Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle 230610 uit rapportage's Gerssen en Wokke blijkt geen causaal verband

Rb Zwolle 230610 uit rapportage's Gerssen en Wokke blijkt geen causaal verband
2.4.  Partijen hebben zich over het deskundigenbericht bij conclusie uitgelaten. [eiseres] heeft daarbij betoogd dat door de rapporten van prof. Wokke en drs. Gerssen is komen vast te staan dat zij lijdt aan een pijnsyndroom aangeduid als postwhiplashsyndroom. Zij stelt dat voor de bepaling van de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid nader onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige aangewezen is met eventueel hulponderzoek van een neuropsycholoog. Univé heeft zich daartegen verzet en concludeert dat met de beide rapportages van genoemde deskundigen niet is bewezen dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de door [eiseres] ervaren klachten en beperkingen, zodat het gevorderde afgewezen dient te worden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.

2.5.  In het tussenvonnis van 17 mei 2006 is geoordeeld dat [eiseres] vooralsnog niet had bewezen dat er causaal verband is tussen haar klachten en/of beperkingen en het haar op 17 januari 1998 overkomen ongeval, zodat nieuw onderzoek door een deskundige noodzakelijk was. Er was immers ook sprake van ingrijpende bijzondere omstandigheden, zoals door [eiseres] ervaren “life events”, die eveneens als oorzaak van haar klachten konden worden geduid. De neuroloog prof. dr. Wokke heeft dat onderzoek vervolgens ingesteld. In het daaropvolgende tussenvonnis van 11 maart 2009 heeft de rechtbank overwogen dat uit zijn rapportage volgt dat [eiseres] door het ongeval een accelaratie-deceleratie letsel van de nek heeft opgelopen en dat zij daarbij een wiphlash associated disorder (WAD) graad 1 heeft doorgemaakt. Op zijn vakgebied heeft de deskundige echter geen functieverlies (impairment) of objectiveerbaar letsel kunnen vaststellen, terwijl uit zijn rapport evenmin volgt dat er causaal verband bestaat tussen het ongeval en de door [eiseres] genoemde klachten en/of beperkingen. Omdat Wokke de door [eiseres] gestelde beperkingen op zijn vakgebied niet kon verklaren als een gevolg van het haar overkomen ongeval, heeft de rechtbank op zijn advies aanvullend medisch onderzoek door de psychiater drs. Gerssen gelast, in het bijzonder om de situatie na het ongeval als de hypothetische situatie zonder ongeval te beoordelen.

2.6.  Thans blijkt uit het psychiatrisch onderzoek, zoals hiervoor is gerelateerd, dat geen sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld of significante beperkingen. In ieder geval heeft drs. Gerssen vastgesteld dat de klachten van [eiseres] op zijn vakgebied er ook zouden zijn geweest of op enig moment hadden kunnen ontstaan als haar het ongeval niet was overkomen. Uit zijn rapportage volgt dan ook onomwonden dat de klachten niet aan het ongeval kunnen worden toegeschreven en dat met name de cognitieve klachten kunnen samenhangen met sterke verdringing als gevolg van vroegere traumatische gebeurtenissen.

2.7.  Anders dan [eiseres] bij de rechtbank ingang wil doen vinden, kan op grond van zowel het deskundigenrapport van de neuroloog als dat van de psychiater niet worden geconcludeerd dat de klachten en/of beperkingen die [eiseres] ervaart, door haar aangeduid als pijnsyndroom, het gevolg zijn van het ongeval. Weliswaar heeft de deskundige Wokke vastgesteld dat [eiseres] een wiphlash associated disorder (WAD) graad 1 heeft doorgemaakt, maar daaraan kan hij de klachten van [eiseres] niet toeschrijven. Ook in de rapportage van Gerssen is geen steun te vinden voor de stelling dat het pijnsyndroom het gevolg is van het ongeval. Bovendien worden door [eiseres], hoewel de deskundige daar herhaaldelijk bij haar naar gevraagd heeft, geen ernstige klachten of beperkingen genoemd. De beide deskundigen hebben voorts vastgesteld dat geen sprake is van aan het ongeval toe te schrijven functieverlies. Gelet op al het vorenstaande is voor redelijke toerekening van [eiseres]s’ klachten of daarop betrekking hebbend nader deskundigenonderzoek dan ook geen plaats. Al hetgeen [eiseres] verder nog naar voren heeft gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden.

2.8.  De conclusie is dat Univé niet gehouden is de door [eiseres] gevorderde schade te vergoeden, zodat de vorderingen afgewezen dienen te worden. Univé heeft de voorschotten ten behoeve van de deskundigenonderzoeken betaald. Ingevolge het bepaalde in artikel 6: 96 lid 2 sub b BW, inhoudende dat kosten ter verkrijging en vaststelling van schade en aansprakelijkheid schade vormen, zullen de kosten van de deskundigenberichten voor rekening van de verzekeraar blijven.
LJN 3262