Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 131217 fietsongeval door uitwijkmanoeuvre; onvoldoende bewijs voor gevaarzetting geparkeerde auto's en/of onverhoeds oversteken voetganger

Rb Midden-Nederland 131217 fietsongeval door uitwijkmanoeuvre; onvoldoende bewijs voor gevaarzetting geparkeerde auto's en/of onverhoeds oversteken voetganger
kosten begroot op € 1.200,00 (8 uur x uurtarief van € 150,00)

2. De feiten

2.1. Op 23 mei 2015 heeft een fietsongeval plaatsgevonden als gevolg waarvan X een gebroken nek en een partiele dwarslaesie heeft opgelopen. X reed die dag om omstreeks 18:45 uur op zijn nieuwe sportfiets over de Heideweg te Stroe, komend uit de richting van de Welgelegenweg. De Heideweg is een rechte, voor openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom van ongeveer vier meter breed. Er geldt een maximumsnelheid van 60 km per uur. Aan beide kanten van de weg bevindt zich een berm, waarvan aan één kant met een greppel. Deze berm, waar het ongeval plaatsvond, is ongeveer 1.60 meter breed. De berm aan de andere kant, waar zich ook een uit/inrit bevindt, is ongeveer 3.17 meter breed. Het was op de bewuste dag droog en licht weer. Bezien vanuit de richting waar X vandaan kwam, stond ter hoogte van de uit/inrit rechts een rode personenauto geparkeerd van het merk Peugeot, type 206 (eigendom van mevrouw A., de vriendin van Y). Links van de weg stond een witte bestelauto geparkeerd van het merk Fiat, type Ducato (eigendom van Y). Bij het naderen van de auto's is Y geschrokken, waardoor hij een uitwijkmanoeuvre naar links heeft gemaakt, langs de geparkeerde Fiat Ducato, met zijn rechterschouder de linkerbuitenspiegel raakte en vervolgens terecht is gekomen in de greppel.

2.2. X heeft blijkens het proces-verbaal van de politie op 9 juni 2015 als volgt verklaard: "Tijdens mijn fietstochtje dat ik maakte op zaterdag 23 mei 2015 kwam ik op de Heideweg terecht. Eenmaal daar aangekomen zag ik het volgende: Ik zag dat een personenauto schuin over de rijbaan geparkeerd stond. lk zag dat hij iets met zijn wielen in de berm stond. Ik zag dat er een bedrijfsvoertuig aan de andere kant van de weg stond. Ik zag dat deze ook schuin stond met zijn achterkant mijn kant op. lk zag dat de twee weghelften waar de rijbaan uit bestond voor het grootste gedeelte geblokkeerd was door deze twee voertuigen. lk zag ook dat er tussen deze twee voertuigen genoeg ruimte was om er tussen door te fietsen om mijn weg te vervolgen. Toen ik de intentie had om tussen deze twee voertuigen door te fietsen zag ik plotseling een man vanachter (1) van de voertuigen de rijbaan oplopen. Deze man was vermoedelijke een bestuurder van een (1) of van de twee (2) voertuigen die daar stonden. ln mijn optiek heeft deze man niet gekeken of er verkeer aankwam en is hij gewoon de rijbaan opgelopen. Van de actie van deze man ben ik zo ontzettend geschrokken, ik dacht namelijk dat ik hem aan zou rijden als ik rechtdoor zou gaan, dat ik met mijn fiets naar links ben uitgeweken. Tijdens mijn uitwijk manoeuvre ben ik met mijn bovenlichaam tegen de buitenspiegel van het bedrijfsvoertuig aangekomen en ben daarbij met mijn fiets in de droge sloot beland. Ook hoorde ik de man zeggen: "sorry, sorry', of woorden van gelijke strekking."

2.3. Y heeft blijkens het proces-verbaal van de politie op 1 augustus 2015 verklaard: "Op zaterdag 23 mei 2015 kwam ik uit de in/uitrit rijden met mijn witte bestelbus. Ik parkeerde mijn witte bestelbus aan de overzijde van de weg, in de berm. Bij het uitstappen moest ik al zijwaarts lopen naar achter toe om niet in de sloot te vallen. Mijn vriendin kwam erachter aan met de auto en parkeerde de auto net na de uit/inrit. Ze stond aan de rechterkant van de weg. Ik ben vanaf mijn witte bestelbus weer naar de overkant gelopen om het hek dicht te doen. Ik heb gekeken naar het einde van de straat richting de Welgelegen weg en zag niemand aankomen. lk heb het hek dicht getrokken en ben weer naar de overkant van de weg gelopen naar mijn witte bestelbus. Ook toen heb ik geen fietser gezien. lk stond ter hoogte van mijn trekhaak van mijn bus en ik hoorde ineens: "Hee joh". Op het moment dat ik dat hoorde schoot een fietser links voorbij tussen slootkant en mijn witte bestelbus in. De fietser kwam tegen tegen de linker buitenspiegel aan en de fietser viel links de sloot in. lk ben toen gelijk naar de fietser gelopen en vroeg wat ik kon doen. (...)"

