Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 170321

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-170321

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht

locatie Utrecht

zaaknummer: 8750299 UE VERZ 20-276 pvt/1299

Beschikking van 17 maart 2021

in het deelgeschil van

[VERZOEKER],
wonend in Den Haag,
verzoekende partij,
gemachtigde: F. Krougman,

tegen:

de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd in Utrecht,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H. Boone.

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en ASR genoemd.

1.
De procedure

1.1.
[VERZOEKER] heeft een verzoekschrift voor een deelgeschil ingediend. De bijbehorende producties (10 t/m 23) heeft hij later gestuurd en op verzoek van de griffier heeft hij toen ook een toelichting gegeven over de hoogte van zijn (aanvankelijke) verzochte voorschot op het schadebedrag. Daarna heeft hij nog de ontbrekende producties (1 t/m 9) ingediend. ASR heeft een verweerschrift met producties (1 t/m 12) ingediend. Daarop heeft [VERZOEKER] nog een aantal producties (in totaal 4) ingediend. De mondelinge behandeling was op 28 januari 2021. [VERZOEKER] was aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde de heer Krougman. Namens ASR was mr. H. van Katwijk (kantoorgenoot van mr. Boone) aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting. De spreekaantekeningen van zijn gemachtigde zijn in het dossier gevoegd. [VERZOEKER] heeft ter zitting zijn verzoek verminderd.

2.
Het geschil

Waar gaat het om?

2.1.
Op dinsdagochtend 23 oktober 2018 (rond 10.30 uur) reed [VERZOEKER] op zijn scooter op een fietspad (een voorrangsweg) op de Ammunitiehaven in Den Haag. Hij reed daar in tegengestelde richting omdat er wegwerkzaamheden waren en het (brom)fietsverkeer op die manier werd omgeleid. Hij reed rechtdoor en een verzekerde van ASR (een automobilist) kwam vanuit hem gezien van rechts een zijstraat uit. Zij stond stil om het fietspad over te steken en een daarachter gelegen weg in te gaan, maar ze blokkeerde met de neus van haar auto een deel van het fietspad waar [VERZOEKER] op reed. [VERZOEKER] is met zijn scooter tegen de stilstaande auto aangereden. Hij is hard op de grond terechtgekomen en heeft breuken in zijn polsen opgelopen. Hij heeft nog steeds klachten.

2.2.
Voor zowel [VERZOEKER] als de automobilist werd het zicht belemmerd door een bouwkeet vlak naast het fietspad. Die stond vanuit [VERZOEKER] gezien rechts naast het fietspad, vlak voor de zijweg waar de automobilist uitkwam. Vanuit de automobilist gezien stond de bouwkeet direct links naast de weg waar zij uitkwam. In de situatieschets in het verweerschrift is dit goed te zien. De blauwe pijl geeft de richting van [VERZOEKER] aan op de scooter, de rode pijl geeft de richting aan van de automobilist en het gele blok moet de bouwkeet voorstellen. Partijen zijn het erover eens dat de bouwkeet daar niet helemaal juist was ingetekend, dit is in het plaatje hieronder iets aangepast (het is dichter langs het fietspad geplaatst).

(plaatje helaas niet reproduceerbaar, red. LSA LM) zie https://www.wetdeelgeschillen.info

2.3.
ASR heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, met inachtneming van een percentage eigen schuld van [VERZOEKER] van 25%.

Wat wil [VERZOEKER]?

2.4.
[VERZOEKER] vraagt, na vermindering van zijn verzoek, voor recht te verklaren dat ASR volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, met veroordeling van ASR in de begrote kosten van het geschil.

Wat vindt ASR?

2.5.
ASR vindt dat [VERZOEKER] heeft bijgedragen aan het ongeval omdat hij de kruising niet met de nodige voorzichtigheid heeft benaderd. Zij vindt dat het verzoek moet worden afgewezen en dat ook de kosten moeten worden afgewezen of hooguit op 75% (berekend met een lager aantal uren en uurtarief) moeten worden begroot.

