonrechter zal het verzoek daarom tot op een bedrag van € 994,45 toewijzen.

Kosten deelgeschil

2.21. De kantonrechter moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten. Dit volgt uit artikel 1019aa lid 1 Rv. Hierbij moet de kantonrechter zoals hiervoor is overwogen de dubbele redelijkheidstoets gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

2.22. De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [ verzoeker ] € 3.047,81 inclusief griffierecht van € 85,00 (exclusief het griffierecht bedragen de kosten € 2.962,81, zie bijlage 19 van [ verzoeker ] ).

2.23. ASR vindt - kort gezegd - dat dit verzoek onterecht is ingediend en dat het niet redelijk is voor dit incassogeschil het specialistentarief te hanteren (zie verder voor het standpunt van ASR hiervoor onder 2.7 en 2.8).

2.24. Uit de inhoudelijke overwegingen over de buitengerechtelijke kosten volgt (impliciet) dat dit deelgeschil niet onnodig is gevoerd. De kantonrechter zal de kosten ervan dan ook begroten. De zaak is niet omvangrijk en ook niet complex: het is een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het totaal aantal uren dat is besteed en opgegeven (9,30 uur) past daar bij. Dat voor een kwestie die alleen gaat over (de discussie over) vergoeding van buitengerechtelijke kosten niet het gebruikelijke (specialisten)tarief zou mogen worden gehanteerd, onderschrijft de kantonrechter niet. De schadepost hangt samen met en vloeit voort uit het behartigen van belangen van een letselschadeslachtoffer. De kantonrechter begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak dan ook op het verzochte bedrag, met eenzelfde correctie van 25% als hiervoor voor de buitengerechtelijke kosten is toegepast, dus op € 2.222,11 (75% van € 2.962,81). De kantonrechter verwijst voor een toelichting op die correctie kortheidshalve naar dat wat hiervoor onder 2.15 e.v. is overwogen. Bij dit bedrag moet het griffierecht nog worden opgeteld. In eerste instantie is € 85,00 in rekening gebracht vanwege een toevoegingsaanvraag. Omdat de definitieve toevoeging (nog) niet op de griffie van de rechtbank is ontvangen, zal het griffierecht worden verhoogd naar € 240,00. In de veroordeling zal van dit hogere griffierecht worden uitgegaan. ASR zal tot betaling van € 2.462,11 (€ 2.222,11 + € 240,00) aan [ verzoeker ] worden veroordeeld.

Uitvoerbaar bij voorraad?

2.25. De kantonrechter zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals [ verzoeker ] vraagt, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hoger beroep openstaat. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv.

3. De beslissing

De kantonrechter:

3.1. veroordeelt ASR om voor buitengerechtelijke kosten € 994,45 aan [ verzoeker ] te betalen;

3.2. begroot de kosten van dit deelgeschil op € 2.462,11 en veroordeelt ASR tot betaling van het bedrag aan [ verzoeker ] ;

3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wilken, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A. Rademaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.

Met dank aan de heer mr. J. van de Watering, Arcus Letselschade voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-280721