2.4. Op verzoek van X heeft op 17 januari 2017 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. X, Y en diens vriendin A. zijn als getuigen gehoord. Y heeft onder meer het volgende verklaard: (...) 4. lk heb het hek open gedaan, ik ben rechtsaf geslagen en heb de bus toen aan de linkerkant van de weg geparkeerd. Mr. Van Katwijk overhandigt mij een uitdraai. De positie van de auto's op de uitdraai klopt. lk zie dat er ook afstanden zijn vermeld. Volgens mij kloppen die afstanden ook. De stippellijn geeft goed aan hoe ik ben gelopen. Dit was de kortste weg en zo is het ook gegaan. Het klopt verder dat ik met de bus met de beide linker wielen in de berm stond. 5. Ik stapte uit en liep weer naar het hek toe. Op dat moment kwam mijn vriendin aangereden (zij was achter mij aangekomen). Zij reed ook de dam af en parkeerde haar auto strak, net met de beide voorbanden op het asfalt. Ze stond dus min of meer op de inrit. Op dat moment stond ik bij de rechterpaal van het hek om het hek weer dicht te doen. lk geef dit met een pijl aan op de uitdraai. 6. Ik heb toen het hek dicht gedaan. lk heb over de weg heen gekeken richting de Welgelegenweg om te zien of er iets aan kwam. Ik zag niets aankomen. Ik ben toen aan de rechterkant van de auto van mijn vriendin de weg op gelopen. lk stak over en stond op een gegeven moment ter hoogte van de trekhaak van mijn auto. Toen merkte de X mij op. Daarvóór had ik hem niet gezien. Hij reed toen links langs mijn bus, raakte de linker spiegel aan de voorkant van de bus, en reed de sloot in. Naar mijn idee had hij daarbij een redelijk tempo. Ik weet niet waarom hij op deze manier reed. (...) 8. U zegt mij dat volgens X hij van mij schrok toen ik opeens achter de personenauto vandaan kwam en dat hij daarom links langs mijn bus is gereden. Volgens mij is het gegaan zoals ik zojuist heb verklaard. 9. U vraagt mij of ik er een verklaring voor heb waarom ik X niet heb gezien toen ik uitkeek voordat ik overstak, en dat hij er opeens wel bleek te rijden. Nee, ik heb daar geen verklaring voor. 10. Toen dit gebeurde zat mijn vriendin nog in haar auto. Zij heeft mij verteld dat zij omgedraaid zat omdat de beide kinderen achterin ontiegelijk vervelend waren. Zij heeft mij verteld dat zij niets van het voorval heeft gezien. Ik weet niet of zij X heeft gezien toen hij kwam aanfietsen. Op de vragen van mr. Douma antwoord ik als volgt: (...) 4. Toen ik overstak heb ik naar links gekeken. Ik kon makkelijk over de personenauto heen kijken. Op een vraag van mr. Van Katwijk antwoord ik: 1. Ik kon niet gewoon langs de linkerkant van mijn auto naar de weg lopen omdat er te weinig ruimte in de berm was. Daarom ben ik met mijn buik in de richting van de auto naar de achterkant gelopen."

A heeft verklaard: (...) 4. Ik heb de fietser pas gezien toen hij de sloot ingereden was. Ik heb hem niet zien aankomen en ik heb het voorval verder niet gezien. Ik zat namelijk met mijn rug naar de weg omdat de kinderen achterin vervelend waren.