3.
De beoordeling

Aansprakelijkheid en eigen schuld


3.1.
ASR heeft de aansprakelijkheid erkend en dat is ook logisch want haar verzekerde blokkeerde met de neus van haar auto een deel van het fietspad (en dat is natuurlijk niet de bedoeling) en [VERZOEKER] is daar tegenaan gereden en heeft door het ongeval schade opgelopen. Het is best mogelijk, zoals ASR heeft uitgelegd, dat dit de enige manier voor de automobilist was om het naderende (brom)fietsverkeer aan te zien aankomen, want de bouwkeet stond daar, op zijn minst, onhandig. Maar of dit zo is, hoeft verder niet duidelijk te worden, omdat ASR de aansprakelijkheid van haar verzekerde voor de gevolgen van het ongeval, met inachtneming van 25% eigen schuld van [VERZOEKER], heeft erkend.

3.2.
De kantonrechter is het met ASR eens dat de schade ook een gevolg is van omstandigheden die aan [VERZOEKER] kunnen worden toegerekend. Hij had zijn snelheid aan de onoverzichtelijke situatie moeten aanpassen en dat heeft hij niet gedaan. Hij zegt dat hij geen auto op het fietspad had hoeven te verwachten en dat is ook zo, maar hij heeft geen enkele verklaring gegeven waarom hij niet had hoeven te anticiperen op de onoverzichtelijke situatie. En dat is nu juist het punt. Hij reed dan wel niet harder dan de toegestane snelheid (30 km per uur) maar hij heeft zijn snelheid niet aan de situatie aangepast, en dat had hij wel moeten doen. Hij naderde namelijk in tegengestelde richting een kruispunt en hij kon door de bouwkeet niet zien wat er uit de zijweg kwam. Hij moet ook geweten hebben dat direct daarachter een zijweg was want hij woonde daar vlak in de buurt. In elk geval moet hij op enig moment de neus van de stilstaande auto in beeld hebben gehad, want hij reed op een voor hem recht doorgaande weg. Als hij zijn snelheid had aangepast dan had hij of op tijd kunnen remmen of genoeg kunnen uitwijken. Dat hij had kunnen uitwijken is goed te zien op de foto's van de situatie. Links van hem was ruimte om uit te wijken naar het direct aansluitende trottoir dat op dezelfde hoogte lag als het fietspad. Maar ook op het fietspad zelf was nog enige ruimte om uit te wijken, want op de foto's is te zien dat de neus van de auto maar een deel (geschat 2/3) van het fietspad blokkeerde, en het fietspad was volgens [VERZOEKER] (op het schadeformulier) 1,5 meter breed en volgens de automobilist (in haar verklaring, productie 7 ASR) 1 tot 1,5 meter breed. En stel dat hem net niet op tijd was gelukt om uit te wijken of te remmen, dan waren de gevolgen in elk geval een stuk minder erg geweest als hij zijn snelheid wel aan de situatie had aangepast.

3.3.
In haar verweerschrift gaat ASR niet meer uit van 25% maar van 50% eigen schuld van [VERZOEKER], eventueel met een billjkheidscorrectie in haar nadeel van hoogstens 75/25. Maar dat [VERZOEKER] voor de helft heeft bijgedragen aan het ongeval, dat blijkt niet voldoende uit haar stellingen. De situatie was ook weer niet zo onoverzichtelijk dat hij bijvoorbeeld stapvoets had moeten rijden. Hij kon en mocht ervan uitgaan dat de omleiding redelijk veilig was. Het nieuwe standpunt van ASR dat sprake is van 50% eigen schuld wordt dus verworpen.

3.4.
Op basis van de mate waarin [VERZOEKER] aan het ontstaan van het ongeval heeft bijgedragen, vindt de kantonrechter een causaliteitsverdeling van 75/25 reëel.

3.5.
Dit percentage kan worden bijgesteld, zo volgt uit artikel 6:101 BW, als de billijkheid eist dat er een andere verdeling plaatsvindt (de zogenoemde "billjkheidscorrectie"), maar [VERZOEKER] doet hier geen beroep op en daar is ook geen aanleiding voor. De aard en de ernst van het letsel dat hij heeft opgelopen bij zijn val is niet zo ernstig dat dit reden zou zijn voor een hogere schadevergoedingsplicht dan 75%.

Conclusie

3.6.
De conclusie is dus dat het verzoek van [VERZOEKER] om voor recht te verklaren dat ASR volledig aansprakelijk is, wordt afgewezen.