X heeft onder meer verklaard: 1. Ik kan mij nog redelijk goed herinneren wat er op 23 mei 2015 is gebeurd. lk ging een ritje maken op mijn sportfiets die kort daarvoor gekocht had. (...) 2. Ik kwam van de Welgelegenweg en fietste de Heideweg op. In de verte zag ik twee auto's staan. lk teken hun positie in op de door aan mij gegeven plattegrond. 3. lk zag dat het vrij krap was maar dat ik nog wel tussen de beide auto's door kon. Toen ik bij de doorgang aankwam werd de weg versperd door een voetganger die de weg op kwam gelopen. Ik schrok daarvan en ik ben toen uitgeweken en ik heb geprobeerd linksom langs de geparkeerde auto te gaan. lk geef de route van de voetganger en mijn eigen route op deze schets aan. Ik botste toen tegen de spiegel van de auto aan en lag verlamd in de sloot. 4. Ik zal zo'n 20 km per uur hebben gefietst hooguit. Ik denk iets tussen de 18 en de 20 km. Er zit wel een snelheidsmeter op de fiets maar die deed het niet. Ik heb niet geremd, dat weet ik nog. Ik heb niet gezien of het lastig was om door de berm langs die auto te komen. 5. Wat mij voor de geest staat is dat de voetganger van achter de personenauto mijn richting op liep. Ik weet niet of de voetganger op dat moment in een bepaalde richting keek. Ik heb wel iets geschreeuwd maar ik weet niet meer wat. 6. U zegt mij dat de voetganger, Y], als getuige heeft verklaard dat hij al overgestoken was toen ik aankwam en bij de trekhaak van zijn auto stond. Volgens mij klopt dat dus niet. In mijn optiek is er geen ruimte voor enige twijfel. Zoals ik mij herinner kwam hij tussen die beide auto's mijn kant op. 7. U zegt mij dat volgens de twee reeds gehoorde getuigen de personenauto niet in de inrit van de hondenvereniging stond, zoals ik heb ingetekend, maar voor het metalen hek naast de inrit van de hondenvereniging. Dat zou kunnen kloppen. lk heb de beide auto's getekend in hun relatieve positie ten opzichte van elkaar. De achterzijde van de grotere auto bevond zich dus ongeveer tegenover het midden van de personenauto, misschien een heel klein beetje anders maar niet veel. 8. Op mijn schets heb ik de personenauto getekend met de voorzijde in de lengterichting van de weg. Heel erg zeker weten doe ik dit overigens niet. U toont mij de schets van de Y. Volgens mij stond de auto met de voorzijde wel iets meer in de lengterichting van de weg, en wel in de richting van de andere auto. (...) Op de vragen van mr. Van Katwijk antwoord ik als volgt: (...) 2. Toen ik de auto's naderde heb ik mijn snelheid niet aangepast want ik dacht dat ik er wel tussen door kon. Dat had volgens mij ook wel gekund als de voetganger daar niet gelopen had. 3. Ik heb niet over de personenauto heen gekeken, maar toen ik aan kwam fietsen heb ik niemand gezien. 4. Ik geef met een kruisje op de schets aan waar de voetganger zich volgens mij op dat moment bevond (...) 5. lk schat de afstand tussen ons beiden op dat moment in op ongeveer tien meter maar ik ben niet goed in afstand schatten. Het was in ieder geval een reflex van mij, een schrikreactie om links langs die auto te willen gaan. 6. Het staat me bij dat dat de voetganger op dat moment met zijn gezicht in mijn richting keek. lk raakte de auto pas bij de buitenspiegel. lk reed toen nog op volle snelheid."

Y heeft daarna nader verklaard als volgt: 1. U houdt mij voor dat de verklaring van mij en die van X verschillende zijn. (...) Ik weet 100% zeker dat het gegaan is zoals ik heb verklaard. 2. Ik weet ook 100% zeker dat mijn bus en de auto van mijn partner niet min of meer tegenover elkaar stonden maar veel verder uit elkaar, zoals ik op mijn schets heb aangegeven. Het was dus niet zo dat er een klein gedeelte tussen beide auto's vrij was om tussendoor te fietsen. 3. Toen ik bij mijn trekhaak stond ik stil. Ik stond stil omdat ik opeens een geluid hoorde. lk was bezig om linksom om de auto heen door de berm naar het linker voorportier te gaan. Het geluid wat ik hoorde was iets van 'hey joh" of zo. Voor de rest heb ik op dat moment niet iets gehoord zoals het geluid van een fiets. Wel merkte ik dat X op zijn fiets langs mij schoot. Op de vraag van mr. Douma antwoord ik als volgt: 4. Het klopt dat ik volgens mijn schets schuin de weg overstak en dus niet kon zien wat zich achter mij op de weg bevond, maar zoals ik heb verklaard, ik had wel van tevoren uitgekeken voordat ik overstak. Op een vraag van mr. Van Katwijk antwoord ik als volgt: 5. 1k liep rechtop toen ik het hek dicht deed en daarna overstak. Ik ben iets langer dan 1.80 m."

2.5. Bij brief van 23 oktober 2015 heeft X Y in zijn hoedanigheid van overstekende voetganger aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade.

2.6. Y, en ASR als de aansprakelijkheidsverzekeraar van Y, hebben de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

2.7. X heeft bij brieven van respectievelijk 12 en 13 april 2017 Delta Lloyd en Achmea aansprakelijk gesteld. Delta Lloyd is de WAM-verzekeraar van de Fiat Ducato. Achmea is de WAM-verzekeraar van de Peugeot, type 206. X heeft de aansprakelijkstelling gegrond op het verwijt dat beide voertuigen gevaarzettend en onrechtmatig geparkeerd waren.

3. Het (deelgeschil

3.1. X verzoekt de rechtbank: - voor recht te verklaren dat Y aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade en dat Y, dan wel ASR uit hoofde van artikel 7:954 BW, dan wel Delta Lloyd en/of Achmea uit hoofde van artikel 6 WAM deze schade aan hem dient te vergoeden, te bepalen dat de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na factuurdatum, voor vergoeding door Y, dan wel ASR, dan wel Delta Lloyd en/of Achmea in aanmerking komen op grond van artikel 6:96 BW en dat in dit verband het honorarium van mr. A.M. Douala begroot dient te worden op een bedrag van € 1.200,00 (8 uur x 150,00).

3.2. X heeft ter onderbouwing van zijn verzoek — kort weergegeven — het volgende gesteld. Volgens X heeft Y onzorgvuldig gehandeld door plotseling van achter het geparkeerde voertuig van zijn vriendin de rijbaan over te steken zonder zich er (voldoende) van te vergewissen dat er geen verkeer naderde. Hij is van mening dat hij daarop niet kon en hoefde te anticiperen. X stelt dat dit handelen van Y temeer gevaarzettend was omdat de hem toebehorende bestelauto en de personenauto van zijn vriendin zodanig geparkeerd waren dat de doorgang voor X beperkt was. X zag zich bij de plotselinge oversteekmanoeuvre van Y genoodzaakt naar links uit te wijken. Hij acht Y aansprakelijk op basis van artikel 6:162 BW dan wel artikel 185 WVW en Delta lloyd en Achmea op grond van artikel 6 WAM en artikel 185 WVW.

3.3. Y, ASR, Delta Lloyd en Achmea voeren verweer. Op de standpunten van de verschillende partijen zal de rechtbank hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan.

4. De beoordeling
4.1. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of in het onderhavige geval door Y als voetganger gevaarzettend is gehandeld en daarnaast of de beide auto's gevaarzettend en onrechtmatig geparkeerd stonden.

4.2. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Gevaarzetting is het scheppen of laten voortduren van een gevaarlijke situatie. De vraag of de veroorzaking van schade door het in het leven roepen of laten voortbestaan van een gevaar onrechtmatig is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de grootte van de kans dat daaruit een ongeval ontstaat, de kenbaarheid van het gevaar, de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen voorzorgsmaatregelen. Hierna wordt eerst ingegaan op de stelling dat de beide auto's gevaarzettend geparkeerd stonden. Daarna komt de handelwijze van Y als voetganger aan de orde.

4.3. Volgens X waren de beide auto's zo geparkeerd dat de doorgang op de Heideweg tussen de Fiat Ducato en de Peugeot 206 zeer beperkt was, Y heeft dit bestreden. De vraag is dus of de door X geschetste situatie voldoende aannemelijk is geworden om hier van uit te gaan. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. X heeft een foto overgelegd waarop de ambulance is te zien. Hij stelt dat daar eerst de Fiat Ducato stond, voordat deze verplaatst was om de ambulance door te laten. Toen de politie arriveerde was dit al gebeurd, zodat de exacte locatie van de auto op dat moment niet rneer kon worden vastgesteld. Het is niet uitgesloten dat de ambulance op de plek van de Ducato is gaan staan, maar naar het oordeel van de rechtbank is dit een onvoldoende concrete aanwijzing. Dit betekent dat de situatie ter plekke beoordeeld dient te worden op basis van de afgelegde verklaringen. De rechtbank acht in dat verband van dloorslaggevend belang dat X in eerste instantie heeft verklaard dat er genoeg ruimte was om tussen de beide geparkeerde auto's door te fietsen en dat er voor hem geen aanleiding was om zijn snelheid van ongeveer 20 km te minderen. Daarna heeft hij weliswaar verklaard dat de doorgang erg krap was maar hoe deze verklaring zich verhoudt tot zijn eerdere verklaring is niet duidelijk geworden. Bovendien wordt dit ontkracht door de verklaring van Y. Y heeft verklaard dat hij bij het rijden uit de uitrit rechtsaf is geslagen en dat dit tot gevolg heeft gehad dat de auto's schuin tegenover elkaar stonden, en niet recht tegenover elkaar zoals X heeft aangegeven. Volgens Y stond de Fiat Ducato bovendien voor een groot deel in de berm, zodat er voldoende ruimte was op de vier meter brede Heideweg. Anders dan X heeft betoogd, is deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank voldoende consistent.
Y heeft vanaf het begin eenzelfde onderlinge (schuine) positie van de beiden auto's getekend. Een beperkt verschil tussen de situatieschetsen, en ook het ontbreken van een specifieke aanduiding van de wijze van oversteken, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hieraan geen betekenis kan worden toegekend.