Kosten deelgeschil

3.7.
De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten, ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

3.8.
De gemachtigde van [VERZOEKER] gaat uit van een uurtarief van € 225 en 24,5 uren (€ 5.512,50). Ter zitting heeft hij toegelicht dat zijn uurtarief voor zijn 2 uren reistijd wel lager, op € 125, kan worden begroot (dus in totaal € 200 minder).

3.9.
ASR vindt (primair) dat de kosten op nihil moeten worden begroot, maar mochten de kosten toch worden begroot, dan is volgens ASR een uurtarief van € 150 (inclusief kantoorkosten en exclusief BTW) redelijk, aanvankelijk met 11 uren voor het ingediende verzoek, maar op basis van het verminderde verzoek met minder uren.

3.10.
Er is geen reden om de kosten niet of op nihil te begroten, zoals (primair) ASR vindt. Want het verzoek is niet volstrekt onnodig of onterecht ingediend en de beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

3.11.
De kosten zullen dus worden begroot, maar wel op basis van het verminderde verzoek.

3.12.
Zoals bij bijna elk deelgeschil zijn partijen het niet eens over de hoogte van het uurtarief en het aantal uren. Dat zijn in feite communicerende vaten. Zo zal een gespecialiseerde letselschade advocaat een hoger uurloon rekenen, maar daar staat tegenover dat hij zijn kennis op orde heeft, snel tot de kern doordringt, en dus minder tijd nodig heeft voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak. Een minder ervaren advocaat zal hiervoor meer tijd inlassen en bijvoorbeeld extra tijd besteden om zich in te lezen in de relevante literatuur en jurisprudentie, maar zal ook een lager uurloon rekenen.

3.13.
De gemachtigde van [VERZOEKER] is geen advocaat en hij is als belangenbehartiger niet ingeschreven in een kwaliteitsregister zoals het Nivre. Hij vraagt wel een uurtarief dat binnen de bandbreedte ligt van een (ervaren) gespecialiseerde advocaat maar dat is hij dus niet. Het zal best zo zijn dat hij het aantal uren dat hij heeft opgegeven voor het aanvankelijke verzoek daadwerkelijk heeft besteed, en dat mag ook maar daar hoort dan geen advocaten specialistentarief bij, ook niet voor zijn cliënt.

3.14.
De gemachtigde van [VERZOEKER] heeft toegelicht dat hij het tarief van zijn voorganger (net als hij geen advocaat) heeft overgenomen en dat ASR in de voorfase dit tarief aan deze voorganger en aan de gemachtigde van [VERZOEKER] heeft vergoed. Dit is in dit geval niet doorslaggevend. Bepalend is hier dat het gaat om een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Aanvankelijk ging het ook nog over een voorschot van € 15.000 maar na wijziging van het verzoek gaat het alleen nog om de vraag of ASR volledig of deels aansprakelijk is. Dit rechtvaardigt niet de verzochte kosten van € 5.312,50 (met blijkbaar daarbovenop nog de btw en 6% kantoorkosten). Gelet op de ervaring en specialisatie van de gemachtigde en het aantal uren dat hij voor het verminderde verzoek nodig zou hebben gehad, worden de redelijke kosten voor het gewijzigde verzoek en de verdere behandeling van de zaak begroot op 10 uur x € 185 (inclusief btw en kantoorkosten), dus op € 1.850. Daar moet het griffierecht van € 499 dat [VERZOEKER] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden.

3.15.
Als de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, geldt dit ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil. Het gaat immers om kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. ASR zal daarom worden veroordeeld tot betaling van 75% van de begrote kosten, dat wil zeggen een bedrag van € 1.761,75.

Uitvoerbaar bij voorraad?

3.16.
De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat. Dit volgt uit artikel 10 19b Rv.

4.
De beslissing

4.1.
wijst het verzoek af;

4.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 1.850,00 (inclusief btw en kantoorkosten) te vermeerderen met het door [VERZOEKER] betaalde griffierecht van € 499,00 en veroordeelt ASR tot betaling van 75 % daarvan en dus op € 1 .761,75 aan [VERZOEKER];

4.3.
wijst liet meer of anders verzochte af;

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Thé-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.

Met dank aan wetdeelgeschillen.info voor de publicatie van deze uitspraak: https://www.wetdeelgeschillen.info

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-170321