4.4. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat Y en A hun auto's dusdanig hadden geparkeerd dat er voldoende ruimte was voor overige weggebruikers, in ieder geval voor een fietser. Dit betekent dat redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat het ongeval is ontstaan door de wijze van parkeren van de auto's. Y en A behoefden naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet te verwachten dat de situatie voor normale oplettende en zorgvuldige verkeersgebruikers problemen zou opleveren.

4.5. X verwijt Y in zijn hoedanigheid van voetganger dat hij plotseling van achter de geparkeerde Peugeot van zijn vriendin de rijbaan is overgestoken zonder zich er (voldoende) van te vergewissen dat er geen verkeer naderde. Volgens X had dit tot gevolg dat hij Y pas zag toen deze zich tussen de beide auto's bevond. Y heeft echter een andere lezing over de toedracht gegeven. Hij heeft verklaard dat hij in de richting van X heeft gekeken alvorens over te steken maar dat hij niets heeft gezien en dat hij al bij de trekhaak achter de Fiat stond op het moment dat hij X aan zag komen. Het kan volgens hem niet zo zijn dat X hem plotseling zag opduiken vanachter de Peugeot omdat zijn lengte (1.80 meter) maakt dat hij ook achter de Peugeot van ongeveer 1.40 meter zichtbaar moet zijn geweest. De verklaring van A kan buiten beschouwing blijven. Zij heeft aangegeven dat zij X niet heeft zien aankomen en het voorval verder niet heeft gezien.

4.6. De rechtbank stelt het volgende voorop. Aangezien X zich erop beroept dat Y onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij beter had moeten uitkijken alvorens de oversteekmanoeuvre te maken, ligt het op zijn weg om dit aan te tonen. De vraag is of hij dit in het licht van de verklaring van Y, waaruit veeleer valt af te leiden dat partijen elkaar simpelweg niet hebben gezien, in voldoende mate heeft gedaan. Daarbij moet betrokken worden dat op grond van artikel 164 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt dat een partijverklaring omtrent door de partij te bewijzen feiten alleen bewijs in het voordeel van de betreffende partij kan opleveren indien de verklaring ter aanvulling van onvolledig bewijs strekt. Beoordeeld moet worden of de door X afgelegde verklaring tegen de achtergrond hiervan voldoende gewicht in de schaal legt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Al met al is enkel op basis daarvan de door hem geschetste toedracht niet aannemelijk geworden zodat er niet van uitgegaan kan worden dat Y als voetganger een verwijt kan worden gemaakt. X heeft nog gewezen op een aantal omstandigheden die volgens hem de verklaring van Y ontkrachten. Hij heeft aangevoerd dat Y pas op 1 augustus 2015, dus ruim 2 maanden na het ongeval, door de politie gehoord, nadat hij werd geconfronteerd met het feit dat X hem schuldig achtte aan het ontstaan van het ongeval en dat zijn verhaal op het punt van de locatie van de beide auto's niet van meet af aan hetzelfde is. De rechtbank gaat hier echter als onvoldoende onderbouwd voorbij. De verklaringen van Y zijn voldoende consistent.

4.7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van X moet worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.8. Met betrekking tot de kosten van de onderhavige deelgeschilprocedure overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv dient de deelgeschilrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet kan worden toegewezen. Dit lijdt alleen als uitzondering indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De kosten dienen evenwel te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

4.9. Omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, zal de rechtbank de kosten slechts begroten en niet tevens een veroordeling tot betaling daarvan uitspreken. X heeft aanspraak gemaakt op een bedrag van € 1.200,00 (8 uur x uurtarief van € 150,00). Er is geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het bedrag. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met de omvang en complexiteit van de zaak, zodat de rechtbank de kosten zal begroten op het verzochte bedrag. wetdeelgeschillen.info